5
VRAAG EN ANTWOORD
ECONOMISCH NIEUWS
a. zich te beperken tot de hierboven omschreven methode van het
in ontvangst nemen der bedragen en het plakken der zegels.
(Van de zijde van den districtsraad zal dan bij de boerenleenbank
aan de hand van de spaarkaarten controle worden uitgeoefend op
de credietnemers, teneinde na te gaan of deze aan hun betalings
verplichtingen voldoen).
b. verder te gaan en zelf controle op de aflossingen toe te passen,
waarbij de banken den districtsraad op de hoogte stellen van
eventuëele achterstallige aflossingen.
Omtrent de juiste technische uitvoering van een en ander en de
door de boerenleenbanken in verband hiermede te verrichten boekin
gen, zullen zij door ons nog nader per circulaire in kennis worden
gesteld.
Algemeene vergunning no. 40.
Vraag: Moeten rekeninghouders, welker rekening debet staat, doch
die niet over die rekening beschikken, ook een effectenverklaring
afleggen
Antwoord: Het afleggen van een dergelijke verklaring is in het
bovengenoemde geval niet verplicht.
Vraag: Wanneer het een crediet betreft, dat reeds vóór de geld-
saneering was verleend, moet dan ook een formulier 310 worden
geteekend. Het geval kan zich n.1. voordoen, dat er op 2 October
1945 reeds een debetstand was, dan wel dat op dien datum de
rekening een creditstand aanwees.
Antwoord: Het teekenen van een formulier 310 is alleen voor
geschreven voor nieuw te verleenen credieten.
Vraag: Bij iedere beschikking in contanten ten laste van het debet
eener loopende rekening moet een formulier 311 worden geteekend.
Is het teekenen van een dergelijk formulier eveneens vereischt,
wanneer ten laste van het debet der rekening wordt beschikt voor
het doen van overschrijvingen
Antwoord Ook in het laatste geval dient door den rekeninghouder
een forifiulier 311 te worden geteekend.
Vraag: Bij het verstrekken van een nieuw crediet dient alle ge
blokkeerd tegoed naar de credietgevende bank te worden over
gebracht. Bestaat ook de verplichting eventuëele geblokkeerde
bedragen, welke na den datum van credietverstrekking bij andere
banken zijn gedeponeerd, over te hevelen. Geldt de verplichting
tot overboeking van geblokkeerde saldi alleen voor nieuwe credie
ten of ook voor bestaande
Antwoord: Beide vragen kunnen in het kort als volgt worden be
antwoord. Het overboeken van alle geblokkeerde tegoed naar de
credietgevende bank is geen verplichting: het verdient alleen aan
beveling. Men zie in dit verband de Raiffeisen-Bode van 1 Mei 1946,
no. 19 bladzijde 1.
Vraag: Bij onze bank doet zich bij verschillende rekeninghouders,
met name bij kweekers, het verschijnsel voor, dat zij een debet
rekening aanhouden, waarop thans belangrijke creditposten (voor
opbrengst van producten^ worden geboekt. Elke opname ten laste
van die rekening, hetzij in contanten of voor overschrijvingen, hoe
klein ook, is een beschikken ten laste van het debet der rekening
en dus moet een formulier 311 worden geteekend met de daaraan
verbonden kosten (opzending per post). Is het in deze gevallen
administratief niet eenvoudiger en bovendien goedkooper wanneer
de creditbedragen op een afzonderlijke creditrekening worden ge
boekt, waarover dan vrij kan worden beschikt
A n t w o o rd Zoolang de rekening debet staat moet bij het beschik
ten ten laste van die rekening een formulier 311 worden geteekend.
Komt de rekening credit te staan, dan kan over dit creditsaldo
zonder meer worden beschikt. Zoodra de rekening echter ten
gevolge van het beschikken wederom debet komt te staan, moet
opnieuw formulier 311 worden gebruikt.
Het is niet geoorloofd om binnenkomende bedragen op een afzon
derlijke vrije rekening te boeken. (Is inmiddels gewijzigd zie onze
circulaire no. 68 van 1 Aug. 1946).
Van den Nationalen Coöperatieven Raad ontvingen wij de volgende
persberichten
CQÖPERATIEVE AFZET VAN ZAAIZAAD
EN POOTGOED.
Op 9 Juli j.1. hield de Veco, de landelijke organisatie van op
coöperatieven grondslag werkende afzetorganisaties voor zaaizaad
en pootgoed, een druk bezochte algemeene vergadering te den Haag.
Voor deze vergadering waren verschillende coöperaties uitgenoodigd,
4ie zich vooral op de aankoop van zaaizaad en pootgoed toeleggen
en die belangstelling voor het werk van de Veco toonden. In verband
hiermede laat het zich aanzien dat in de nabije toekomst op een
belangrijke uitbreiding van het ledental van de Veco kan worden
gerekend.
Met nadruk werd in de vergadering betoogd, dat de coöperaties
in staat gesteld zullen moeten worden de van hun leden ontvangen
producten zelf af te zetten, hetzij als landkoopman, hetzij als com-
missionnair en zoo mogelijk als exporteur.
Medegedeeld werd, dat de uitvoer van pootaardappelen naar ver
schillende overzeesche landen en naar Griekenland, Roemenië, Fin
land en Bulgarije door erkende exporteurs niet meer aan een
quoteering gebonden zal zijn.
De vergadering was van meening, dat bij de bevoegde autoriteiten
krachtig moet worden aangedrongen op het herstel van het contact
tusschen Nederlandsche exporteur en buitenlandsche afnemer, zoodat
de exporteur zijn product tot bij den afnemer kan volgen, hetgeen
thans niet het geval is. De gecentraliseerde export van Regeering
tpt Regeering, waarbij de afnemer zijn leverancier niet kent, geeft
tot vele bezwaren, ook in het buitenland, aanleiding en moet niet in
het belang van ons land worden geacht. Er werd op gewezen dat de
klachten van buitenlandsche afnemers over de kwaliteit van de Neder
landsche pootaardappelen voor een zeer groot deel moeten worden
toegeschreven aan de slechte behandeling van de aardappelen door
de afnemers.
Ten slotte werd besloten den Minister van Landbouw te ver
zoeken te bevorderen, dat de prijzen voor pootaardappelen en zaai
granen spoedig worden vastgesteld en dat het bestuur van het
Bedrijfschap voor Zaaizaad en Pootgoed zeer binnenkort worplt aan
gevuld met vertegenwoordigers van de afzet van pootaardappelen.
MOEILIJKHEDEN VAN DE STROOCARTON-
INDUSTRIE.
Eén van de takken van industrie, die na de bevrijding van ons land
niet op gang is kunnen komen, is een typische landbouwindustrie,
namelijk de productie van stroocarton. Deze industrie, die tengevolge
van verschillende oorzaken uitsluitend is gevestigd in de Groninger
kleistreek en in de veenkoloniën, is voor het grootste deel export
nijverheid. In 1939 bedroeg de totale uitvoer van stroocarton 225 mil-
lioen kg, ter waarde van ongeveer 12 millioen gulden.
Het voornaamste afzetgebied was Groot-Brittanië, waarheen in ge
noemd jaar 196 millioen kg stroocarton werd geëxporteerd ter waarde
van ruim 10 millioen gulden. Op de buiten-Europeesche markten was
Britsch-Indië een belangrijke afnemer van ons stroocarton. Een gevaar
lijke concurrent was hier Japan, dat vóór den oorlog zeer goedkoop
carton leverde.
Op het oogenblik is er een groote vraa'g naar stroocarton in Enge
land en de prijzen, die op deze markt kunnen worden behaald, zijn
redelijk. Ook de uitvoer naar Britsch-Indië biedt waarschijnlijk door
de huidige situatie in Japan, gunstige perspectieven. De stroopositie
in ons land is zoodanig, dat groote hoeveelheden stroocarton geleverd
zouden kunnen worden.
Het hervatten van onze uitvoer is, zooals* bekend, een levenskwestie
voor ons land. Het moet dan ook zeer worden betreurd, dat de
19 stroocartonfabrieken in ons land, waarvan 9 coöperatieve, die
tezamen bijna 60 pet. van de totale productiecapaciteit hebben, door
het ontbreken van steenkolen bijna alle tot stilliggen gedoemd zijn.
Wel word getracht een andere brandstof, namelijk ruwe olie te ver
krijgen, hetgeen de exploitatie duurder zou maken, doch het is de
vraag of deze poging het gewenschte resultaat zal opleveren, aange
zien het transport van deze olie op groote moeilijkheden blijkt te
stuiten.
VLASTEELT EN VLASBEWERKING
IN NEDERLAND.
In 1941 verscheen van de hand van den heer Ir. L. J. A. de Jonge,
Rijkslandbouwconsulent te Wageningen, een publicatie onder boven-
staanden titel.
Uit deze publicatie maakten wij de volgende aanteekeningen, welke
wij van voldoende belang achten, om deze in ons orgaan te
publiceeren
In vergelijking met de andere Europeesche landen, waar vlas wordt
verbouwd, bezet Nederland ten aanzien van de productie de vijfde
plaats. Rusland is de grootste producent van vlas.
Wat de opbrengst per ha betreft behooren Nederland en België
tot de landen met de grootste opbrengst, zooals uit onderstaand over
zicht kan blijken
Nederland België Rusland Frankrijk
1928 880 kg 910 kg 240 kg 970 kg
1931 680 kg 790 kg 230 kg 600 kg
1934 870 kg 820 kg 250 kg 640 kg
1937 830 kg 850 kg 280 kg 680 kg
1938 940 kg 1140 kg 300 kg 580 kg
Het Nederlandsche stroovlas behoort met het Noord-Fransche tot
een kwaliteitsklasse, die wellicht nergens ter wereld wordt geëve
naard. Nederland is bovendien door zijn ligging, zijn prachtige gronden
en door zijn kundigen en vaardigen boerenstand' van nature
geschikt voor de vlascultuur, aldus Ir. de Jonge.
Evenals meerdere cultures, heeft ook de vlascultuur in Europa na
den vörigen wereldoorlog een groote crisis doorgemaakt. Dit ging zelfs
zóó ver, dat in 1932 zoowel in Nederland als in België de omvang
van de vlascultuur tot een minimum is gedaald. Hoewel van over
heidswege getracht werd om door het nemen van beschermende maat
regelen een verderen achteruitgang tegen te gaan, is het toch niet
mogelijk gebleken in die jaren tegen het Russische aanbod van vlas
te concurreeren.