DE GELDSANEER1NG (II)
In het November-nummer van de Raiffeisen-Bode werd in het kort
weergegeven de eerste phase van het groote veldtochtsplan der geld-*
zuivering, de blokkeering van het omloopende chartale en éiral®
geld, zooals ons deze in het inmiddels verschenen Witboek wordt
tfeteekend
Thans is de tweede phase, die der deblokkeering aan de beurt. 1
Eerst in deze phase kreeg de geldsaneering inderdaad het karakter h
van een veldtocht, waarin immers regelmatig de te treffen maatregelen 1
moeten worden aangepast aan het feitelijke verloop van het gevecht.J
Eenige theoretische grondslagen der deblokkeering.
Het primaire doel van de geldzuivering bestond in het herstel van
het evenwicht tusschen de hoeveelheid geld en goederen. Gestreefd!
moest worden naar het herstel van een geldsomloop, die bij een|
bepaald prijsniveau juist voldoende was, om de uit de productie ter
beschikking komende goederen tegen de geldende prijzen af te zettenj
Als normale geldcirculatie werd vóór den oorlog beschouwd een
geldsomloop (giraal en chartaal) ten bedrage van ongeveer de helft
van het bedrag van het jaarlijks inkomen. Hier rezen dadelijk moeilijk
heden, omdat het bedrag van het nationaal inkomen onder de huidige
omstandigheden slechts zeer globaal kan worden geschat. Daar andere
factoren, zooals omloopsnelheid van het geld en omvang van het
girale betalingsverkeer, ook een rol spelen bij de grootte der oank"
biljettencirculatie, bleef het een zoeken en tasten. Vast stond dat in
den aanvang op betrekkelijk ruime schaal moest worden gedeblok
keerd ten behoeve van loonbetalingen en het herstel van minimum kas-
voorraden. Strikt genomen was het vereischt dat-alleen deblokkeering
zou worden toegestaan ten behoeve van de financiering van het loo-
pende productieproces, dus van bedragen, die zouden dienen tot de
vorming, van inkomens, die de belooning zijn voor productieve presta
ties in het loopende productieproces.
In het algemeen moest voorts als beginsel gelden dat de z.g. des-
imvesteeringsgelden, dat waren de geaccumuleerde gelden die door
afschrijving op de kapitaalgoederen uit het productieproces waren
vrijgekomen en waarvoor voorshands nog geen belegging in nieuwe
kapitaalgoederen mogelijk zou zijn, geblokkeerd zouden blijven. Door
uitverkoop en uitstel van vervanging vormden deze desinyesteermgs-
gelden, na aftrek van het gedeelte, dat veroorzaakt werd door direc e
oorlogsschade 2.3 milliard), reeds een bedrag (geschat op 5 a 6
milliard) ongeveer gelijk aan de totale toelaatbare circulatie. Hieruit
blijkt dat het desinvesteeringsgeld voor een groo deel alle reeele
waarde mist. De vervanging der kapitaalgoederen zal dan ook volgens
het Witboek uit nieuwe besparingen moeten geschieden.
Wat den in- en ifitvoer betreft, was het duidelijk, dat de invoer
voorloopig in sterfte mate zou overwegen en tevens dat gezien den
dringenden aard van den import, de financiering door middel van m
het buitenland op te nemen credieten voorshands onvermijdelijk zou
zijn. Deze credieten brachten het monetaire voordeel mede dat zij
een beperkenden invloed op de binnenlandsche geldhoeveelheden
zouden hebben (immers betalen de Nederlandsche koopers de hun
toegewezen invoergoecteren met guldens). Dit monetaire voordeel
wilde men niet te niet doen door voor dien invoer deblokkeering
toe te staan. Daarom werd besloten dat de betaling van den invoer
met vrij geld diende te geschieden.
Voor den uitvoer zouden de exporteurs hun geld op vrije rekening
ontvangen, omdat daartegen uit hoofde van het ontstane valutabezit
monetair geen bezwaren bestaan.
Het pratisch verloop van de deblokkeering
sedert 3 October 1945.
De grondslag voor het te voeren deblokkeeringsbeleid vormde de
Beschikking Deblokkeering 1945 van 26 September 1945 (Staatf-
blad F 196). De voornaamste inhoud van deze beschikking werd reeds
dienzelfden dag door den Minister van Financiën in een radio-rede
bekend gemaakt. Als hoofdgedachte, die aan de deblokkeering werd
ten grondslag gelegd, zou gelden, dat het Nederlandsche volk, om het
dreigende gevaar van een steeds verder voortschrijdende waarde
vermindering van het geld te ^ontgaan, in het vervolg zou moeten
leven uit het loopende inkomen.
Op grond van de uitreiking van de nieuwe muntbiljetten vóór de
inleveringsweek beliep de totale geldsomloop op 2 October 1"45
's avonds wanneer men de circuleerende munten buiten beschou
wing laat rond 90 millioen. De Beschikking Deblokkeering 1945
bracht een reeks van voorschriften, waardoor dit geringe bedrag op
korten termijn belangrijk werd uitgebreid.
Kachtens de beschikking werd om te beginnen direct 100.— op
de geldkaart vrijgegeven. Deze regeling beoogde het herstel van een
minimum kasvoorraad.
Een periodieke (wekelijksche) deblokkeering werd toegestaan ten
behoeve van de betaling van loonen, salarissen, pensioenen, wacht
gelden, lijfrenten enz. Ook de beoefenaars van zelfstandige beroepen
(notaris, deurwaarder, geneesheer, accountant enz.) konden wekelijks
over 100.van hun geblokkeerde tegoed beschikken.
Verder werd de mogelijkheid tot deblokkeering opengesteld voor
de uitgaven voor geboorten, huwelijken, sterfgevallen en dergelijke
bijzondere voorvallen, alsmede voor hen die moesten leven uit de
hoofdsom van hun kapitaal.
Ook werd een aantal categorieën van rekeningen als vrije rekenin
gen aangewezen (o.a. die van rijks-, provinciale- en gemeente
comptabelen). Tenslotte vormden de door de Nederlandsche Bank te
verleenen algemeene en bijzondere vergunningen een belangrijke
mogelijkheid van deblokkeering.
Daar de beschikbare hoeveelheid van het nieuwe bank- en mulV^"
papier begin October 1945 nog slechts uiterst beperkt was, werd de
girale rekening in het leven geroepen. Over deze rekening kon, zooals
bekend, uitsluitend door middel van overschrijving, dus niet in con
tanten worden beschikt. Het uiterst belangrijke voordeel, dat door
deblokkeering op girale rekening werd bereikt, is aldus geweest, dat
de geldzuivering enkele weken eerder kon worden uitgevoerd, dan
anders door het gebrek aan contanten het geval ware geweest. Door
dit voordeel zijn, aldus het Witboek, de moeilijkheden en verwikke
lingen, die zich met betrekking tot de girale rekening hebben voor
gedaan, ruimschoots vergoed.
Teneinde bij voorbaat te ondervangen, dat de te voorziene voor
keur voor chartaal geld zou leiden tot het weigeren van betalingen
in de vorm van overschrijving van tegoeden op girale of vrije reke
ning, werd bepaald dat overschrijving van deze tegoeden gold als
aanbod van betaling in wettig betaalmiddel.
Van elke geblokkeerde rekening werd 1.000. plus 25 /o ^ai
den stand van 12 September 1945 en tot een maximum van 10.000.-
afgesplitst op girale rekening. De datum van 12 September werd ge
kozen, teneinde diegenen, die op aandringen van de Regeering reeds
voordat de geldsaneering officieel werd ingeluid, vrijwillig hun over
tollige kasmiddelen bij banken hadden gebracht, een voorsprong te
geven boven hen, die slechts noodgedwongen hiertoe overgingen.
De tegoeden ontstaan door de inlevering der 100 biljetten zouden
voortaan geheel op denzelfden voet worden behandeld als de andere
geblokkeerde rekeningen. De eenige uitzondering vormde het feit,
dat de afsplitsing van een gedeelte op girale rekening voorloopig om
technische redenen achterwege moest blijven.
Deze girale rekening heeft, zooals werd voorzien nogal tot moeilijk
heden aanleiding gegeven. Aan de chartale geldsoort werd de voor
keur gegeven boven de girale, omdat de aanwendingsmogelijkheid van
de eerste volstrekt algemeen was, terwijl het girale geld slechts met
vergunning in contant geld kon worden omgezet. Het publiek ver
toonde de neiging het contante geld op te potten, zoodat de omloop
van deze geldsoort in bepaalde gevallen te wenschen over ging laten.
Verder prefereerde de zwarte handel het chartale geld om -begrijpe
lijke redenen.
Ook had de invoering van de girale rekening een wijziging in de
betalingsgewoonten tot gevolg. Tal van transacties werden nood
gedwongen langs giralen weg vereffend, terwijl de neiging ontstond,
zoolang men nog over giraal geld beschikte, hiermede te betalen,
alvorens op chartaal geld terug te vallen. Gevolg abnormale uit
breiding van het bankgiro (de boerenleenbanken en de giro-afdeehng
van de Centrale Bank weten hiervan mee te praten De vele giro- tt
opdrachten voor vaak zeer geringe bedragen leidden op tal van plaat- I
sen onvermijdelijk tot het ontstaan van achterstand in de uitvoering
der opdrachten.
De opheffing van de girale rekening, die tijdelijk met ingang van
19 November 1945 was overwogen, werd op dat tijdstip nog niet
antwoord geacht. De drang naar contanten was nog te sterk om de
dant tusschen giraal en chariaal geld -te doorbreken. Ook werd in aan
merking genomen dat juist in December talrijke consumptieve uit
gaven plegen te geschieden en dat de zwarte handel door het vrij-
geven van de girale rekening op genoemd tijdstip ten zeerste zou
kunnen worden gediend. Eerst op 31 December werd het verantwoord
geacht de girale rekening op te heffen en deze gelijk te stellen aan
de vrije rekening, een maatregel waarnaar zooals het Witboek
terecht zegt een aantal weken in breeden kring reikhalzend werd
uitgezien.
Door de talrijke genomen deblokkeeringsmaatregelen had de geld-K
circulatie omstreeks hall November 1945 een dusdanige omvang be-
reikt, dat het wenschelijk bleek om aan verdere deblokkeeringen een
rem aan te leggen. 11111
De eerste schrede op den weg naar beperking der deblokkeering
werd gezet door te bepalen dat de periodieke betalingen uit geblok
keerd tegoed van loonen, salarissen, pensioenen, lijfrenten enz., als
mede voor die aan de beoefenaars van zelfstandige beroepen vanaf
14 November 1945 allereerst ten laste van de girale rekening zouden
moeten geschieden. Eenzelfde voorschrift werd van kracht met ingang
van 16 November voor de algemeene vergunningen (met pitzondering
van een 8-tal) en iets later voor de deblokkeering van 100.— per
maand ten behoeve van studenten.
De tweede groote stap werd gedaan op 1 December, üp dit tijdstip
werden 13 van de 38 algemeene vergunningen tot deblokkeering inge
trokken, terwijl bij de individueele aanvragen tot deblokkeering den
verscherpte selectie zou plaats vinden.
Daar het intrekken van de algemeene vergunningen uiteraard ge
schiedde zonder aanzien des persoons en bijgevolg een tamelijk ruwe
wijze van beperking der deblokkeering inhield, werd het noodzakelijk
geacht, hiertegenover een correctief te scheppen. Overwogen werd
dat weliswaar in het algemeen een tamelijk groot bedrag aan vrij en
giraal geld in het verkeer was gekomen, doch dat de spreiding hier
van nog zeer ongelijkmatig was, zoodat het geboden was, aan mdivi-
duëele moeilijkheden zooveel mogelijk tegemoet te komen. Daarom
werd algemeene vergunning no. 40 afgekondigd, waarbij aan de banken
credietverleening of het beschikken op een debetrekening werd toe
gestaan, ook terwijl geblokkeerd tegoed aanwezig was.
De derde groote stap tot het beperken van den toevoer van nieuw
geld vond medio December plaats. Op 17 December werden de
periodieke uitkeeringen geheel stopgezet.