DE NEDERLANDSCHE LANDBOUW EN HET ANNEXATIEPROBLEEM 4 leenbanken is bereikt dat de gelden van het platteland in de eerste plaats ten goede kunnen komen aan het platteland zelf, teneinde be steed te kunnen worden voor de instandhouding en de uitbreiding van de aldaar gevestigde bedrijven. De oprichting van de publieke bouw- spaarkas, die, naar het ons voorkomt, over het geheele land zal moeten werken, brengt het gevaar mede van de onttrekking der gelden van het platteland naar de steden. Wij komen nu tot de vraag welk standpunt dient er door de boerenleenbanken in het algemeen tegenover het bouwsparen te wor den ingenomen Moeten zij hieraan op de een of andere wijze mede werking verleenen of dienen zij zich geheel afzijdig te houden Het wil ons voorkomen, dat er verschillende factoren zijn, die aan sporen tot het verleenen van medewerking. In de eerste plaats ver dient het steunen van de pogingen om te komen tot het bezit van een eigen huis (mits hierbij met oordeel des onderscheids wordt te werk gegaan) uit sociale overwegingen de medewerking. Bij de over heid bestaat voor dit probleem bijzonder veel belangstelling. Er kan dus worden aangenomen, dat de bevordering van het bouwsparen. afgezien van de vraag langs welken weg dit zal geschieden, voortgang zal vinden. Werken de boerenleenbanken op geenerlei wijze mede, dan zal het gevolg zijn, dat aan haar middelen zullen worden ont trokken, terwijl zij dan ook ten aanzien van deze aangelegenheid geen enkele zeggenschap zouden hebben. Wij bedoelen hier geenszins mede dat de boerenleenbanken dan toch maar, niettegenstaande de bezwaren, haar medewerking zouden verleenen aan de stichting van de publieke bouwspaarkas. Er is o.i. een andere, doelmatiger oolossing mogelijk, waarbij de aspirant bouwers door de boerenleenbanken zelf in de gelegenheid worden ge steld tot bouwsparen. De boerenleenbanken en de spaarbanken heb ben reeds het volledige vertrouwen en de sympathie ten plattelande, zoodat eventuëele aspirant-bouwers op het platteland eerder geneigd zullen ziin bij deze instellingen te sparen voor het bouwen van een eigen huis, dan bij een nieuw te stichten bouwspaarkas. Dit bouw sparen zou derhalve meer succes hebben en ongetwijfeld voor de betrokkenen veel voordeeliger zijn. Bij de boerenleenbanken zal men ook de juiste selectie weten toe te passen. De besturen ziin volledig op de hoogte van personen en toestanden en bij de beoordeeling van de personen en eventueel te verstrekken hypotheken zullen zij zeer zeker de noodige voorzichtigheid in acht nemen, daar zij als leden van de bank de aansprakelijkheid hebben aanvaard voor eventueele tekorten. Ook zullen de administratiekosten en de formaliteiten o.i. bij de boerenleenbanken veel geringer kunnen zijn dan bij de publieke bouwspaarkassen. Zouden de boerenleenbanken er toe overgaan het bouwsparen ter hand te nemen, dan komt het ons gewenscht voor dat zij samen werken met de gemeentebesturen, terwijl tevens contact moet worden gezocht met den gewestelijken dienst voor sociale woningbouw, welke 'n verschillende provincies is of zal worden opgericht. Een derge lijke gewestelijke dienst is naar wij vernemen, reeds opgericht in de provincie Drenthe. Deze dienst zal alles in het werk stellen om een ieder, die niet op de hoogte'is met alles, wat verband houdt met het bouwen van een eigen huis, behulpzaam te zijn. De definitieve regeling van deze aangelegenheid zal echter nog nader bestudeerd moeten worden en heeft o.i. ook nog geen haast Er zal voorloopig de eerste paar jaren nog niet of nog zeer weinig gebouwd kunnen worden in verband met de schaarschte van het materiaal. De boerenleenbanken kunnen reeds beginnen met propaganda te maken voor het doelsparen (in dit geval voor het bouwen van een eigen huis) bij de boerenleenbanken zelf. Zij geven daartoe gelegenheid aan die personen, waarvan redelijkerwijze ver wacht kan worden dat zii het, al of niet contractueel verplicht, perio diek te storten bedrag, ook steeds kunnen opbrengen. Men tbil natuur lijk eenigszins soepel moeten zijn ingeval van ziekte overlijden en andere tegenslagen Bepaald zou moeten worden dat de eenmaal ten behoeve van den bouw van een eigen huis bespaarde bedragen slechts in zeer bijzondere omstandigheden en onder speciale voor waarden weder ter beschikking van de spaarders zouden kunnen worden gesteld. In verband met de zeer waarschijnlijk hooge bouwkosten, zouden wij bovendien bepaald willen zien dat de aspirant-bouwer slechts dan in de gelegenheid zal worden gesteld tot het bouwen van een eigen huis over te gaan, indien hij ten minste 30 °/o van de benoo- digdè bouwsom bijeen gebracht heeft. Wij achten het onder deze omstandigheden onverantwoordelijk, zooals blijkbaar bij de bouw spaarkassen (indien de middelen beschikbaar zijn of verkregen kunnen worden) wel gebruikelijk is. den spaarder reeds eerder tot bouwen in de gelegenheid te stellen. Immers dan is er zeer weinig stootkracht aanwezig en is het gevaar groot dat èn de spaarder èn de bouwspaar kas gedesillusioneerd zullen worden. Maar zelfs dan wanneer de spaar der zelf 30 van de bouwsom heeft gespaard, achten wij het risico ook vooi hem nog te groot, zoodat eventueele rijkssteun in. den vorm van garantie of eventueele toeslag tot bijv. 20 van de bouwkosten gevraagd zou moeten worden. Het resteerende bedrag ad 50 °/o van de bouwsom zou dan o.i. zonder al te groot bezwaar (daar immers verwacht kan worden dat de boerenleenbank de spaarders-aspirant bouwers iuist geselecteerd heeft) door de boerenleenbank in deri vorm van een hypothecaire geldleening kunnen worden verstrekt. Het zal ons aangenaam zijn als de boerenleenbanken deze aan gelegenheid eens ernstig overwegen en ons zouden willen berichten of ook zij het mogelijk achten dat het doelsparen voor het bouwen van een eigen huis, bij onze boerenleenbanken in de practijk te ver wezenlijken is. Reeds kort na de totstandkoming van de Stichting voor den Land bouw, werd door deze Stichting besloten te komen tot een overzicht van het annexatieprobleem, voor zoover dit van invloed is op den Nederlandschen landbouw. Hiertoe werd overgegaan tot de instelling van een z.g. annexatie commissie. Deze commissie besloot een rapport samen te stellen over de voor- en nadeelen voor den Nederlandschen landbouw bij een even tueele annexatie van West-Duitsch gebied. De commissie stelde zich voor de opstelling van bedoeld rapport in verbinding met verschillende landbouwdeskundigen en specialisten. Doordat leden van de annexatiecommissie eveneens zitting hadden, hetzij in de staatscommissie voor de annexatie, hetzij in de landeliike studiegroep gebiedsuitbreiding, werd verband gelegd tusschen het onderzoek te dezer zake voor den .landbouw eenerzijds en voor industrie, handel, enz. anderzijds. In December 1945 kwam de annexatiecommissie met haar rapport gereed. Van dit rapport mochten wij in Maart 1946 een exemplaar ontvangen en hoewel ons voor een uitvoerige bespreking tot dusverre de tiid heeft ontbroken, willen wij thans toch met een enkel woord van dit rapport melding maken. Het rapport, dat met verschillende kaarten, tabellen en grafieken is geïllustreerd, vangt aan met een beschrijving van het landschap van het eventuëel te annexeeren gebied, volgens de door de commissie voorgestelde begrenzing omvattend 1.200.000 ha. Over ditzelfde gebied volgen dan een bodemkundig overzicht, een beschouwing over boschbouw en houtproductie, rapporten betreffende waterschapoen waarvan de stroomgebieden zoowel in Nederland als in Duitsrhland. de ontginning van de veencomplexen, landbouw- gegevens betreffende het annexatie-vraagstuk, terwijl dit gedeelte dan besluit met een overzicht van bestaande literatuur over West- Duitschland. samengesteld door den buitenlandschen voorlichtings dienst van het Ministerie van Landbouw,, Visscherij en Voedsel voorziening. Was dit eerste gedeelte van het rapport geheel gewijd aan alge- meene gegevens betreffende het eventueel te annexeeren gebied, het tweede gedeelte handelt over de aan een eventuëele annexatie verbonden sociaal-economische problemen, welke, evenals de alge- meene gegevens, door allerlei deskundigen worden besproken. Als sociaal-economische problemen worden achtereenvolgens aan gesneden bevolking, landhonger, ontwikkeling van den landbouw- export. De vraag ,.Waar kan een Nederlandsch bevolkingsoverschot een plaats vinden? wordt bezien uit de volgende gezichtspunten industrialisatie, emigratie eij annexatie. Als gevolgen voor den landbouw bij een eventuëele annexatie zon der overname van de huidige bevolking van dit gebied, worden besproken verwijdering van de bevolking, structuur van den land bouw, structuur van het landbouwbedrijf eii voorziening van arbeids krachten. Het gedeelte over de sociaal-economische problemen eindigt met de bespreking van den invloed, welke een eventuëele annexatie van het door de commissie bedoelde gebied mèt behoud van de huidige bevol king zou hebben op onze landbouwbalans en mede daardoor op onze totale handelsbalans. Het derde en laatste gedeelte van het rapport geeft dan weer, welke conclusies op grond van het in het rapport vermelde kunnen worden getrokken. Wij laten tenslotte deze conclusies volgen 1. Indien tot annexatie wordt overgegaan heeft de landbouw be lang ^bij een zoo dun mogelijk bevolkt gebied om haar bevol kingsoverschot op te vangen. Een en ander volgens het plan der commissie zonder bevolking of met een zoo gering mogelijk aan tal verspreid wonende Duitschers. 2. De structuur van den landbouw en het landbouwbedrijf in het annexatiegebied zal geheel moeten worden ingesteld op de be hoefte van Nederland, dus veel graanbouw en overwegend grootere bedrijven van circa 50 ha. Hiernaast vinden natuurlijk wel enkele kleine bedrijven een plaats voor locale behoeften. 3. Naast plaatsing van ons bevolkingsoverschot biedt annexatie, zooals boven omschreven, voor den landbouw vele voordeelen ten aanzien van de volgende punten a. verbreeding van onze landbouwbasis en daarmede van ons volksbestaan b. door annexatie zal er binnen de tegenwoordige Nederland- sche grenzen een mogelijkheid bestaan om het „kleine boeren bedrijf" op een betere economische basis te brengen door v^-grooting van de bedrijfsoppervlakte tot een rationeele productiè. Zonder annexatie wordt het kleine boeren-vraag- stuk landbouw-technisch nagenoeg onoplosbaar c. grondstoffenleverancier van onze landbouwbedrijven, welke veredelingsproducten voor den export voortbrengen d. verbetering van onze handelsbalans. 4. De commissie is er zich van bewust, dat, indien aan een annexatie uitvoering zal worden gegeven, vele moeilijkheden te over-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 5