5
EEN INTERNATIONALE
LANDBOUWORGANISATIE
A. H. ZWART f
HET VERSLAG VAN DE NEDERL.
BANK OVER HET BOEKJAAR 1944-'45
winnen zijn. Daarnaast zijn vele problemen, welke niet door
landbouw-deskundigen, maar door andere specialisten moeten
worden beschouwd.
5 Indien tot annexatie wordt overgegaan op bovenomschreven
wijze, zonder bevolking, biedt dit voor den Nederlandschen
landbouw groote toekomstmogelijkheden.
Ten overvloede merken wij nog op, dat deze conclusies vanzelf
sprekend geheel voor rekening van de annexatie-commissie van de
Stichting voor den Landbouw zijn.
In het ,,Overijsselsch Landbouwblad van 13 Juni 1946, troffen wij
enkele mededeelingen aan over de totstandkoming van een inter
nationale landbouworganisatie,
Wij nemen hiervan het volgende over
Op Vrijdag 31 Mei 1946 te 12 uur des middags is in het Churchhouse
te Londen opgericht de Internationale Federatie van Agrarische Pro
ducenten (de I.F.A.P.).
In de afgeloopen weken hebben delegaties van een dertigtal landen
der wereld te Londen hierover vergaderd. Door vertegenwoordigers van
boerenorganisaties over de geheele wereld is hier met grooten ernst
gestreefd naar een harmonische samenwerking tusschen de producen
ten in de verschillende landen. Dat ondanks de uit den aard der zaak
bij een zoo groote verscheidenheid bestaande verschillen toch met
ieders volledige instemming tot de oprichting van een internationale
landbouworganisatie als de I.F.A.P. is, werd gekomen, is een bewijs
van hetgeen met een ernstig streven naar samengaan kan worden be
reikt, waarbij erkenning van ieders eigen probleem geenszins opzij
behoeft te worden geschoven.
Eén van de redenen voor de oprichting van deze nieuwe inter
nationale organisatie van boeren is wel deze, dat er niet meer alleen
gesproken kan worden van een nationale economie, doch dat er tevens
sprake is van een wereld-economie.
In de meeste landen bemoeit de regeering zich met den landbouw.
Het is zaak, dat deze noodzakelijke economische ordening zoo goed
mogelijk geschiedt. In ons land is er naast de regeeringsbemoeiïng een
organisatie uit het vrije boerenbedrijf. Deze vrije organisaties kunnen
de regeering adviseeren, hun wenschen kenbaar maken en aldus be
vorderen, dat alles zoo goed mogelijk op elkaar wordt afgestemd.
Datzelfde krijgt men thans ook internationaal te zien.
De F.A.O., de voedsel- en landbouworganisatie van de Vereenigde
Volkeren, tracht op internationaal plan den landbouw te regelen en te
ordenen. Naast deze F.A.O. zal dan nu ook een internationale boeren-
organisatie uit het vrije bedrijf staan. Een organisatie, waarin elk
deelnemend land volledig vertegenwoordigd is.
Ons land neemt daarbij reeds een gunstige positie in, want het kent
reeds de Stichting voor den Landbouw. Wij hebben in deze Stichting
voor den Landbouw dus nationaal al den vorm van samenwerking tus
schen de verschillende landbouworganisaties en tevens ook de land-
arbeidersbonden, welke thans internationaal is tot stand gekomen.
De taak van de nieuwe internationale landbouworganisatie zal zijn
in de eerste plaats samen te werken met de F.A.O. en met de regee
ringen van de verschillende landen. Voorts zal men de meeningen en
de ervaringen van de organisaties in deze landen kunnen uitwisselen.
Men zal elkaar hierdoor leeren begrijpen. In de derde plaats zal deze
internationale organisatie een agrarisch wereldgeweten kunnen op
bouwen, teneinde mede daardoor te voorkomen, dat er in de wereld
een landbouwcrisis optreedt.
Met een enkel woord willen wij in ons Orgaan de nagedachtenis
eeren van den heer A. H. Zwart, laatstelijk Voorzitter van het Bestuur
der Coöp. Boerenleenbank „Borculo", omtrent wiens overlijden een
advertentie is geplaatst in dit nummer.
Zijn werkzaamheid ten behoeve van het landbouwcredietwezen strekte
zich ook verder uit dan alleen tot zijn optreden als Voorzitter van
het Bestuur der bank. Op verschillende wijze heeft hij onze organisatie
gediend; ondermeer was hii sedert de oprichting tot voor kort be
stuurslid van den Ring ,,de Graafschap". Inderdaad heeft hij zooals
He advertentie het zoo kernachtig aangeeft de bank te Borculo op
onovertroffen wijze geleid,
Voor het eerst sinds de afsluiting van het boekjaar 1939—1940
draagt het jaarverslag van de Nederlandsche Bank wederom de be
kende en vertrouwde onderteekening „Trip, President".
Waar dit het eerste verslag van onze centrale credietinstelling is
sedert de bevrijding en het daardoor een bijzonder karakter draagt,
willen wij ook in ons orgaan enkele bijzonderheden uit dit verslag
vermelden. AnA_
Ingevolge het bepaalde bij K.B. van 1 October 1945 tot weder
invoering van de Bankwet 1937 bestrijkt dit verslag een tijdvak van
een en twintig maanden en loopt het van 1 April 1944 tot en met
31 December 1945. (Door de bezetters werd in Juni 1943 de Bankwet
1937 buiten werking gesteld).
Mr. Trip begint met in enkele lijnen te schetsen onder welke ge-
volgen van oorlog en bezetting ons land nog steeds gebukt £aa^
terwijl vervolgens aangegeven wordt, wat de regeering reeds gedaan
heeft om te komen tot herstel onzer volkshuishouding, alsmede een
opsomming van hetgefcn nog zal moeten geschieden.
Enkele cijfers illustreeren den weg, welke de Nederlandsche Bank.
die sinds 27 Maart 1941 onder nationaal-socialistische leiding werd
gesteld, tot Mei 1945 is gegaan
De buitenlandsche activa (na Mei 1940 nagenoeg uitsluitend
Duitsche vorderingen) stegen van 8 Mei 1940 tot 7 Mei 1945 van 12
millioen tot f 4488,2 millioen; de metaalvoorraad daalde van 1132,7
millioen tot 931,6 millioen; de bankbiljettencirculatie steeg van
1149,4 millioen tot 5518,3 millioen; de metaaldekking van biljetten
en rekening-courantsaldo daalde van 82,3 tot 15
In April 1941 werd de deviezengrens tusschen Nederland en Duitsch-
land opgeheven, waardoor de financiëele inlijving van ons land bii
Duitschland, waartegen de directie der Nederlandsche Bank, die vanaf
de bezetting in functie was, zich tot dusverre met alle kracht had
verzet, een feit werd. Zoowel de president van de Nederlandsche Bank
als de directeur-secretaris, traden daarop af. De overige directeuren,
zoowel als de commissarissen en de commissie van advies, die al hun
invloed aanwendden, teneinde het beleid te blijven voeren als tot
dusverre, bleven nog aan tot 1 Juli 1943. Op laatstgenoemden datum
toch trad de verordening van den rijkscommissaris voor het bezette
Nederlandsche gebied in werking, bij welke verordening de Neder
landsche Bank rechtstreeks aan genoemden rijkscommissaris onder
geschikt werd gemaakt. <f
Bovenbedoelde financiëele inlijving van Nederland bil Duitschland
beteekende, dat alle betalingen aan Nederland, die in rijksmarken ge
schiedden. automatisch in Nederland in guldens werden omgezet. De
Duitsche koopkracht werd ten volle op Nederland losgelaten. De op
deze wijze in het leven geroepen vorderingen op Duitschland werden
geheel onjuist gefinancierd. Hoewel het hier betalingen betrof, die ten
faste van den staat hadden moeten worden gebracht, geschiedde dit
niet. Dientengevolge woekerde de ongezonde geldruimte ongestoord
verder en werd de Nederlandsche Bank gedwongen, de even onge
zonde koopkracht van Duitschland, voor zoover deze zich op Neder
land richtte, rechtstreeks in guldens te bevredigen. Waren de betalin
gen ten laste van den staat gebracht, dan had deze, ter voorziening in
zijn geldbehoeften, deze zoo mogelijk door plaatsing van schatkist
papier in de open markt moeten dekken en zou de geldruimte hier te
lande nimmer den fatalen -omvang hebben gekregen, die thans onver
mijdelijk moest intreden.
De ontwikkeling op de geldmarkt, welke het gevolg was van dit
wanbeheer, noopte tot drastisch ingrijpen van de overheid. Dit ingrij
pen is algemeen bekend onder den naam van geldzuivering. Geconsta
teerd mag worden, dat de krachtige in dit opzicht gevoerde politiek
ook in het buitenland de haar toekomende waardeering ruimschoots
heeft gevonden en er in geslaagd is de inflatoire gevolgen van het
Duitsche kwaad te beteugelen.
Onmiddellijk na de geldzuivering werd het niet minder omvangrijke
werk der kapitaalzuivering ter hand genomen, waarmede bedoeld
wordt de effectenregistratie en al hetgeen daarmede rechtstreeks of
zijdelings verband houdt.
Het is een feit, dat Nederland, als gevolg van den oorlog, een
deviezenarm land is geworden, dat zich genoodzaakt ziet, ter voor
ziening in het herstel van de arbeidskracht zijner bevolking en van de
uitrusting van zijn bedrijfsapparaat, schulden in het buitenland aan
te gaan.
Regeling van het deviezenverkeer. kan, zoolang de betalingsbalans
van ons land niet een geheel ander beeld zat vertoonen dan het tegen
woordige, niet gemist worden.
Terstond na de bevrijding werden door de Nederlandsche Bank de
betrekkingen met het particuliere bankwezen hervat. Deze betrekkin
gen vinden, zoo gaat het verslag van den president voort, niet haar
grondslag in starre voorschriften en dwang, maar in de aan beide zijden
bestaande overtuiging, dat samenwerking en vertrouwen in het alge
meen belang en in dat van het bankwezen niet gemist kunnen worden
en derhalve niet mogen ontbreken. Het is een bij uitstek gunstige
omstandigheid, dat de positie van de particuliere banken als gevolg
van den oorlog en de bezetting niet geschokt is, zoodat Nederland de
beschikking heeft over een gezond en krachtig bankapparaat, dat,
zooals reeds aanstonds bij de geldzuivering gebleken is, in staat en
bereid is in het algemeen belang uitnemende diensten te bewijzen.
Met deze algemeene aanhalingen uit het verslag der Nederlandsche
Bank over het boekjaar 19441945 meenen wij te mogen volstaan.