7
ECONOMISCH NIEUWS
WEDEROPBOUW VAN HET COÖPERATIEWEZEN
IN DUITSCHLAND.
Van den Nationalen Coöperatieven Raad ontvingen wij afschrift van
een onvertaald artikel, voorkomend in het tijdschrift „British Zone
Review" van 27 April 1946, welk artikel gewijd is aan den weder
opbouw van het coöperatiewezen in Duitschland. Wij meenden goed
te doen onderstaande vertaling van dit artikel in ons blad op te
nemen, aangezien wij veronderstellen, dat dit onderwerp vele onzer
lezers zal interesseeren.
De houding van de nazi's tegenover coöperatieve instellingen werd
samengevat in de volgende aanhaling uit een rede van Dr. Ley, hoofd
van het Duitsche Arbeidsfront „Consumentencoöperaties zijn altijd
één van onze grootste tegenstanders geweest. Deze coöperaties door te
laten gaan met hun werk beteekent een onmiskenbaar politiek gevaar,
want hun 10 millioen leden zijn allen vijanden van het nationaal-
socialisme".
Zooals in de meeste landen ontwikkelde de coöperatieve beweging
zich ook in Duitschland gedurende den loop van verscheidene jaren en
vóór het nazi-beleid was een belangrijk gedeelte van het Duitsche
economische leven georganiseerd volgens coöperatieve grondbegin
selen. De vereenigingen, die toentertijd bestonden, vielen gemakkelijk
uiteen in groepen.
In de consumenten-kleinhandelsgroep waren in 1932 1700 vereeni
gingen uit het Rijk, die 3.750.000 gezinnen (ongeveer een vierde van de
totale bevolking) voorzagen van grossierswaren, vleesch en verschil
lende huishoudelijke levensbehoeften, samen tot een bedrag van
R.M. 1.000.000.000 per jaar. Deze instellingen gaven 65.000 menschen
werk in 13.500 winkels en hadden federatieve vereenigingen gevormd
om kleeding en tabak te fabriceeren en exploiteerden meelfabrieken,
kolenzaken en andere bedrijven.
In het algemeen behoorden de vereenigingen tot één van de twee
groote federaties, het ,,Reichsverband" en het ,,Zentralverband". Elk
van deze federaties had haar eigen groothandelsorganisaties, resp.
genaamd de ,,Grosseinkaufs- und Produktionsgesellschaft" in Keulen en
de ,,Gross Einkaufs Gesellschaft" in Hamburg. Elk van deze werkte op
een zoodanige manier door geheel Duitschland, dat in de meeste
steden winkels van beide federaties gevonden werden.
Verder waren er 21.900 credietcoöperaties, in het algemeen bekend
als ,,Raiffeisen" of „Schutze-Delitsch", die de voornaamste bron vorm
den voor het landbouwcrediet op korten termijn. Deze coöperaties
waren klein, zoodat de leden elkander door en door kenden en het
risico van het niet-terugbetalen van leeningen bijna uitgesloten werd.
Door tusschenkomst van de verkoop- en verwerkingscoöperaties
(aantal 18.800) werd een zeer belangrijk deel van hetgeen noodig was
voor de voedselvoorziening van de bevolking verhandeld, terwijl de
Coöp. Zuivelfabrieken 70 van alle geproduceerde melk in behan
deling kregen, die zij aanwendden voor de boter- en kaasbereiding,
dan wel verder verwerkten voor rechtstreeksche consumptie.
Van de graanoogst werd 45 door de boeren verkocht aan coöpera
ties en van de wijnbouwproducten 20 In beide gevallen was het
hoofdmotief, dat de coöperatie het product op de open markt verkocht
en de opbrengst onder de leden der coöperatie verdeelde volgens bil
lijke gronden. Van deze vereenigingen waren 4.000.000 boeren lid.
Een belangrijk deel van het landbouwwezen vormden 27 regionale
groothandelsvereenigingen met een totale omzet van R.M. 800.000.000
per jaar.
Woningcoöperaties, in aantal bijna 4000, werden hoofdzakelijk in de
groote steden gevonden. Zij verzorgden 28 van de geheele stede
lijke woningbouw en kwamen voor meer dan 50 voor in steden
boven de 100.000 inwoners.
Er waren ook 1700 coöperaties, die hun leden, in 't algemeen lood
gieters, kleermakers, timmerlieden, schoenmakers en andere zelfstan
dige ambachtslieden, voorzagen van grondstoffen, gereedschappen en
andere noodzakelijke dingen.
In aansluiting op dit alles waren er nog ongeveer 4000 coöperaties
van een ander soort, in het algemeen klein en hoofdzakelijk bestemd
tot de voorziening in behoeften, welke de leden ieder voor zich niet
zouden kunnen bekostigen. Deze gezamenlijke inkoop verschafte
tevens een waarborg tegen onverantwoorde exploitatie.
Genoemde coöperaties waren natuurlijk vrije vereenigingen, die
iedereen, zonder onderscheid van ras of overtuiging, konden opnemen.
Niemand kon tot een „nummer" worden en alle leden hadden gelijke
zeggenschap in de keuze van bestuurscommissies en in den gang van
zaken in hun vereenigingen.
De machtsgreep van de nazi's luidde de doodelijke omknelling van
de Duitsche coöperatieve beweging in. De vereenigingen kregen ver
plichte, steeds ingrijpender regelingen en controle, totdat de over
gebleven coöperaties tenslotte heelemaal werden overgenomen door
het Duitsche Arbeidsfront.
De eigendommen van de landbouwcoöperaties werden niet verbeurd
verklaard, maar zij werden onder controle van den „Reichnahrstand"
geplaatst.
Spoedig na de komst van de Geallieerde Controlecommissie in
Duitschland werd de positie van de coöperatieve vereenigingen onder
zocht, terwijl de eigendommen van het Duitsche Arbeidsfront onder
Britsche controle kwamen.
Er werden gemachtigden aangesteld om de belangen van de coöpe
raties te behartigen; bijzonder groote verantwoordelijkheid werd hier
bij toegekend aan enkele leidende figuren in de cooöperatieve bewe
ging vóór het Hitler-regiem.
De landbouwcoöperaties kregen de taak om de invloed der nazi's te
elimineeren en te werken volgens democratische beginselen. Moeilijker
werd het vraagstuk voor het geval verbruikscoöperaties in financiëele
moeilijkheden geraakt waren.
Onlangs werd de beslissing genomen om alle soorten van coöpera
tieve activiteit te stimuleeren en hieraan bekendheid te geven door
middel van pers, aanplakbiljetten en radio door de geheele Britsche
zóne in Duitschland.
In het kort samengevat gelden de volgende voorwaarden voor het
opnieuw vorm geven aan de coöperatieve vereenigingen in genoem
de zóne
Het lidmaatschap is natuurlijk vrijwillig en ieder lid heeft één stem.
De geldende regels voor het lidmaatschap mogen geen voorwaarden
inhouden ten opzichte van de politieke en godsdienstige inzichten van
de leden, maar de coöperaties mogen beginnen met het bevorderen
van de opvoeding van haar leden op coöperatieven grondslag en de
handhaving hiervan.
Winsten moeten onder de leden verdeeld worden in verhouding tot
de aankoopen en op door de leden bij de coöperatie gedeponeerde
gelden wordt een rente vergoed, die aan een zeker maximum ge
bonden is.
Opgelichte groothandelscoöperaties zullen in nauw verband gebracht
worden met de nog overgebleven vereenigingen overeenkomstig nor
male coöperatieve grondbeginselen. Geen enkele persoon, die een
actief lid der nazi's was, mag een officiëele positie bekleeden, in
welke vereeniging ook.
Goedgekeurde coöperaties kunnen de geheele zóne bestrijken, maar
zoolang deze bestaat is het hun niet toegestaan, zoowel hun lidmaat
schappen als hun zaken uit te strekken tot buiten de zóne. Zij kunnen
alle handelswaren produceeren, koopen of verkoopen, voor zoover
zulks aan Duitschers is toegestaan, waarbij zij uiteraard onderworpen
zijn aan de algemeene controle, uitgeoefend door het militaire bestuur
over alle handelsondernemingen.
Iedereen, die een coöperatie wenscht op te richten, moet zekerheid
stellen en het militaire bestuur alle bijzonderheden mededeelen van
de zaken, die hij zich ten doel stelt te gaan drijven. Als vast staat,
dat er geen bezwaar is tegen de doelstelling en het onderzoek naar
den levensloop van sollicitanten en borgen bevredigend zijn, wordt
een vergadering toegestaan met het doel de coöperatie op te richten.
Een dergelijke vergadering staat onder toezicht van het militaire be
stuur, teneinde er zeker van te zijn, dat de organisatie van de
coöperatie in overeenstemming is met de gestelde voorwaarden.
Is de samenstelling eenmaal tot stand gekomen en uiteindelijk goed
gekeurd, dan kan de coöperatie van stapel loopen en kan bij boven
dien aangesteld worden als bewaarster en bestuurster van zooveel
eigendommen van het vroegere coöperatieve werk van het Duitsche
Arbeidsfront, als het militaire bestuur bepaalt.
Binnen afzienbaren tijd kan verwacht worden, dat de eerste aan
vragen zullen binnenkomen.
Het vraagstuk, dat het meest in het middelpunt staat is, hoe do
coöperatieve gedachte aan te wakkeren en de eenig juiste voorwaar
den te scheppen, onder welke de coöperatieve idee zich kan ont
wikkelen.
Het is van het grootste belang, dat geen volgens strenge regels
opgezette samenstelling voor ieder onderdeel wordt geëischt, maar
dat een ruim algemeen schema gegeven wordt, volgens hetwelk de
verschillende samenstellende deelen zich kunnen ontwikkelen in over
eenstemming met de bijzondere behoeften van de Duitsche democratie.