VRAAG EN ANTWOORD
MEDEDEELINGEN
5
Daar de berekening van het renteloos crediet nogal ingewikkeld
lijkt, gaf de Heer van Setten hierop een toelichting aan de hand van
een willekeurig voorbeeld. Spreker koos als voorbeeld een klein
zandbedrijf, waarmede bedoeld wordt een zandbedrijf van gemiddeld
8 ha, waarvoor de credietregeling het gunstigste zal zijn.
Gesteld eens, dat de rijksbijdrage voor de verloren gegane ge
bouwen bijv. 5,000.bedraagt, terwijl de herbouwkosten bijv.
25.000.beloopen. Dan wordt een nadeelig verschil verkregen van
20.000.Daar staat dan tegenover dat die nieuwe gebouwen een
grootere gebruikswaarde hebben dan de oude, zooals hiervoren reeds
werd uiteengezet. Deze grootere gebruikswaarde zal in geld uitge
drukt bijv. 2.000.bedragen. Voor dit bedrag zal men dus hoog
stens een rentedragend crediet kunnen verkrijgen. Er blijft dan over
25.000.m i n de rijksbijdrage van 5.000.en min 2.000.
voor grootere gebruikswaarde, dus: 18.000.Van dit bedrag zal
95 pet. als renteloos crediet kunnen worden verleend; dat is dus
in dit geval 17.100.bedragen dus de herbouwkosten van dit
kleine zandbedrijf 25.000.dan ontvangt men bijv. 5.000.
rijksbijdrage en 17.100.renteloos cfediet, terwijl de gedupeerde
ongeveer 2.900.uit eigen middelen zal moeten financieren. Kan
hij dit laatste niet, dan kan hij deze 2.900.ook nog krijgen, maar
dan i-n den vorm van een rentedragend en aflosbaar crediet.
Op de vraag of de vermogenspositie van den eigenaar invloed op
de grootte van het renteloos crediet zal hebben, werd geantwoord dat
de grootte van het renteloos crediet zeker niet vooreerst afhankeljk
is van de vermogenspositie van den eigenaar. Het wordt in de
eersle plaats bepaald door den aard en de grootte van het
bedrijf. Op een klein zandbedrijf zal het renteloos crediet hooger
zijn dan op een groot kleibedrijf. In de eerste plaats'zal de uitkomst
van een groot bedrijf als regel beter zijn dan die van een klein
bedrijf, en bovendien is de draagkracht van een kleibedrijf als regel
grooter dan die van een zandbedrijf. Ook zullen de werkelijke bouw
kosten per hectare bij een groot bedrijf kleiner zijn. Als deze nor
men worden aangehouden, dan kan het percentage van het renteloos
crediet worden vastgesteld. Pas wanneer de vermogenspositie van
den eigenaar daartoe aanleiding geeft, bestaat de mogelijkheid om
5 pet. af te wijken naar boven of naar beneden.
Wat de vergoeding voor geleden verliezen aan den bedrijfsinven-
taris betreft, hiervoor gelden in principe dezelfde normen. Alleen
zullen de credieten voor korteren termijn worden verleend, omdat de
termijn van afschrijving van werktuigen korter is dan die van ge
bouwen. Het percentage van het renteloos crediet varieert hier van
6090 pet. van het niet-overbrugde gedeelte. Het niet-overbrugde
deel wil dus weer zeggen het verschil tusschen de heraanschaffings-
kosten eenerzijds en de som van de rijksbijdrage en het bedrag waar
op de grootere gebruikswaarde is vastgesteld anderzijds. De grootte
van het renteloos crediet is hier verder ook afhankelijk van den
omvang van het verlies.
Vervolgens werd de vraag gesteld of het renteloos crediet toch
nog niet eens een zware last zou kunnen worden. Bestaat, aldus de
ondervrager, niet het gevaar dat zoo'n crediet te eeniger tijd rente
dragend wordt of afgelost zou moeten worden op een tijdstip, waarop
de uitkomsten van het landbouwbedrijf dit niet mogelijk zouden
maken
De Heer van Setten antwoordde hierop dat het in het voornemen
ligt in de credietregeling voor de gebouwen de bepaling op te nemen,
dat vóór 1 Januari 1956 definitief bij de wet zal moeten worden
beslist of tot kwijtschelding van het verleende crediet zal worden
overgegaan, dan wel het renteloos crediet moet worden omgezet in
een rentedragend crediet. De periode van onzekerheid zal dus hoog
stens tot 1 Januari 1956 duren. Voor de kortloopende credieten voor
den heraanschaf van inventaris zal die periode nog aanmerkelijk
korter worden, in verband met de veel snellere afschrijving, waar
over hiervoren reeds werd gesproken. In elk geval moet het redelijk
worden geacht, dat te eeniger tijd aan de hand van de economische
situatie wordt bepaald wat er met de verstrekte credieten moet
gebeuren. Wie met overheidsgelden bouwt of aankoopen doet, zal
daarvan later immers geen onredelijke vruchten jnogen trekken.
Gesteld eens, dat binnen afzienbaren tijd een grootere prijsstijging
zou optreden en dat het gebouw, dat iemand heeft gesticht voor
20.000.met een renteloos crediet der Overheid van 5.000.
bij verkoop 25.000.of meer zou opbrengen, dan is het redelijk,
dat het renteloos crediet alsnog rentedragend en aflosbaar wordt
gemaakt. In dit verband is het wel nuttig er "op te wijzen, dat uit-
keeringen van molestverzekeringen vrijwillig in den herbouw mogen
worden geïnvesteerd. Zij worden niet in mindering gebracht op het
renteloos crediet, zoomin bij de gebouwen, als bij den inventaris.
Het geld voor de financiering der credieten zal-moeten worden ver
kregen uit den vrijen-geldomloop en niet door uitbreiding van de
bestaande geldhoeveelheid. De Overheid zal zich dan jegens de geld
gevers, waaronder in de eerste plaats de boerenleenbanken zijn te
rekenen, garant stellen voor de door hen beschikbaar te stellen gelden
en voor zoover het betreft rentelooze credieten ook voor de
betaling der rente.
Bij de Overheid bestaan nog verdere plannen om de zwaar getroffen
landbouwers weer op de been te helpen. In overleg met de centrale
boerenleenbanken is een bijzondere credietregeling in voorbereiding
ten behoeve van landbouwers in zwaar getroffen gebieden, die tijde
lijk niet de normaal voor het landbouwcrediet vereischte zekerheid
kunnen stellen. Zij zullen bijzondere bedrijfscredieten voor beoerkten
termijn kunnen krijgen om de bedrijfsvoering mogelijk te maken, ten
minste als mag worden aangenomen, dat zij op behoorlijke wijze hun
bedrijf behartigen.
De Heer vfh Setten besloot zijn bekendmakingen met de mede-
deeling dat de besproken regeling nog niet offteieel is vastgesteld.
Zoodra zij in werking kan treden, zal hiervan mededeeling worden
gedaan in een persbericht. De belanghebbenden dienen dus af te
wachten tot dit persbericht verschijnt. Op het oogenblik behoeven zij
nog geen stappen te ondernemen om voor de verstrekking der cre
dieten in aanmerking te komen. De bijzonderheden zullen eveneens in
de pers worden bekend gemaakt.
Noot redactie.
Nadat dit vraaggesprek werd gevoerd is nog het volgende bekend
geworden
Het percentage van het renteloos crediet zal vermoedelijk niet op
5595 °/o doch op 5090 °/o van het te overbruggen bedrag worden
gesteld.
Het ligt voorts in de bedoeling dat zoowel het rentedragende als het
rentelooze gedeelte van het overbruggingscrediet in een periode van
50 jaar moet worden afgewikkeld. Voor het rentedragende gedeelte
zal de rente 4 °/o en de aflossing 2 °/o bedragen. Periodiek, in beginsjel
om de vijf jaar, zullen de voorwaarden waaronder het overbruggings
crediet is verleend moeten worden herzien in verband met de even-
tuëele wijziging in het niveau van de voor de landbouw geldende op
brengsten en kosten. Tenslotte zal over de uiteindelijke afwikkeling
dezer credieten en in het bijzonder wat het renteloos gedeelte aan
gaat, vóór 1 Januari 1956 vaste regels worden gegeven.
Ook dit alles is nog slechts voorloopig en wacht een en ander nog
op een definitieve regeling. In afwachting daarvan geldt de voor-
loopige noodvoorziening, dat indien belanghebbenden 25 °/o van de
door het Bureau Wederopbouw Boerderijen begroote bouwkosten vol
doet, dit Bureau na-mens den Staat de overige 75 fl/o voorloopig en
vrijblijvend zal voorschieten.
Vraag: Moet de door clienten, iin verband met het te hunnen name
bestaan van een Lossingsrekening", in het Garantiefonds te stor
ten premie van direct naar de Centrale Bank worden over
gemaakt?
Antwoord: Bij aankoop van effecten uit het saldo d^r Lossings
rekening" wordt de betrokken bank door de Centrale Bank auto
matisch belast voor de °/o provisie, welke de bank op haar beurt
weer van den cliënt kan ontvangen of zijn gewone rekening er voor
belasten.
Vraag: Is het nog noodig om bij stortingen in loopende rekening
van meer dan 10.dn de loopende rekeningboekjes een plakzegel
van 10 cent te gebruiken
Antwoord: Dit is niet meer noodig, daar alle stortingen boven
een bedrag van 10.(ook de rentebijschrijvingen boven dit be
drag) zegelvrij zijn.
Vraag: Moet de aan de Nederlandsche Bank maandelijks te ver
strekken opgave van geblokkeerd tegoed en debetstand der
rekening-courant (dn de ge^allén, dat credietnemers van hun crediet
gebruik maken en daarnaast nog geblokkeerd tegoed hebben) voor
een bepaaldëïi datum worden ingediend
Antwoord: Dit is inderdaad het geval: deze opgaven over eenige
maand moeten vóór den 7den der volgende maand in het bezit zijn
van het Agentschap der Nederlandsche Bank, onder hetwelk men
ressorteert.
Er is in de praktijk reeds een geval voorgekomen, dat een boeren
leenbank, die deze opgaven niet tijdig had ingezonden, op grond
N van art. 6 der algemeene vergunning no. 40 door de Necferlandr
sche Bank van verdere toepassing van bedoelde vergunning is
uitgesloten.
AANGIFTE VOOR DE FISCALE RECHERCHE.
Naar aanleiding van -een schrijven van het Ministerie van Financiën
aan de Heeren Inspecteurs der Belastingen inzake de fiscale recherche,
maken wij er nogmaals op attent, dat aan de Belastingen dienen ie
worden opgegeven alle bijboekingen, welke na 2 October 1945 op ge
blokkeerde rekeningen hebben plaats gevonden, voor zoover het op
geblokkeerde rekening bijgeboekte bedrag 300.per kwartaal te
boven gaat.
Ter verduidelijking laten wij de tekst nog volgen van de resolutie
van 4 Januari 1946, no. 69
„Ingevolge art, 7 van de beschikking Fiscale Recherche (Bel. ber.
D.O. 190) moeten de banken opgaaf verstrekken van de bedragen,
welke op grond van het bepaalde in art. 6 van de Beschikking De
blokkeering 1945 (Bel. ber. D.O. 187) na 30 September 1945 op een
geblokkeerde rekening zijn tegoed geschreven. Aangezien het aantal
van deze boekingen zeer belangrijk is, heeft de Minister de Hoofd
groep Banken verzocht te willen bevorderen, dat bedoelde opgaven
per kwartaal worden ingezonden. Verder heeft de Minister goed-