8
HET LANDBOUW-ECONOMISCH INSTITUUT.
Naar aanleiding van het feit, dat onlangs door den Minister van
Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening het nieuwe bestuur vin
het Landbouw-Economisch Instituut (hierna aan te duiden als het
L.E.I.) werd geïnstalleerd, meenen wij goed te doen ook in ons orgaan
iets over dit instituut mede te deelen.
Wij bepalen ons hierbij tot hetgeen van de zijde van het Ministerie
van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening over het instituut
is medegedeeld:
Het agrarische leven in Nederland put voordeelen van onschatbare
waarde uit de cultuur-technische onderzoekingen, die door weten
schappelijke instituten in het geheele land worden gedaan. Door de
toepassing van de resultaten van deze onderzoekingen worden pro
ducten verkregen, die in kwaliteit met de beste der wereld kunnen
wedijveren.
Het werk dezer instituten beperkt zich evenwel tot den cultuur-
technischen kant van het agrarisch bedrijfsleven en begeeft zich niet
op het terrein van de economische problemen, welk terrein tot voor
kort nog voor een belangrijk gedëelte braak lag. Alles, wat voor
dien op dit gebied werd gedaan, droeg een meer particulier karakter.
Sedert 1940 is echter het Landbouw-Economisch Instituut dit ge
bied intensief aan het bewerken.
Naar het voorbeeld van dergelijke instituten in het buitenland is
het L.E.I. eigenlijk een economisch laboratorium op het gebied van
den landbouw, dat via de landbouwconsulent allerlei raadgevingen ten
aanzien van een rationeel beheer van landbouw- en tuinbouwbedrijven
verschaft en door haar onderzoekingswerk de bouwsteen levert voor
de landbouwpolitiek der overheid.
Zoowel het hierboven genoemde Ministerie als de landbouw
organisaties laten het economisch onderzoekingswerk over aan het
L.E.I,, dat zich ten doel stelt de kennis van de bedrijfseconomische
en sociaal-economische verschijnselen en vraagstukken op het gebied
van den landbouw te bevorderen. Daartoe worden allerlei statis
tische en andere gegevens, die door het Ministerie, -de bedrijfschap
pen en de instellingen, die betrokken zijn bij de regeling van den
in- en uitvoer, zijn verzameld, door het L.E.I. bewerkt en gepubli
ceerd. Indien bepaalde gegevens nog niet of niet in voldoende mate
worden verzameld, neemt het L.E.I. deze verzameling zelf ter hand.
Ten behoeve vSLn de overheid verricht het L.E.I. bedrijfsecono
mische onderzoekingen en gaat het o.a. na welke de economische ge
volgen zullen zijn van voorgenomen ontwikkelingsplannen, ruilver
kavelingen en ontwateringen van bepaalde streken.
Gedurende de bezettingsjaren heeft het L.E.I. zich nog hoofdzake
lijk moeten beperken tot het berekenen van de kostprijzen van land
bouwgewassen. Dit onderdeel van zijn werkzaamheden zal het in de
toekomst voortzetten, terwijl de verkregen resultaten zullen dienen
als basis voor de prijsbepaling.
Hiernaast zijn er vele andere vraagstukken, die de aandacht van
het L.E.I. opeischen. Wij noemen: vraagstukken van handelspolitiek,
van import en export van landbouwgewassen, de gevolgen van de ver-
mogensaanwasbelasting, speciaal voor den landbouw en vele andere.
De belangrijkste zijn ongetwijfeld de economische onderzoekingen
op het gebied van de landbouwpolitiek voor het geheele land in
samenwerking met het Centraal Plan Bureau. Hierbij zal het L.E.I.
de wenschen en voorstellen van de diverse bedrijfschappen, die uiter
aard hun eigen sector kunnen overzien, moeten toetsen aan het alge
meen belang en aan de eischen, die de export en de voedselvoor
ziening van ons eigen land aan het agrarisch bedrijfsleven stellen.
De beleidsinstanties kunnen dan met de uitkomsten van de onder
zoekingen haar voordeel doen bij het uitstippelen van de landbouw
politiek. De handelspolitiek zal in de toekomst heel wat vraagstukken
meebrengen. Het is noodzakelijk om hiervoor het kader van de wereld
economie te leeren kennen. Daarom zoekt het L.E.I. contact met
buitenlandsche instituten, zooals b.v. die te Oxford, Washington en
Kopenhagen.
De kosten van het L.E.I. zullen voor de eene helft gedragen moeten
worden door het Rijk en voor de andere helft door het bedrijfsleven.
Het L.E.I. moet, teneinde zijn taak volledig te kunnen verrichten,
op de hoogte zijn van alles, wat in de regeerings- en agrarische
kringen leeft. Om dit te bereiken kan de directeur van het L.E.I.
als toehoorder alle belangrijke vergaderingen van de verschillende
colleges van het Ministerie van Landbouw, Visscherij en Voedsel
voorziening bijwonen, voor zoover daar vraagstukken worden be
sproken, die van belang zijn voor het economisch onderzoek. Ten
einde het contact met het bedrijfsleven te bevorderen, houdt het
L.E.I. eveneens nauw voeling met de Stichting voor den Landbouw
Bovendien worden voor het regelmatig contact met de beleidsin
stanties en het bedrijfsleven van beide kanten permanente commis
sies van de werkzaamheden in het instituut gevormd.
Het is duidelijk, dat ons geheele land en de agrarische tak in hel
bijzonder profijt zullen kunnen trekken van een goed functionneerer
van het economisch onderzoekingswerk in den landbouw.
Dit is vooral van belang, omdat de landbouw in den ruimen zin var
het woord voor een buitengewoon moeilijke taak staat aan het begin
van een nieuw tijdperk met geheel gewijzigde en zich nog voortdurend
wijzigende economische verhoudingen.
COÖPERATIEVE EXPORT VAN EIEREN
Persbericht No. 6 dd. 14 Mei 1946 van den Nationalen Coöperatieven
Raad behelst omtrent het bovenstaande de volgende mededeeling
In 1939 werden 96 millioen kg eieren ter waarde van 39 millioen
gulden uitgevoerd. De export van eieren is kort geleden hervat. Of
schoon de binnenlandsche voorziening nog zeer onbevredigend is, werd
weer contact met het buitenland gezocht, omdat de eierenexport kan
bijdragen tot de zoo* noodzakelijke versterking van onze deviezen-
positie, die van overwegend belang voor ons land is. In totaal werden
tot dusverre V/2 millioen eieren uitgevoerd en wel naar Zwitserland.
De bij deze export gemaakte prijzen waren iets hooger dan de binnen
landsche prijs, hetgeen zeer bevredigend is wanneer in aanmerking
wordt genomen, dat de eierprijs in ons land hooger is dan in de meeste
Europeesche laanden. Binnenkort wordt ook een kleine hoeveelheid
naiar Portugal verzonden.
De eerste partij eieren, die werd uitgevoerd werd verkocht door de
Coöperatieve Verkoopcentrale voor eieren (VECE) te Roermond. Het
aandeel van de VECE in den totalen uitvoer van \/2 milloen stuks was
1 millioen. De VECE is de centrale export organisatie voor haar leden,
de grootste zeven coöperatieve eierveilingen in ons land, namelijk die
te Roermond, Enschede, Arnhem, Venlo, Breda, Almelo en Leeuwarden.
Bestuur, Raad van Toezicht en Kassier van de Coöp. Boeren
leenbank Kloosterveen te Assen, geven met leedwezen kennis
van het overlijden van den Heer
P. BOS,
in den ouderdom van 75 jaar.
Sedert 1902 heeft hij de belangen der Bank als secretaris van
het Bestuur met groote toewijding beTiartigd.
Assen, 6 Juni 1946.
Bestuur, Raad van Toezicht en Kassier der Coöp. Boerenleen
bank ,,'s-Heer Arendskerke" te 's-Heer Arendskerke, geven met
groot leedwezen kennis van het overlijden van den secretaris
van het bestuur, den Heer
P. OUDKERK,
in den ouderdom van ruim 70 jaar.
Overledene was mede-oprichter der Bank en heeft bijna 30 jaar
de belangen der Bank als bestuurslid behartigd. Zijn persoon en
werk zullen bij ons steeds in dankbare herinnering blijven.
's-Heer Arendskerke, 31 Mei 1946.
Bestuur, Raad van Toezicht en Kassier van de Coöp. Boeren
leenbank „Zuid-Scharwoude", te Zuid-Scharwoude, geven met
leedwezen kennis van het overlijden van den voorzitter van het
bestuur, den Heer
P. BOON,
in den ouderdom van ruim 67 jaar.
Met groote toewijding en nauwgezetheid heeft hij, eerst als lid
van den raad van toezicht, later gedurende ruim 25 jaar als
bestuurslid, de belangen onzer bank op onkreukbare wijze be
hartigd.
Zijn nagedachtenis zal bij ons steeds in dankbare herinnering
blijven.
Zuid-Scharwoude, 6 Juni 1946.
Bestuur, Raad van Toezicht, Kassier en personeel van de Coöp.
Boerenleenbank „Borculo", te Borculo, geven met groot leed
wezen kennis van het overlijden van haren hooggeachten voor
zitter, den Heer
A. H. ZWART.
Vanaf de oprichting onzer bank in 1904, heeft hij haar op on
overtroffen wijze geleid.
Zijn nagedachtenis zal bij ons in hooge eere blijven.
Borculo, 20 Juni 1946.