8 ADVERTENTIËN KASSIER kwantitatieve handelsbeperkingen, subsidiën, staatshandel, valüta- contröle, op welke verplichtingen der leden dan algemeene uitzonde- dringen worden gegeven. De beide volgende hoofdstukken behandelen respectievelijk de beperkende ondernemerspraktijken, die een volledige ontplooiing van den internationalen handel belemmeren en de intergouvernementale goederenregelingen, die voor bepaalde soorten van goederen op ver zoek van de leden door een internationale regeeringsconferentie kunnen worden ontworpen. Deze intergouvernementale goederen-overeenkomsten kunnen slechts gerechtvaardigd worden geacht ter bereiking van de volgende doel einden a. om landen, welke lid van de organisatie zijn, in staat te stellen oplossingen te vinden voor bepaalde goederen-problemen, zondei dat zij hun toevlucht nemen ^tot eenzijdige actie, welke er toe strekt de last hunner problemen op andere leden af te wentelen. b. Om de ernstige economische problemen te voorkomen of te ver lichten, welke kunnen ontstaan, indien tengevolge van de moei lijkheid om andere werkgelegenheid te vinden, de aanpassing van de productie door het vrije optreden van de marktkrachten niet zoo snel geschiedt als de omstandigheden vereischen. c. Om een overgangstijdperk vast te stellen, waardoor de mogelijk heid wordt geschapen, bepaalde goederen-problemen op regel matige wijze op te lossen door overeenstemming tusschen leden- regeeringen over een programma van alomvattende economische aanpassingen, bedoeld om te bevorderen, dat hulpmiddelen en arbeidskrachten uit te sterk uitgegroeide bedrijven naar nieuwe productieve bezigheden worden overgebracht. Het laatste hoofdstuk bespreekt de taak der organisatie en haar organen. De brochure* besluit dan met een gemeenschappelijke verklaring van Amerika en Engeland, waaruit blijkt, dat laatstgenoemd land het met Amerika volkomen eens is op alle belangrijke punten van deze voorstellen en ze aanvaardt als basis voor internationale be sprekingen. Engeland zal gemeenschappelijk met Amerika zijn beste krachten aanwenden om zulke besprekingen, in het licht van door andere landen kenbaar gemaakte inzichten, tot een goed einde te brengen. De bekende landbouw-econoom Dr. J. Oortwijn Botjes geeft zijn antwoord op de vraag „Welke gevolgen zullen deze voorstellen eventuëel kunnen hebben voor den Nederlandschen landbouw?" in het Geldersch Landbouwblad van 2 Augustus j.1. Wij ontleenen hieraan het volgende „Indien de Amerikaansche voorstellen volledig worden doorgevoerd, komen de prijzen der landbouwproducten in ons land op een niveau, dat niet of weinig hooger zal zijn, dan dat van den geldenden wereldmarktprijs. Niemand kan op dit oogenblik zeggen hoe hoog deze prijzen zullen zijn, maar er zijn verschillende omstandigheden, die doen vermoeden, dat zij voor de meeste landbouwproducten lager zullen zijn dan de prijs, waarvoor de Nederlandsche landbouw ze kan voortbrengen. De heer Oortwijn Botjes wijst dan op verschil tusschen landen als Rusland, de Vereenigde Staten, Canada, Argentinië,Australië en Engeland eenerzijds met groote oppervlakten cultuurgrond, veelal in gericht op mechanisatie en in verschillende gevallen beschikkend over voldoende kapitaal, waardoor de productiekosten laag kunnen zijn en anderzijds ons land, met weinig grond en (na den oorlog) weinig kapitaal. De productiekosten in de eerste groep kunnen daar door laag zijn, terwijl onze productiekosten hoog zijn. Ook al kunnen door verlaging van de prijzen der voedermiddelen de productiekosten worden verlaagd, dan zal het toch voor ons land wel heel moeilijk zijn boter en kaas voort te brengen voor dergelijke lage prijzen als andere landen dit kunnen. Toen, na den vorigen oorlog de zuivelprijzen op de wereldmarkt tot een zeer laag niveau waren gedaald, heeft de Nederlandsche regeering de binnenlandsche consumenten hoogere prijzen laten be talen, terwijl daarnaast de export werd gesteund. Na volledige aan vaarding van het principe van de Amerikaansche voorstellen zal dit niet meer mogelijk zijn, omdat daarmede aari ons land de vrijheid wordt ontnomen veel invloed uit te oefenen op den melkprijs, dien de boer ontvangt. Met betrekking tot de akkerbouwproducten is de toestand volgens schr. nog minder gunstig. Canada kan thans reeds tarwe leveren voor 12.per 100 kg., terwijl men zich ook in de Vereenigde Staten voorstelt binnenkort tot deze prijs te kunnen komen. Het lijkt niet onwaarschijnlijk, dat Argentinië en Rusland nog belangrijk lager kunnen gaan. Nog aanzienlijk goedkooper kan de maïs geleverd worden, die als veevoeder concurreert met haver en gerst. De kans, dat de prijs der granen, bij vrije concurrentie, binnen enkele jaren op een prijsniveati komt te liggen, dat de helft bedraagt van ons tegenwoordig prijspeil, is verre van denkbeeldig. Bij aanvaarding van de Amerikaansche voorstellen mist onze regeering de bevoegdheid deze prijzen sterk te beïnvloeden. Ook de suikerprijs en hiermede de prijs der suikerbieten zal bij vrije concurrentie met de tropische landen op een zeer veel lager niveau komen dan thans het geval is. Men vleie zich, aldus de heer Oortwijn Botjes, niet met de hoop, dat de akkerbouw in stand gehouden kan worden door tuinbouw- zaden, landbouwzadep en pootaardappels te produceeren. Men legt zich ook in andere landen op den export dezer .artikelen toe, terwijl de importlanden meer en meer trachten deze zelf voort te brengen. De vraag naar deze producten zal waarschijnlijk minder groot zijn dan velen zich voorstellen. Wij kunnen in ons land deze artikelen wel als bijproduct telen, maar de geheele akkerbouw »kan er niet op steunen. Schr. wijst dan op de in de voorstellen voorkomende bepaling, dat de importlanden maatregelen mogen nemen om het leven of de ge zondheid van mensch, plant en dier te beschermen en vreest, dat het gebruik van deze bepaling (waardoor de import van verschillende artikelen kan worden stopgezet) in de praktijk vaak zal leiden tot misbruik. ¥Wj\ Wanneer de Amerikaansche voorstellen worden aangenomen, wordt ook een zware slag toegebracht aan het stelsel van „geleide eco nomie", waarbij loonen en prijzen onder overheidstoezicht worden geregeld. Het denkbeeld, de prijzen van de landbouwproducten te regelen op grond van de overeengekomen loonen, moet dan worden verlaten, omdat de regeering slechts zeer weinig invloed op de prijzen behoudt. Bij herstel van den vrijen handel ziet de schrijver voor de boejen op groote, goed gelegen en onbezwaarde bedrijven wellicht een mogelijkheid om zich staande te houden, mits een deel der arbeiders uit het bedrijf wordt gestooten en de waarde van het bedrijf voor een lager bedrag op de balans wordt opgenomen. Voor de kleine en minder goed gelegen bedrijven leidt deze vrijhandel in vele ge vallen echter tot een totale verarming van den boerenstand. En waarheen met de door de mechanisatie werkloos geworden landbouwbevolking? Oncférbrengen in de industrie? (Waarschijnlijk had ook Minister Mansholt hierop het oog, toen Z.Exc. in een te Utrecht gehouden rede verklaarde, dat er in den Nederlandschen landbouw te veel menschen werkzaam zijn en dat Nederland meer dient te worden geïndustrialiseerd). Het is echter de groote vraag of deze uitweg mogelijk is. Voor mechanisatie van den landbouw en voor industrialisatie van ons volk zijn reusachtige kapitalen noodig. En ons land is door den oorlog sterk verarmd. Er zijn zeer vele, jaren van veel werken en zuinig leven noodig om deze kapitalen te verwerven. Dr. Oortwijn Botjes komt dan tot de volgende conclusie Wij kunnen in ons land slechts weer tot eeriige welvaaft komen, als wij «prijzen voor de voornaamste landbouwproducten kunnen be palen, die zeer veel hooger liggen dan de wereldmarktprijzen, welke bij doorvoering van het vrijhandelsprincipe ontstaan. De Amerikaan sche voorstellen lijken schrijver dan ook uiterst funest. In Amerika wordt in de komende jaren hèt probleem „Hoe vinden wij een afzet voor onze Reusachtige productie?" In ons land daarentegen ligt het probleem geheel anders. Hie.- luidt het „Hoe kunnen wij de productie zoodanig stimuleeren, dat wij onze bevolking kunnen voeden, huisvesten en kleeden?" Schr. wijst er vervolgens op, dat Nederland in het nemen van zijn beslissingen niet vrij staat, evenals zulks met Engeland en Frankrijk het geval is. Amerika neemt nu eenmaal als gevolg van den tweeden wereld oorlog een sterke positie in en het maakt hiervan gebruik. Naar alle waarschijnlijkheid zullen ook wij ons hebben te onderwerpen aan hetgeen ons is voorgelegd. Aangezien aan het omzetten van de gedane voorstellen in algemeen geldende regels onderhandelingen zullen vooraf gaan, bestaat wel licht de mogelijkheid bij deze onderhandelingen nog veel te redden Uiterst belangrijk is voor ons land, dat bij deze onderhandelingen het landbouwbelang naar voren wordt gebracht. In de bepalingen, betrekking hebbend op het ten uitvoer leggen der doelstellingen, vindt men als eerste punt vermeld, dat elke toe tredende natie stappen zal doen, ten doel hebbend binnen haar eigen rechtsgebied volledig gebruik van arbeidskrachten te bereiken .en te handhaven door middel van in haar politiek en economisch stelsel passende maatregelen. Naar de meening van den heer Oortwijn Botjes zullen onze onder handelaars zich vooral op dit punt moeten vastbijten. Bij het tweede punt, dat geen natie haar arbeidsbezetting zal trachten te handhaven door maatregelen, die waarschijnlijk werkloos heid in andere landen zullen teweeg brengen of die onvereenigbaar zijn met internationale afspraken, welke beoogen een toenemend volume van internationalen handel en investeering, te bevorderen, zal men moeten trachten de economische maatregelen, die tot nu toe tot behoud van den landbouw genomen zijn, te handhaven, aldus den schrijver." Uit bovenstaande kQrte weergave van het artikel van Dr. Oortwijn Botjes blijkt wel, dat we hier met zeer belangrijke problemen te doen hebben, die alleen met de inspanning en dè hulp van allen, die erbij betrokken zijn, tot een zoo goed mogelijke oplossing zullen kunnen worden gebracht. 4 De Stichting voor den Landbouw heeft bereids een commissie van deskundigen samen geroepen, om op zeer korten termijn over deze zaak rapport uit te brengen. Het betreft hier toch een aangelegenheid waarbij ons geheele volk en inzonderheid onze agrarische bevolking ten zeerste belang hebben. De Coöperatieve Boerenleenbank te Heemstede roept sollicitanten op voor de betrekking van Sollicitaties te richten aan het Bestuur, Binnenweg 67 te Heemstede.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 8