AIFFEISEN-BODE OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT GELD EN CREDIET (slot) REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR. NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TE LEF. 15867 NEGEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 4 1 OCTOBER 1946 Waren wij de vorige maal gebleven bij een korte be schrijving van de boerenleenbanken, als onderdeel van de credietinstellingen, thans wordt deze beschrijving der boerenleenbanken beëindigd. Dan volgen eenige bankinstellingen van eenigszins afzon derlijk karakter, terwijl daarna als credietinstellingen nog behandeld worden de levensverzekeringmaatschappijen en de fondsen. Hiermede is de paragraaf betreffende de credietinstellin gen ten einde en resten nog enkele aanteekeningen over de credietmarkt in het algemeen en de effectenbeurs in het bijzonder. Hoe is dit té verklaren Het groote vertrouwen in de boerenleenbanken is in de eerste plaats te verklaren uit de onbeperkte aansprakelijkheid van haar leden voor haar verbintenissen. Wanneer een boerenleenbank niet aan haar ver plichtingen kan voldoen, moeten de leden pondspondsgewijze het tekort bijpassen. Dit is een soort „reservefonds" van de boerenleen banken, dat het voordeel heeft, dat het niet in het bedrijf der bank verloren kan gaan, en dat bovendien in den regel zeer groot is. Maar hoe is het te verklaren zoo ^al de intelligente lezer verder vragen dat iemand lid van een boerenleenbank wordt, als hij weet, dat hij daarmede zulk een aansprakelijkheid op zich laadt? Dit is te verklaren uit het feit, dat deze last in de praktijk zéér licht is; nog bijna nooit is het gebeurd, dat van de aansprakelijkheid gebruik moest worden gemaakt; en in de weinige gevallen, waarin het is gebeurd, is het geschied op een voor de leden zoo weinig mogelijk bezwarende manier. De nieuwsgierige lezer zal nu willen weten, wat hiervan de oorzaak is. Bankdéconfitures zijn toch helaas niet zoo erg ongewoon hoe komt het, dat zij bij de boerenleenbanken wèl zeer ongewoon zijn, ondanks de oogenschijnlijke zwakte, voortvloeiend uit het gebrek aan eigen kapitaal? Hiervoor zijn verschillende oorzaken aan te wijzen: lo. Het voorzichtige beheer.De boerenleenbank wordtbestuurd door enkele vooraanstaande menschen van het dorp, die er geen enkel belang bij hebben om de zaken van de bank uit te breiden en om veel winst te maken; immers zij genieten noch salaris, noch aandeel in de winst. Zaken van speculatieven aard en blanco-credieten (credieten zonder dekking) zijn statutair verboden. Het bestuur kent de credietnemers, want de boerenleenbank werkt alleen over het eigen dorp of de eigen gemeente met onmidaellijke omgeving. 2o. De leiding en de controle vanwege de Centrale Bank. Hierdoor wordt voorkomen voor zoover dat mogelijk is dat d#, boeren leenbank „ontspoort". De ontsporingen, die er geweest zijn, zijn dan ook meestal voorgekomen bij boerenleenbanken, die niet bij een Centrale Bank waren aangesloten. 3o. De vorming van een eigen reservefonds. In den loop der jaren hebben de boerenleenbanken uit de winsten (die niet onder de leden verdeeld mogen worden) lang zamerhand vrij behoorlijke reserves kunnen opbouwen, die evenluëele verliezen tot belangrijke hoogte kunnen opvangen. F. Diversen. Er is in ons land één, vrij belangrijke,deposito-bank (de Kasver- eeniging te Amsterdam). Dit is een bank, die zich voornamelijk hierin onderscheidt van de algemeene banken, dat zij zich strikt beperkt tot credietverleening op korten termijn; van émissiezaken onthoudt zij zich. Voor credietverleening aan den middenstand bestaan speciale mid- denstandsbanken (voornaamste de Nederlandsche-Middenstandsbank), voor credietverleening aan aannemers bouwcredietbanken; voor credietverleening (ook op langen termijn) aan gemeenten en water schappen is de Bank voor Nederlandsche Gemeenten gesticht. Voor credietverleening op langen termijn aan de industrie heeft de staat de Maatschappij voor Industriefinanciering opgericht en voor de finan ciering van het herstel van het bedrijfsleven de Maatschappij tot Fi nanciering van het nationaal herstel (kortweg de Herstelbank). Er zijn verder financieringsbanken, die zich zeer nauw bij de in dustrie interesseeren, door credieten op korten en op langen termijn en door participatie in het aandeelenkapitaal; zij gaan eenigszins in de richting van „holding companies". Voorbeelden hiervan zijn de belangrijkste N.I. cultuurbanken. Er zijn tenslotte wij mogen het kleine niet vergeten speciale banken voor kleine credieten t^gen onderpand van roerende goederen: VERBLIJDEND NIEUWS. Onze oplage is verhoogd tot 6500 exemplaren Wij zenden thans aan iedere boerenleenbank 7 exemplaren onder één adres. Voortaan hopen wij als voorheen „De Raiffeisen-Bode" weder aan de bestuursleden en de leden van den Raad van Toezicht persoonlijk te kunnen verzenden. de gemeentelijke pandhuizen; en de banken, die zich speciaal toe leggen op het financieren van huurkooptransacties, z.g. banken voor afbetalingszaken (ook wel eens finqncieringsbank of -maatschappij genoemd). Hiermede sluiten wij de lijst van banken, hoewel zij nog niet geheel compleet is. Dat het bankwezen zeer ontwikkeld en gevariëerd is, blijkt er reeds voldoende uit 2. De levensverzekeringmaatschappijen. De functie van de levensverzekeringmaatschappij (hierna af te korten l.v.mij.) is niet, zooals de functie van de verschillende soorten van banken, het verleenen van crediet, of hét geven van gelegenheid aan het publiek om gelden te beleggen, maar het dekken van risico's, in verband staande met leven en overlijden. Het uitoefenen van deze functie brengt echter mede een zeer belangrijke credietverleening. Credietverleening door het publiek aan de l.v.mij., credietverleening door de l.v.mij. aan anderen. Het publiek verleent crediet aan de l.v.mij. door nu gelden bij haar te storten als premiën of als koopsommen van lijfrenten terwijl het eerst in de toekomst de uitkeeringen zal verkrijgen (soms behoeit dé l.v.mij. niets uit te keeren, maar dit geval laten wij buiten beschou wing; gemiddeld keert de l.v.mij. niet veel minder uit dan zij als premiën of koopsommen ontvangt). De gelden, die bij de l.v.mij. worden gestort, blijven natuurlijk niet renteloos bij haar in kas liggen, de l.v.mij. belegt hen, en dit geschiedt grootendeels in den vorm van crediet verleening. De credietverleening door de l.v.mij-en heeft een groote omvang aangenomen. Eind 1939 hadden de Nederlandsche l.v. mij-en (met inbe grip van de spaarkas-ondernemingen) voor ongeveer 1200 milioen credieten verleend. Deze waren in hoofdzaak credieten op langen termijn hypotheken, leeningen, op schuldbekentenis aan publiek rechtelijke lichamen, obligaties ten laste van deze lichamen. De l.v.mij-en zijn dus een belangrijke factor op de z.g. kapitaalmarkt, de markt voor lang crediet. De credietverleening door het publiek aan de l.v. mij-en is nog iets omvangrijker, want de l.v. mij-en beleggen niet alle gelden, die zij van het publiek ontvangen, door crediet verleening. Zij hebben een betrekkelijk klein deel belegd door aankoop van onroerende goederen en aandeelen. Naast de spaarbank vervullen de l.v. mij-en een belangrijke functie door bevordering van het sparen door het volk. Want velen beschou wen een levensverzekering niet alleen als een risico-dekking, maar* ook als een manier van sparen; een manier, die op het sparen bij de spaarbank vóór heeft, dat er regelmaat en zelfs een zekere dwang aan verbonden zijn. 3. De fondsen. Hieronder vallen: a. de Rijksfondsen (Algemeen Burgerlijk Pensioen fonds en de sociale verzekeringsfondsen: Ongevallenfonds, Land- bouwongevallenfonds, Invaliditeits- en Ouderdomsfonds, de twee Ouderdomsfondsen, Rijkskinderbijslagfonds), b. de tien Nederlandsch- Indische pensioenfondsen, c. de particuliere pensioenfondsen. Deze fondsen bestaan dus uit twee categorieënde pensioen fondsen en de sociale verzekeringsfondsen. Zij hebben alle gemeen, dat zij, geheel als een l.v.mij., crediet ontvangen van het publiek (zijnde in den regel beperkt tot ambtenaren of personeel of tot door de wet aangewezen werkgevers of arbeiders), doordat het publiek premiën of bijdragen bij hen stort, waartegen zij eerst later, namelijk wanneer de verzekerden den pensioengerechtigden leeftijd bereiken, een ongaval ondergaan, enz. de contraprestatie behoeven te verrichten. Geheel als de l.v.mi^-en verkrijgen zij daardoor de beschikking over groote bedragen, die zij beleggen moeten. De belegging geschiedt door credietverleening, en wel voor het grootste deel door crediet verleening op langen termijn aan Nederlandsche publiekrechtelijke lichamen en aan overheids- of semi-overheidsondernemingen. Die bedragen beliepen in 1938 om en nabij 21/? milliard. .De fondsen behooren dus tot de allerbelangrijkste credietgevers van ons larid (wat het bedrag van hun uitzettingen betreft, slaan zij met stukken

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 1