EEN SCHIP OP STRAND: EEN BAKEN IN ZEE! I De voorzitter van het bestuur, Dr. S. E. B. Bierema wenscht, on danks de schriftelijke toelichting op punt e, nog enkele woorden aan het voorstel tot aanvulling van het Reglement met een Afdeeling C te wijden. Deze zegt, dat het voorstel zonder groot enthousiasme is ingediend, maar dat de omstandigheden er toe gedwongen hebben. Ten eerste is er in de geteisterde gebieden groote credietbehoefte, terwijl niet altijd de bij de statuten voorgeschreven zekerheid geboden kan worden. Na langdurige onderhandelingen is overeengekomen, dat de Staat 70 pet., de Centrale Bank 20 pet. en de betrokken boeren leenbank 10 pet. van het risico zal dragen. Ten tweede zullen in den Noord-Oostpolder credieten gevraagd worden. De bedoeling van den Staat is gedeeltelijk gronden uit te geven aan hen, die ze in cultuur gebracht hebben. Men zou in deze kunnen zeggen, dat de Staat zelt het risico moet nemen. Maar rekening moet gehouden worden met de andere banken; ook Eindhoven trof een regeling in samenwerking met de standsorganisaties. Zouden wij ons onthouden, dan zullen daar de boerenleenbanken niet tot volle ontplooiing komen. De ring Oldambt en Westerwolde heeft een motie ingediend de Noord-Oostpolder niet in de regeling te betrekken. Niet alleen in deze twee, maar in meer en meer gevallen wordt dispensatie gevraagd voor credieten zonder die afdoende persoonlijke of zakelijke zekerheid zooals die bij de boerenleenbanken gebruikelijk was en het gevaar bestaat, dat met de voorschriften de hand zal wor den gelicht. Voor het fonds zijn gelden noodig; beschikbaar is 152.000.—, het saldo van het kapitaal voor bijzondere doeleinden de bijdragen van de boerenleenbanken maken voor haar de lasten niet grooter, daar voorgesteld wordt de premie voor de afdeeling B over de afdeelingen B en C te verdeelen. Het verschil in rente is billijk, omdat een bijzonder risico wordt gedragen; voor de getroffen ge bieden wordt een uitzondering voorgesteld. Ten slotte zegt de heer Bierema, dat in het voornemen ligt een zeer voorzichtig gebruik te maken van de voorgestelde regeling. Nadat de discussie is geopend, wordt op de vraag hoe het bestuur staat tegenover credietverleening aan politieke delinquenten geant- woord dat de leden der boerenleenbanken, die tenslotte in vrijheid zijn gesteld en van wie gebleken is dat zij zich niet aan laakbare handelingen hebben schuldig gemaakt, tenslotte weder in de maat schappij moeten worden opgenomen en er geen reden is om die menschen niet op dezelfde voorwaarden als aan andere leden crediet te verleenen. - Vervolgens wordt de vraag gesteld welke voorwaarden het Kijk zal stellen in den Noord-Oostpolder en of de premie voor de boeren leenbanken niet te hoog is in verband met de limiteering voor de Centrale Bank. De heer Bierema antwoordt hierop dat hij niet bevreesd is voor moeilijkheden met het Rijk over de voorwaarden, dat limiteering van de bijdragen niet onbillijk is en de Centrale Bank niet in de eerste plaats van de regeling zal profiteeren, waarna het voorstel tot aan vulling van het reglement met een afdeeling C en het voorstel tot wijziging van art. 25 met algemeene stemmen wordt aangenomen. Daarna word de vergadering van het Waarborgfonds gesloten en die van de Centrale Bank heropend. De punten 5, 6 en 7 worden aangehouden, totdat de uitslag der verkiezingen is opgemaakt. Aan de orde is thans het voorstel tot wijziging van art. 5 van het huishoudelijk reglement, welk voorstel, zegt de heer Bierema van zeer eenvoudigen aard is en ingegeven door een eisch van de praktijk giro-opdrachten behoeven alleen door den kassier te worden onder teekend. Dit voorstel drijft evenwel een stroom van afgevaardigden naar het podium, waarvan enkelen uitbreiding van de bevoegdheid van kassiers ten deze wenschen, anderen die uitbreiding zouden betreuren in ver band met de verantwoordelijkheid van het bestuur. Dg heer Bierema beantwoordt de verschillende sprekers, daarbij wijzende op de uitzonderingsbepaling in het slot van art, 5 en zegt, dat het bestuur zijn aandacht zal wijden aan alle opmerkingen, maar raadt af wijzigingen in het voorstel aan te brengen, daar het niet mogelijk is thans alle consequenties te overzien. Hierna wordt het voorstel met algemeene stemmen aanvaard. Vervolgens worden de uitslagen van de verkiezingen door den voorzitter der vergadering bekend gemaakt. In de vacature, ontstaan door de periodieke aftreding van den heer Bierema, wordt deze herkozen. In de vacatures van de heeren Dr. S. F. A. C. M. Baron van Wijn bergen en wijlen E. J. Meinsma worden herkozen de heeren M. P. van der Weijden te Zevenhoven en R. A. Wind te Sneek. In de vacatures, ontstaan door periodieke aftreding worden her kozen de heeren N. J. H. Raat en W. J. Klein Lankhorst. Voor zoover aanwezig verklaren de benoemden hun functie gaarne te aanvaarden. Alvorens tot de „Rondvraag" over te gaan, wordt het woord ge geven aan den voorzitter van het bestuur, Dr. Bierema, die aandacht vraagt voor de materieele schade in de organisatie geleden. Het ge bouw der Centrale Bank bleef behouden evenals 582 bankgebouwen der locale banken ongeschonden bleven; 21 werden echter onher stelbaar vernield. Een bedrag groot 97.000.— aan kasgelden ging te loor, maar is door verzekering gedekt. De onderpanden voor de hypothecaire leeningen der Centrale Bank leden wel schade; echter zijn de leeningen nog ruimschoots gedekt. Geen gegevens zijn betref fende de locale banken beschikbaar. In het geheele land werden 6000 boerderijen verwoest, 180.000 ha werden geïnundeerd, 50.000 ha werden in beslag genomen. Weiilig bevredigend is de vergoeding van de schade, maar een wettelijke regeling zal nog getroffen worden. Het personeel van de Centrale Bank bestond zonder uitzondering uit goede vaderlanders, geen leening werd verstrekt op onrechtmatig verkregen bezit, geweigerd werd deel te nemen aan een staats- hypotheekbank, de bezetters werden buiten het bedrijf gehouden. Ook het bestuur brengt hulde aan de hulpcentrales en aan de kas siers, die zooveel en zoo moeilijk werk verrichten ten dienste van de geldzuivering. Het geïnvesteerd kapitaal in den landbouw is met ruim 500 mülioen terug geloopen; de algemeene conclusie is, dat groote credietbehoefte zal ontstaan, doch zeer geleidelijk. De Centrale Bank is volkomen paraat. Toch blijft vorming van voldoende reserve noodzakelijk. Voor belastingen, voornamelijk vermogensaanwasbelasting, waarvan wij een verlaging hebben bereikt, werd millioen gereserveerd. De ongehoord groote opkomst wijst op groote belangstelling in den lande. Welvaart ten plattelande zonder boerenleenbank is ondenk baar. De innerlijke kracht der organisatie is grooter dan ooit te voren, maar wij staan nog voor groote moeilijkheden, o.m. om de waarde van ons ruilmiddel op peil te houden, waarvoor onze geheele organisatie haar best zal doen. De voorzitter dankt den heer Bierema voor zijn mededeelingen en verleent vervolgens het woord aan een rij van sprekers voor de „rondvraag", welke ieder beantwoord worden door den heer Bierema. Deze zegt, dat hem het pleidooi voor een behoorlijke pensioenregeling voor kassiers uit het hart is gegrepen, een behoorlijke regeling is noodzakelijk en wijst op de reeds gegeven richtlijnen. Hij deelt mede, dat in gevallen waar geen regeling was getroffen en de kassier ontslag nam in samenwerking tusschen de betrokken bank en de Centrale een regeling werd getroffen. In deze zijn nog onbevredigende 'toestanden aan de oplossing waarvan wordt gewerkt. Een belangrijk vraagstuk is inderdaad de waardeering der vaste goederen, gelijk een der afgevaardigden heeft betoogd; de kwestie is in studie bij de Stichting voor den Landbouw, welke in voortdurend contact staat met den Minister. De terugbetaling van deposito's op naam van minderjarigen is bij de Wet geregeld en kan derhalve alleen door wetswijziging ver anderd worden. Betreffende afsplitsing en deblokkeering is een zelfde behandeling als de spaarbanken geweigerd, maar deze kwestie zal in de toekomst wel worden opgelost. Ten slotte dankt de voorzitter voor de belangstelling in een geest van saamhoorigheid en sluit de vergadering. In het Financiëele Dagblad van 6 en 12 November j.1. waren een tweetal artikelen opgenomen van den Brusselschen correspondent van dit blad, waarin beschreven wordt hoe de toestand op de Belgische geld- en kapitaalmarkt thans is. Gezien de gelijksoortige belangen dezer beide'landen, die o.a. tot üitdrukking komen in de economische samenwerking, alsmede de overeenkomstige moeilijkheden, achten wij het van zeer veel belang ook in ons orgaan de aandacht te vestigen op den huidigen rinan- ciëelen toestand van onzen nabuurstaat. Immers beide landen hebben den druk der bezetting te verduren gehad en over beide is het oorlogsgeweld een en andermaal heenge gaan. Beide landen zijn overgegaan tot een monetaire saneering en beide hebben nog met velerlei moeilijkheden te kampen. Alvorens uit de bovengenoemde artikelen het een en ander weer te geven, meenen wij goed te doen even in herinnering te brengen, welke geldsaneeringsmaatregelen de Belgische regeering indertijd heeft ge- nomen. België was ruim een half jaar eerder bevrijd dan Nederland, waar door ook de monetaire maatregelen aldaar eerder konden worden ge nomen dan bij ons het geval was. Bedoelde maatregelen werden getroffen in het najaar van 1944, doch het duurde tot Augustus 1945 eer hiervan door ons kennis kon worden genomen. Wij stonden toen dus nog vóór de monetaire saneering. Het doel van de monetaire maatregelen (wij nemen een en ander over uit de Economisch-Statische Berichten van 29 Augustus 1945), was in het kort als volgt weer te geven „a. te verhinderen, dat de latente koopkracht, welke tijdens de be zetting was ontstaan, haar prijsstijgende werking onbeperkt zal uit oefenen b. te streven naar evenwicht in het staatsbudget, opdat tengevolge van opeenvolgende tekorten niet opnieuw yerstoring van het prijs niveau zal plaats vinden c. het prijsniveau in het binnenland stabiel te houden, opdat de ruilverhouding ten opzichte van het buitenland vastgelegd in den wisselkoers, niet steeds ongunstiger wordt d. vermogensinventarisatie met de daaruit voortvloeiende mogelijk heid het belastbare inkomen en vermogen vast te stellen." Welke waren nu de door de Belgische regeering genomen monetaire maatregelen? „Op 9 October 1944 verloren alle biljetten van 100, 500, 1000 en 10.000 frs. hun karakter van wettig betaalmiddel. De kleinere cou-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 2