4
ECONOMISCH NIEUWS
Het Genootschap tot Voortplanting des Geloofs in Nederland (doch
alleen ten behoeve van missiearbeid) bij de firma Lentjes en Dros-
saerts te 's-Hertogenbosch.
Portugeesch-Israëlitische Gemeente te Amsterdam bij de N.V. Amster-
damsch Bankierskantoor v/h Mendes Gans Co, te Amsterdam,
Gereformeerde Kerken in Nederland bij de Haagsche Boazbank te
's-Gravenhage.
KWEEKEN EN EXPLOITEEREN VAN BLOEMBOLLEN
In het blad „Economische Voorlichting" van 8 Augustus 1946 was
een artikel opgenomen over het kweeken en exporteeren van bloem
bollen en hoewel slechts een in verhouding klein gedeelte der bij ons
aangesloten boerenleenbanken hierbij rechtstreeks belang hebben,
leek het ons toch goed om door middel van ons orgaan ook meer in
het algemeen de aandacht op dit (vooral ten aanzien van onzen ex
port zeker niet onbelangrijke) onderdeel onzer bodemproductie te
vestigen.
Wij herinneren bij dezen aan ons artikel „Deviezen en landbouw",
voorkomende in het nummer van 1 April 1946, no, 18, pagina 5,
In dit artikel vermeldden wij, dat van den totalen uitvoer in het
tijdvak van 1 Augustus tot en met 31 December 1945, welke ongeveer
81 millioen bedroeg, aan agrarische producten en producten van de
visscherij werd uitgevoerd 55 millioen. Onder laatstgenoemd bedrag
bevindt zich wegens export van bloembollen niet minder dan 27,5
millioen.
Het bedoelde artikel in „Economische Voorlichting" luidt als volgt:
Een typisch Nederlandsche tak van bedrijf, waarin met groote ener
gie wordt gewerkt, doch waarin men voor moeilijkheden van een bij
zondere soort staat, is die van het kweeken en exporteeren van bloem
bollen. Dat dit bedrijf, in zoo belangrijke mate op uitvoer aangewezen,
het in den oorlog heel moeilijk heeft gehad, ligt voor de hand.
Onmiddellijk na de bevrijding is men begonnen met pogingen om de
oude markten voor den export te heroveren en daarbij heeft men ook
wel successen geboekt.
Doch bij een artikel als bloembollen, dat men in zekeren zin als een
luxe-artikel kan beschouwen,al mag nimmer uit het oog worden ver
loren, dat het voor de buitenlandsche broeieirs geen afgewerkt pro
duct, doch veeleer grondstof is stuit men op een moeilijkheid, welke
kenmerkend is voor deze tak van handel: namelijk, dat de productie
momenteel grooter is dan de vraag, precieser gezegd, dan hetgeen
de verschillende voor invoer in aanmerking komende landen in hun
eigen speciale omstandigheden thans kunnen importeeren. Verschei
dene landen zouden immers wel meer bloembollen van Nederland
willen koopen, als ook zij niet te kampen hadden met soortgelijke
moeilijkheden als Nederland gebrek aan deviezen en dergelijke be
lemmeringen.
Het groote probleem voor de kweekers en exporteurs van bloem
bollen is dus: een grootere oogst dan men in het buitenland kan weg
werken.
De export van bloembollen moet in twee groepen worden onder
scheiden: den zomer-export (van tulpen, narcissen, hyacinten, e.d.)
en den voorjaars-export (van gladiolen, anemonen, ranonkels e.d.).
De beide groepen omvatten ook allerlei bij-soorten. In den bollen-
export pleegt men onderscheid te maken tusschen hoofdartikelen (tul
pen, narcissen, hyacinten) en de overige bloembollen, die men als bij
goed beschouwt. Voor de hoofdartikelen, die in den export ruim 80%
van het totaal vormen, bestaat een teeltbeperking en een surplusrege-
ling. De productie is dus aan bepaalde regelen gebonden en wat de
prijzen betreft zijn voor de hoofdsoorten minimumprijzen vastgesteld.
Deze minimumprijzen hebben evenwel alleen zin, indien de kweekers
ook de zekerheid hebben, dat zij hun producten tegen die prijzen
kunnen afzetten. Men is eenerzijds afhankelijk van den oogst, ander
zijds van de afzetmogelijkheden en men heeft willen voorkomen, dat bij
de kweekers de neiging zou ontstaan, als zij hun oogst niet kunnen
afzetten, beneden de minimumprijzen te gaan verkoopen.
Surplusregeling.
Er moet dus een bodem in de markt zijn. Daarom is overgegaan tot de
stichting van een surplusfonds, waaraan de kweekers, die hun produc
tie niet geheel kunnen verkoopen, deze overschotten afstaan, en wel
tegen deze minimumprijzen minus 50%; deze aftrek moet weer de
zekerheid scheppen, dat men het uiterste zal doen om de goederen
langs normalen weg te verkoopen en niet uit gemakzucht de produc
tie aan het surplusfonds kwijt te raken. Op deze wijze wordt dus ge
tracht een aantal van de bezwaren, welke trouwens al sedert 1933
hebben bestaan, te ondervangen.
Ook hier is dus een tweedeeling te maken: de handel in de hoofd
soorten, waarvoor een surplusregeling en een teeltbeperking bestaat en
die in de andere goederen, waarvoor zulke regelingen niet aanwezig
zijn.
Op grond van de gemiddelde cijfers van de laatste jaren kan men
de oogst voor de hoofdartikelen schatten op omstreeks 30.000 ton. Hoe
staat het nu met de exportmogelijkheden?
Exportmogelijkheden.
De secretaris van de ondervakgroep „Export van bloembollen",
M'r. F. J. D. Theyse, deelde ons dienaangaande het volgende mede;
Het is nog niet mogelijk nauwkeurig te zeggen hoe groot de expori!
dit jaar zal zijn. Vermoedelijk zal voor de hoofdsoorten een totaal
worden beieikt van circa 18.000 ton en als dit juist blijkt, za'1 men, de
omstandigheden in aanmerking genomen, niet te klagen hebben. Daar
naast komt dan de binnenlandsche groothandel, die nog moeilijker is
te schatten dan' de uitvoer; volgens vakmenschen zal hij dit jaar circa
2.500 ton bedragen. Er blijft dus een belangrijk overschot. Verleden
jaar was de binnenlandsche omzet zeer groot; waarschijnlijk is men
toen vlotter geweest bij het koopen van bollen, in. de eerste vreugde
der bevrijding en der vrijheid. Dit jaar zal de verkoop in eigen land
wel geringer zijn.
Vergeleken met den oogst is de export dus veel te klein. Daardoor
rijst de vraag, of de teeltbeperking wel ver genoeg gaat en of de
productie niet nog meer moet worden ingekrompen.
In vakkringen staat men daar zeer huiverig tegenover; men stelt
zich op het standpunt, dat indien hier en daar verbeteringen optreden,
men wellicht spoedig in staat zal zijn dit surplus te verkoopen. In de
jaren vóór den oorlog was de export veel grooter; van 1929 tot 1939
is hij nimmer beneden de 40.000 ton gedaald. Ontwikkelt de toestand
zich dus iets gunstiger, dan moet het mogelijk zijn den veel geringeren
totalen oogst van thans geheel te verkoopen.
Vóór den oorlog was de voornaamste afnemer van onze bloembollen
Engeland, welks invoer in de jaren vóór den oorlog varieerde van 20
tot 25.000 ton met 1938 als hoogtepunt, toen een export van 28.000 ton
voor alle soorten bloembollen werd bereikt. Voor 1946 bedraagt het
contingent evenwel slechts 6.000 ton. Men kan dus wel zeggen, dat er
moeilijkheden zullen blijven, zoolang Engeland niet meer bloembollen
van ons koopt.... of andere vervangende afzetgebieden worden ge
vonden. Wat Engeland betreft scholen verleden jaar de moeilijkheden
en bezwaren tegen een grooteren invoer vooral in de valutakwestie;
ook Engeland kan voor luxe niet veel deviezen beschikbaar stellen.
Dit jaar is het aspect eenigszins veranderd. Het accent is nu verplaatst
naar de voedselsituatie. Men wil in Engeland grond en kassen in nog
ruimere mate dan tot dusver dienstbaar maken aan voedselproductie,
hetgeen ook ten koste gaat van de kweekers van bloemen, al blieft men
dezerzijds overtuigd, dat vergrooting van het invoercontingent in Enge
land zonder bezwaar voor de voedselproductie daar zeer wel mogelijk
zou zijn.
Ieder land, dat voor invoer van onze bloembollen in aanmerking
komt, heeft zijn eigen moeilijkheden. Vóór den eersten wereldoorlog
was Rusland een vrij goede afnemer, vooral van hyacinthen. Er is wel
eèns gezegd als iedere Rus één Nederlandsche bloembol kocht, waren
wij uit den brand, doch het gaat er om de Russische regearing hiertoe
te bewegen. Duitschland is ais afnemer afgevallen, hoe het daar zal
gaan weet niemand. Dan hebben verschillende landen invoerbeperkin
gen. Wat Scandinavië betreft heeft Nederland in Zweden het succes
kunnen boeken, dat de Zweedsche regeering de invoerbeperking heeft
opgeheven. Denemarken, Noorwegen en Finland willen graag bollen
hebben, doch aldaar bestaan de invoerbeperkingen nog. In het alge
meen vormen de noordelijke landen goede afzetgebieden, omdat de
bevolking aldaar in het voorjaar graag de fleur van onze bloemen
heeft, doch de algemeene toestanden zu'llen nog iets beter moeten
worden, wil men ertoe kunnen overgaan voor dezen invoer meer
deviezen beschikbaar te stellen.
De Vereenigde Staten en Canada namen vóór den oorlog gemiddeld
8.000 ton af. Het ziet er naar uit, dat men dit jaar niet ver beneden
dit totaal zal blijven, nadat de export verleden jaar 4.500 ton heeft
bedragen. Voor de Vereenigde Staten zal het er vooral om gaan, dat
gepoogd wordt den z.g, drogen verkoop van bloembollen aan particu
lieren te bevorderen; van de broeiers is niet het meeste te verwachten,
want de Vereenigde Staten hebben veel eigen cultures en bovendien
kan een zoo groot gebied als het Amerikaansche met zijn geweldige
mogelijkheden van snel vervoer door de lucht, zichzelf gemakkelijk van
allerlei bloemen uit eigen bodem voordien. Het gaat er daar dus om,
dat het publiek voor de Nederlandsche bloembollen wordt geïnteres
seerd. Er is een fonds bijeengebracht van 200.000 dollar ten behoeve
van onpersoonlijke reclame in de Vereenigde Staten.
Op het oogenblik zijn de Vereenigde Staten met Canada onze voor
naamste afnemers; Engeland komt op de tweede plaats en dan volgt
Zweden.
Over het algemeen is het streven er op gericht eep voorzichtige
politiek te volgen geen verdere teeltbeperking, maar ook geen
snelle uitbreiding er van; handhaving van de minimumprijzen niet
de markten bederven door in het buitenland tegen te lage prijzen te
gaan verkoopen. Men kan kleine correcties aanbrengen, doch men is
ervan overtuigd, dat belangrijke veranderingen in de prijzen niet zon
der meer zouden leiden tot een blijvende vergrooting van den uitvoer.
HET ZWITSERSCHE LANDBOUWCREDIETWEZEN.
Tot één van de verheugende symptomen van den terugkeer van meer
normale verhoudingen, ook in het internationale verkeer, mag zeer
zeker wel gerekend worden het feit, dat het contact met het Zwitser-
sche Raiffeisen-systeem opnieuw is bevestigd.
Als gevolg daarvan ontvangen wij weer regelmatig de „Schweize-
rische Raiffeisenbote". Wij stellen ons voor van tijd tot tijd uit dit
blad een en ander in ons orgaan op te nemen, omdat het van belang
geacht moet worden hoe men in de kringen van het Zwitsersche land-
bouwcredietwezen over verschillende onderwerpen denkt. Zwitserland