de algemeene banken), en dus vanzelf ook tot de allerbelangrijkste credietnemers, weshalve ook zij onder het hoofd „credietinstellingen" vermelding verdienen. Al moet hieraan worden toegevoegd, dat, gelijk bij de l.v. mij-en, het verleenen of opnemen-van crediet niet hun eigenlijke functie is. E. De Credietmarkt. Wanneer in de economie het woord „markt" wordt gebruikt, moet men niet denken aan een bepaalde ruimte, waar handel gedreven wordt. Het economische begrip „markt" is een denkbeeldig begrip. Zoo is ook de credietmarkt iets denkbeeldigs, iets dat nien niet zin- tuigelijk kan waarnemen. Het is de gelegenheid voor min óf meer geregeld contact tusschen vragers en aanbieders van crediet in geld- vorm; met credietmarkt" pleegt men nooit het goederencrediet te verbinden. De credietmarkt wordt gesplitst in geldmarkt en kapitaalmarkt. De geldmarkt is dat deel van de credietmarkt, waar crediet (in geld- vorm) op korten termijn wordt gevraagd en aangeboden. De kapitaal markt is dat deel van de credietmarkt, waar crediet (in geldvorm) op langen termijn wordt gevraagd en aangeboden (op welke markt het crediet op middelmatigen termijn thuis hoort, hebben de geleer den nog niet uitgemaakt; waarschijnlijk grootendeels op de kapitaal markt). Op de geldmarkt komen dus tot stand daggeldleeningen („call"- postgnj, prolongaties en beleendngen op effecten, beleeningen van ceelen en goederen, wisseldisconteeringen, disconteering van schat kistpromessen, verkoop van schatkistbiljetten (door het Rijk), crediet- verleening in rekening-courant. Op de kapitaalmarkt komen tot stand hypothecaire leeningen, onderhandsche leeningen op langen termijn aan publieke lichamen (belangrijke belegging voor de institutioneel .beleggers), emissie van obligatieleeningen. Bepaald logisch zijn de benamingen geldmarkt en kapitaalmarkt niet. Op de kapitaalmarkt wordt evengoed geld „verhandeld" als op de geldmarkt, en dus kon de kapitaalmarkt ook wel geldmarkt worden genoemd. Op de geldmarkt wordt net zoo goed geldkapitaal „ver handeld" als op de kapitaalmarkt, en dus kon de geldmarkt ook wel kapitaalmarkt worden genoemd. Maar de namen zijn nu eenmaal in geburgerd en men treft gelijksoortige benamingen in het buitenland aan (in Engeland b.v. spreekt men van „money market" en „capital market"). 4. DE EFFECTENBEURS. A. Wat is de effectenbeurs Deze vraag schijnt tamelijk overbodig. Zij dient eigenlijk als aan leiding voor het maken v.an een paar inleidende opmerkingen. De effectenbeurs is een markt. „Markt" is hier geen abstract, maar een concreet begrip. De effectenbeurs is bijna overal geconcentreerd in een bepaald gebouw, dat „effectenbeurs" of kortweg „beurs" héét („beurs" zonder meer is eigenlijk geen voldoende aanduiding, want het woord heeft nog andere beteekenissen; het wordt o.m. ook ge bruikt voor bepaalde, in zeker gebouw geconcentreerde goederen markten; de „beurs van Berlage" in Amsterdam is zulk een goederen beurs, die toevallig vlak bij de Amsterdamsche effectenbeurs ge legen is; het woord „beurs" wordt ook wel gebruikt in den zin van „beursgebouw"). De effectenbeurs is dus de markt, waar vraag naar en aanbod van effecten elkaar ontmoeten. Wat Zijn effecten? Een omschrijving van dit alledaagsche begrip zullen wij niet beproeven, want hierover hebben al velen hun hersens gepijnigd, en met weinig succes. Laat ons daarom eenvoudig de voornaamste soorten effecten noemen obligaties (inbegrepen pandbrieven), inschrijvingen op het Grootboek der Nationale Werkelijke Schuld, certificaten van inschrijving op het Grootboek der N.W.S., aandeelen, certificaten, van aandeelen, depöt- fractiebewijzen. Wat heeft de effectenbeurs met het geld- en credietwezen te maken? Met het credietwezen zeer veel. Obligaties immers zijn de papieren, waarin vorderingen, uit credietverleening voortspruitende, "belichaamd zijn. Inschrijvingen op het Grootboek vertegenwoordigen vorderingsrechten, uit (altijddurende) geldleening voortspruitende certificaten van zulke inschrijvingen idem. Aandeelen e.d. zijn economisch gezien in den regel ook crediet- papieren. Als de N.V. Holland-Amerika Lijn aandeelen uitgeeft en wanneer X een aandeel ad 1.000.neemt en hierop 1.000.stort, geeft bij aan de Holland-Amerika Lijn een prestatie in het heden in de verwachting, dat hij in de toekomst iets (dividenden, liquidatie- uitkeering ingeval van liquidatie) zal terug krijgen. De efectenbeurs heeft bovendien iets te maken met het crediet wezen, omdat zij van belang is voor de banken (zooals wij straks zullen zien). En indirect heeft zij ook beteekenis voor het geldwezen (gelijk eveneens straks zal blijken). B. Nut en functie van de effectenbeurs. Het nut van de effectenbeurs bestaat in de eerste plaats in de gemakkelijke verhandelbaarheid van effecten, die uit het bestaan van de beurs voortvloeit. Het gevolg van de gemakkelijke verhandel baarheid is, dat het publiek veel meer geneigd is, om zijn^ geld in effecten te beleggen, dan wanneer de beurs niet bestond.Immers, was er geen goed geoutilleerde markt voor effecten zooals de beurs, dan zou men, als men een aandeel of obligatie nam, komen te zitten met een papier, dat men, wanneer men weer eens behoefte aan geld mocht krijgen, moeilijk of alleen tegen een lage prijs kwijt zou kunnen. Het bestaan van de beurs bevordert dus de credietverleening in den vorm van het inschrijven op obligatieleeningen en het zich interes seeren bij naamlooze vennootschappen in den vorm van het nemen van aandeelen. Zoodoende bevórdert de beurs ook de productie, en voor zoover de obligatieleeningen voor consumptieve doeleinden dienen, ook de consumptie. Een tweede nut van de beurs (uit het eerste voortvloeiend) bestaat hierin, dat zij de effecten veel meer geschikt maakt om te dienen als onderpand voor credieten (hier komt het belang van de beurs voor het bankwezen naar voren). Op een aandeel in de N.V. Rottums Strandbad een klein N.V.tje, welks aandeelen niet ter beurze wor den verhandeld kan men bij een Amsterdamsche en zelfs bij een Groninger bankinstelling geen crediet krijgen, want niemand kent de waarde van zulk een aandeel, behalve de direct betrokkenen. De waarde van de aandeelen in de N.V. Philips is wél bekend, want zij worden dagelijks ter beurze verhandeld en hun waarde (koers) wordt dagelijks gepubliceerd. Daar komt bij, dat een bank, die een aandeel Philips in onderpand aanneemt, weet, dat zij het pand ook te allen tijde te gelde kan maken; want voor geschiktheid om als onderpand te dienen is niet alleen vereischt, dat het pand waarde heeft en dat die waarde gemakkelijk kenbaar is, maar ook, dat het gemakkelijk verkoopbaar is. Ook voor die gemakkelijke verkoopbaarheid zor£t de beurs. Zij maakt effecten dus tot een middel, waarmee zeer gemak kelijk crediet te verkrijgen is. En het feit, dat er met effecten zoo gemakkelijk crediet te verkrijgen is, bevordert ook weer de geneigd heid van het publiek, om crediet te verleenen in den vorm van inschrijving op obligatieleeningen en om zich te interesseeren bij naamlooze vennootschappen in den vorm van het nemen van aan deelen. Door de effecten te maken tot een zeer geschikt onderpand voor credieten bevordert de effectenbeurs de credietverleening, en daar mede ook de additioneele credietverleening, en daarmede ook de creatie van bankbiljetten of giraal geld. Uit het bovenstaande blijkt voldoende de functie van de effecten beurs. Men zou deze functie kunnen omschrijven als het mobiel maken van effectenbezit. Zonder de effectenbeurs zijn effecten een onhandzaam bezit, waarmee men moeilijk uit den weg kan; mèt de beurs zijn zij een bezit, dat zeer bewegelijk is en dat zeer gemakkelijk in contanten kan worden ómgezet. De beurs maakt effecten tot een liquide belegging. Maar wij hebben het al meer gezien er is niets zoo goed, of het wordt misbruikt. Dit geldt ook voor de beurs. Zij bevordert de speculatie. Speculatie is niet altijd verkeerd, maar de beurs speculatie staat niet ten onrechte in een ongunstige reuk. Zij ont aardt maar al te dikwijls in gokken. Dit is niet alleen moreel ver keerd, maar het kan ook zeer slechte economische gevolgen hebben. De aanleiding tot de geweldige crisis van 1929, met haar verstrekkende en fatale gevolgen, was de „krach" in Wall Street (de New-Yorksche beurs), welke „krach" het gevjolg was van speculatie, waaraan half Amerika en een goed deel van Europa hadden mee gedaan. Al is deze speculatie niet de uiteindelijke oorzaak van de crisis, men kan toch veilig zeggen, dat zonder haar de crisis zeer waarschijnlijk veel min der ernstig zou zijn geweest. Het feit, dat de crisis van 1929 ontstond op de New-Yorksche effectenbeurs en zich vandaar uit over de geheele wereld ver breidde, illustreert op wel zeer duidelijke wijze, welk een belangrijke plaats misschien té belangrijke plaats de beurs dikwijls in het economisch leven inneemt. C. Techniek van den effectenhandel en organisatie van de effectenbeurs. Het navolgende relaas, hoewel gesteld in den tegenwoordigen tijd, heeft betrekking op» den toestand vóór den oorlog. Op het oogenblik is de effectenbeurs nog niet op normale wijze aan het werk. De effectenhandel ter Amsterdamsche beurze, (waartoe wij ons bijna uitsluitend zullen bepalen), is georganiseerd door de Vereeniging voor den Effectenhandel, die ook eigenares is van het beursgebouw. Leden van deze vereeniging kunnen- zijn makelaars en commissionairs in effecten, alsmede naamlooze vennootschappen, die zich met den effectenhandel bezig te houden. Aan het lidmaatschap ontleent men het recht de beurs te bezoeken en aan den effectenhandel aldaar deel te nemen. De Vereeniging geeft eiken dag een prijscourant uit, die aangeeft, voor welke koersen de in de noteering opgenomen effecten zijn ver handeld of, ali zij dien dag niet zijn verhandeld, tegen welken koers zij het laatst zijn verhandeld. Van deze prijscourant vindt men het belangrijkste deel in de groote avondbladen, terwijl men haar volledig in de speciale beursbladen aantreft. De prijscourant is verdeeld in verschillende hoofdstukken. Er is een afdeeling voor obligaties en een voor aandeelen. De afdeeling obliga ties is weer ingedeeld in obligaties ten laste van Staat, gemeenten, enz. de afdeeling aandeelen in aandeelen van industriëele onder nemingen, van petroleum-ondernemingen, enz. Een belangrijke ver deeling is die in actieve en niet actieve fondsen. Obligaties en aan deelen, die druk plegen te worden verhandeld, worden opgenomen onder een afzonderlijk hoofd „actieve fondsen". Zij worden op een andere manier genoteerd dan de niet actieve fondsen. Van deze laatste worden1 in de prijscourant opgenomen de twee uiterste koersen van den beursdag, dus de hoogste en de laagste. Voor de actieve fondsen wordt de beursdag (of beter het tijdvak 1.302.45) verdeeld in periodes („tapes") van tien minuten en worden de hoogste en laagste koersen in ieder van deze „tapes" genoteerd (natuurlijk voor zoover in die „tapes" een noteering tot stand is gekomen, hetgeen niet altijd het geval is). Vandaar, dat de prijscourant voor de koersen van de actieve fondsen "zeven kolommen heeft (een voor elke „tape"). Het midden tusschen hoogste en laagste koers van een beursdag

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 2