AIFFEISEN-BODE OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT BIJ DE JAARWISSELING. HET VRAAGSTUK DER BELASTINGEN. DE CONVERSIELEENING AANVAARD! REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TELEF. 15867 NEGEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 7 1 JANUARI 1947 Bestuur en Directie van de Centrale Bank wenschen bij de jaar wisseling aan- alle functionarissen van de aangesl ten banken een gezegend en voorspoedig. 1947 en betuigen hun hartelijken dank aan allen, die in het afgeloopen jaar hun beste krachten gaven om het zware en omvangrijke werk, dat van hen onder moeilijke omstandig heden in het algemeen belang werd gevergd, tot een goed einde te brengen. Zij hopen van harte, dat, hoezeer zij wenschen dat de banken tot uitbreiding van werkzaamheden mogen komen ter vervulling van hun normale taak, namelijk de stimuleering van het agrarisch bedrijfsleven, deze werkzaamheden in een rustiger sfeer, onder betere omstandig heden en met minder moeilijkheden dan in het afgeloopen jaar, zullen kunnen worden verricht. Moge het streven van onze organisatie met Godes zegen begunstigd worden, opdat zij in staat zal zijn het bedrijfsleven op het platteland te activeeren, bij te dragen tot herstel van de uitgeputte bedrijven en den wederopbouw der getroffen boerenbedrijven te bevorderen. De Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw heeft een rapport opge steld over het vraagstuk der belastingen, waarvan de conclusies als volgt luiden 1. De huidige toestand ten aanzien van de belastingen is voor den Zeeuwschen Land- en Tuinbouw zeer ernstig. In de eerste plaats is, door den grooten achterstand bij den dienst der belastingen, een zeer aanzienlijken achterstand ontstaan bij het opleggen van de aanslagen in de Inkomsten- en Vermogensbelasting. Over het algemeen is de laatst opgelegde aanslag Inkomstenbelas ting, de voorloopige aanslag 1944 en voor de Vermogensbelasting de definitieve aanslag per 1 Januari 1944. Er dient dus nog belasting te worden betaald als volgt a. het verschil tusschen definitieven en voorloopigen aanslag Inkomstenbelasting 1944 b. Inkomstenbelasting 1945 c. Inkomstenbelasting 1946 (pas na 1 Januari 1947) d. Vermogensbelasting 1 Januari 1945 e. Vermogensbelasting 1 Januari 1946 f. Vermogensbelasting 1 Januari 1947 (pas na 1 Januari 1947). Deze belastingen tezamen vormen voor velen reeds zeer aanzienlijke bedragen. In de tweede plaats zullen vermoedelijk begin 1947 de aanslagen Vermogensaanwasbelasting middels voorloopige aanslagen worden op gelegd, die nog groote bedragen zullen vorderen. In de derde plaats zullen hoogstwaarschijnlijk begin 1947 ook wel de aanslagen voor de Vermogensheffing ineens afkomen, wat ook weer aanzienlijke bedragen vorderen zal. Door deze drieledige oorzaak zal de liquiditeitsposifie zeer ernstig worden geschaad, zóó ernstig zelfs, dat, naar de Commissie vreest, hieruit zeer nadeelige gevolgen zullen voortvloeien, niet alleen voor den betrokken land- en tuinbouwer individueel, maar voor onze ge- heele volksgemeenschap. Weliswaar is de liquiditeits-positie na den oorlog gunstig, maar deze zal tengevolge van de bovengenoemde heffingen zóó ernstig dalen, dat een werkelijk gevaar voor onzen land- en tuinbouw dreigt. 2. De positie van land- en tuinbouw, los van bovenstaande, eischt toch reeds zeer liquide middelen. De enorme stijging van het kostenpeil door loonsverhoogingen en gestegen materialenprijzen brengt dit mee. Voorts wordt er op gewezen, dat de geheele land- en tuinbouw in een herstelperiode verkeert. Tengevolge van den oorlog is de cultuur toestand van den grond zeer achteruitgegaan (onvoldoende bemesting en onvoldoende bewerking). Voorts is het noodzakelijk, dat onder houd van gebouwen en werktuigen noodwendig moeten worden uit gesteld. Verder kon vervanging van versleten werktuigen niet, of althans zeer onvoldoende, plaats vinden en tenslotte is door gedwon gen en geforceerde vervreemding (o.a. door vordering) van inventaris (levende en doode) veel schade aangericht. Wel is, door dit laatste vooral, veel schijnwinst gemaakt en zijn hierdoor veel liquide middelen vrij gekomen, maar herstel van het op deze wijze aan de bedrijven onttrokkene zal aanzienlijk meer vorderen dan bij vervreemding is verkregen. Voor de door inundatie en onder oorlogsgeweld getroffen bedrijven geldt dat nog in veelal zeer versterkte mate. 3. Dat nu ten aanzien van de belastingheffingen, onder I. genoemd, reeds zeer aanzienlijke bedragen in den vorm van zekerheids stellingen zijn gevorderd, vermag hierin geenerlei verandering te brengen, daar weliswaar de schulden dan veel minder zijn, maar de liquide middelen in gelijke mate zijn gedaald. Op grond van bovenstaande is besloten a. Het bovenstaande ter kennis te brengen van de Stichting voor den Landbouw. b. Haar te verzoeken stappen te willen doen, dat toch vooral de ambtenaren der belastinge'n de nadrukkelijke opdracht worde gegeven met de invordering de grootst mogelijke soepelheid te betrachten. c. Er den betrokken Minister op te willen wijzen, dat reeds ten gevolge van de zekerheidsstellingen door tal van landbouwers gelden zullen moeten worden geleend om hun belastingschulden te kunnen betalen, waardoor herstel van hun bedrijven, zooal niet onmogelijk gemaakt, dan toch zeer bemoeilijkt wordt. d. Den Minister van Landbouw van dit advies in kennis te willen stellen, teneinde, zooveel als mogelijk is, ook van die zijde steun te ontvangen. e. Speciaal nog eens aandacht te willen schenken aan de positie van de oud-land- en tuinbouwers, die als grondeigenaars door de bepalingen van de wet Vermogensaanwasbelasting en Vermogens heffing ineens (wetsontwerp), wel in een uiterst moeilijke positie komen te verkeeren. f. Te overwegen of hier, via de Stichting voor den Landbouw, niet moet worden gestreefd naar een gezamenlijke actie tezamen met handel en industrie, daar ook in deze takken van volks bestaan wel ongeveer gelijke tóestanden zullen voorkomen. De Zeeuwsche Maatschappij van Landbouw is zich bewust, dat de saneering van ons geldwezen en de afwending van inflatie drastische maatregelen/éischt, maar dat gewaakt moet worden tegen een zoo- danigen belastingdruk, dat ons zwaar gehavende agrarisch productie apparaat de herstel-mogelijkheid wordt benomen. Over het door den Minister van Financiën ingediende voorstel tot het aangaan van geldleeningen ten laste van het Rijk hebben wij in de Raiffeisen-Bode van 1 December 1946 reeds het een en ander medegedeeld. Aan de verslagen over de behandeling van dit ontwerp in de Tweede Kamer ontleenen wij thans het volgende Hoewel de meeste Kamerleden in principe met de conversieleening accoord konden gaan, teekenden zij echter verzet aan tegen het voor nemen van den Minister om, indien men niet aan de conversie wenschte deel tenemen, de bedragen der af te lossen stukken te boeken op een conversierekening tegen een rente van terwijl de tegoeden gedurende 5 jaar geblokkeerd bleven. Bovendien werden tegen de voorgenomen verlaging der rente voor staatsleeningen nog de volgende bezwaren aangevoerd 1. Het grootste gedeelte der uitstaande stukken is eigendom van Rijksfondsen, zoodat een daling van de rente-inkomsten een te kort bij die fondsen zou gaan beteekenen. 2. Een verlaging v§,n de opbrengst der inkomstenbelasting.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1947 | | pagina 1