2 verbruiksdoeleinden. Een belangrijke soort van consumptief crediet is de verkoop op afbetaling, tenminste voor zoover deze wat meestal het geval is consumptiegoederen betreft. 2. Crediet op korten, middelmatigen en langen termijn. Als crediet op korten termijn wordt beschouwd het crediet met een looptijd van ten hoogste één jaar; als crediet op langen termijn, dat met een loop tijd van meer dan vijf jaar. Deze grenzen zijn natuurlijk eenigszins willekeurig getrokken. 3. Blanco - gedekt crediet. Blanco crediet is dat, hetwelk den credietnemer wordt verleend, ,,op zijn goede gezicht", zonder zeker heid dus. Het gedekte crediet kan zijn persoonlijk of zakelijk gedekt. Persoonlijke dekking bestaat meestal in borgtocht, zij kan ook be staan in hoofdelijk mede-schuldenaarschap of in aansprakelijkheid van de leden eener coöperatieve vereeniging. Zakelijke zekerheid kan zijn: pand (roerende zaken), hypotheek (onroerende zaken), privilege of wettelijk voorrecht (artt. 1180 1195 B.W.) en speciaal bij verkoop op afbetaling (dit is ook een soort credietverleening) het eigendoms voorbehoud van de verkochte zaak. Bij roerende goederen is in de laatste decennia ook nog opgekomen een zekerheid, die de wet niet kent, maar die door de rechtspraak is gesanctioneerd de eigendoms overdracht tot zekerheid. Een voorbeeld hiervan is de zekerheids cessie de cessie van een vordering tot zekerheid voor een crediet. Deze zekerheidsovermacht is in de praktijk van tamelijk groot be lang geworden. De credietverleeners van professie banken en andere financiëele instellingen verleenen in den regel uitsluitend gedekte credieten; handelaars verleenen aan hun afnemers meestal blanco crediet (hoewel zij in sommige gevallen eenige zekerheid bezitten op grond van de artikelen 1185 nr. 3, 1187 en 1190 B.W.). 4. Geldcrediet-, goederen- of dienstencrediet. Het eerste wordt verleend door ter beschikking stelling van een geldsom, het tweede door levering van goederen of prestatie van diensten. Het goederen- of dienstencrediet wodt verleend door een leverancier van de goe deren of diensten en kan dus ook worden genoemd leveranciers- crediet. Hiertegenover wordt dikwijls gesteld het afnemerscrediet dit bestaat in. vooruitbetaling van de koopsom of een deel daarvan door den afnemer van goederen of diensten het is dus een soort geldcrediet. 5. Crediet uit besparing - additioneel crediet. Wanneer iemand in een bepaald jaar een inkomen heeft van 5.000.en hij besteedt voor consumptie (in den ruimsten zin van het woord) 4.000.terwijl hij 1.000.uitleent aan een handelsrelatie of belegt bij een spaarbank, wordt crediet verleent uit besparing. Hetzelfde gebeurt, wanneer een winkelier een pond suiker levert op crediet van een maand; immers dat pond suiker heeft hij alleen zelf kunnen koopen uit zijn eigen kapitaal, d.i. uit zijn besparingen (eenvoudigheidshalve zien wij af van het geval, dat hij werkt met beleend kapitaal of koopt op crediet). Wanneer echter de Nederlandsche Bank crediet verleent met 10 bankbiljetten van 1000.die zij daarvoor heeft laten drukken, is er geen sprake van besparing, waaruit het crediet wordt verleend. Er is credietverleening met uit het niet gecreëerd geld. Het geld in de volkshuishouding is door de circulatiebank vermeerderd door creatie uit het niet, en met dit geld wordt additioneel crediet" ver leend. Additioneel crediet is dus crediet, dat er, om het huiselijk uit te drukken, zoo maar bij wordt gemaakt. Behalve de circulatiebank kunnen ook andere banken additioneel crediet verleenen, tenminste voorzoover zij geld giraal geld kunnen scheppen. (Zie „Geld en Crediet" II, onder E). Deze onderscheiding tusschen crediet uit besparing en additioneel crediet is voor de theoretische economie van groot belang. D. Credietinstellingen. Iedereen ontvangt en verleent wel eens crediet, maar er zijn onder nemingen, die van het ontvangen en verleenen van crediet hun bedrijf maken. Dit zijn in de eerste plaats de banken. Zij zijn de credietinstellingen bij uitnemendheid. Maar er zijn nog andere onder nemingen, voor welke het crediet een zoo integreerend en belangrijk element van de transacties is, die zij verrichten, dat men hen onder de credietinstellingen kan rekenen, al worden gewoonlijk alleen de banken de „handelaars in crediet" hieronder verstaan. De be langrijkste van deze credietinstellingen in ruimeren zin zijn de levens verzekeringmaatschappijen en de pensioen- en sociale verzekerings fondsen (kortweg de fondsen). Zoowel de levensverzekeringmaat schappijen als de fondsen ontvangen crediet van het publiek zij ontvangen premies van het publiek, waartegenover zij eerst later de contra-prestatie hebben te verrichten. Beide verleenen crediet de bedragen, die zij als premie ontvangen en waarover zij gedurende zekeren tijd de beschikking houden (immers hun contra-prestatie komt eerst later) beleggen zij, en de belegging geschiedt in den regel door verleening van crediet. De levensverzekeringmaatschappijen en de fondsen worden wegens hun beleggingsfunctie wel genoemd de in stitutioneel beleggers( onder welk begrip ook spaarbanken plegen te worden gebracht). Over de banken als credietinstellingen het meest interessant zullen wij iets uitvoeriger spreken, over de levens verzekeringmaatschappijen en de fondsen zullen wij slechts enkele korte opmerkingen maken. 1. De banken. Iets van de wordingsgeschiedenis van het bankwezen hebben wij reeds gezien bij de behandeling van de evolutie van het geldwezen (zie „Geld en Crediet" II onder E). Hieruit blijkt, hoe nauw het bank wezen, en daarmee een heel groot deel van het credietwezen, met het geld samenhangt. De verdere historie van het bankwezen moeten wij, hoe interessant en veelbewogen zij ook is, links laten liggen. (Men zie hierover de desbetreffende, literatuur, waarvan wij, speciaal voor de nieuwere geschiedenis van het bankwezen in de voornaamste landen, noemen G. M. Verrijn Stuart, Bankpolitiek, 4e druk 1941). De banken hebben alle dit gemeen, dat zij eenerzijds geld van het publiek leenen, anderzijds het geld aan het publiek uitleenen. Meestal is het laatste het voornaamste deel van het bedrijf. Maar soms staat het eerste op den voorgrond. Dit laatste is het geval bij de spaar banken; deze zijn er in de eerste plaats om geld van het publiek te leenen (om aan het publiek gelegenheid te geven spaargelden te beleggen) en zij leenen gelden uit alleen om de ter leen ontvangen gelden rendabel te maken en rente op de ingelegde spaargelden te kunnen uitkeeren. Bij de meeste andere banken is het juist omge keerd het leenen van geld van het publiek is voor hen slechts middel om aan het publiek geld te kunnen uitleenen (bij banken, die zoowel spaarbank als credietbank zijn, zooals de boerenleenbanken, gaan beide doeleinden samen). Wij zullen nu de verschillende soorten banken, die in ons land bestaan, de revue laten passeeren. v A. De circulatiebank. Deze is het centrum, althans een centrum (want ook het Ministerie van Financiën is in vele landen een centrum) van het geld- en credietwezen van een land. Haar eerste functie is er voor te zorgen, dat een juiste, niet te groote, maar ook niet te kleine, hoeveelheid bankbiljetten in omloop is. Daartoe is zij bevoegd bankbiljetten uit te geven; daartoe bezit zij de middelen om de hoeveelheid bankbiljetten in omloop te vermeer deren en te verminderen. De uitgifte van bankbiljetten kan geschieden op twee manieren door het uitleenen van bankbiljetten, en door het betalen met bank biljetten. De circulatiebank (ten onzent dus de Nederlandsche Bank) verleent voorschotten en credieten; de voorschot- of credietnemers krijgen hun voorschot of crediet hetzij in bankbiljetten, hetzij in giraal geld (zij krijgen het in giraal geld, wanneer de circulatiebank het bedrag van het voorschot gireert bij voorbeeld op hun rekening bij den postchèque- en girodienst). Nemen zij het voorschot of crediet in bankbiljetten op, dan komen bankbiljetten in het verkeer. Wanneer de circulatiebank haar employé's betaalt, zal zij dit in den regel ook doen in bankbiljetten. Het bedrag aan biljetten, dat op deze manier in omloop komt, is echter niet belangrijk. Het kan echter wèl belangrijk zijn, wanneer de circulatiebank edel metaal (in het bijzonder goud) koopt, of wanneer zij op de „open markt" effecten of schatkist papier koopt. Met zulke aankoopen kunnen groote bedragen gemoeid zijn, en als de circulatiebank hen betaalt met bankbiljetten (ook be taling met giraal geld is natuurlijk mogelijk), worden belangrijke bedragen aan bankbiljetten in omloop gebracht. De middelen, waarmede de circulatiebank de hoeveelheid bank biljetten in omloop reguleert (al naar de behoeften der volkshuis houding vermeerdert of vermindert) zijn voornamelijk disconto- politiek en open markt-politiek. Wil de circulatiebank de bankbiljettenomloop vergrooten, dan ver laagt zij het disconto. Het disconto is het percentage, dat bij de ver koop van een wissel of promesse van de hoofdsom hiervan wordt afgetrokken. Het is een rentevergoeding voor den kooper van de wissel of promesse, die b.v. voor een wissel, vervallende op 1 Mei, op 1 Februari betaalt 99 °/o van de hoofdsom het disconto is in dit geval 1 °/o per drie maanden of 4 °/o 's jaars. Discontoverlaging betee- kent niet alleen verlaging van den rentevoet, geldende bij het ver- disconteeren van wissels en promessen zij gaat gepaard met ver laging van de rentepercentages, geldende voor andere vormen van credietverleening, waarmede de circulatiebank zich bezig houdt. En in den regel volgen de algemeene banken (zie hieronder) het voorbeeld van de circulatiebank en verlagen zij hun rentetarieven. Er komt dus een vrij algemeene verlaging van rente voor credieten van het soort, dat de circulatiebank en de algemeene banken verstrekken. Deze ver laging werkt in de richting van uitbreiding der credietverleening. De circulatiebank verleent meer crediet en brengt dus meer bank biljetten in het verkeer ook de algemeene banken verleenen meer crediet voorzoover zij in contanten (niet in giraal geld) uitbetalen, zullen zij zich de beschikking moeten verschaffen over meer con tanten, en gezien de zeer geringe elasticiteit van de hoeveelheid munten (de muntbiljetten laten wij eenvoudigheidshalve buiten be schouwing), die in omloop is, kunnen zij dit alleen door van de cir culatiebank meer bankbiljetten te verkrijgen zij vragen daartoe een deel van hun tegoed bij de circulatiebank in bankbiljetten op, of, als zij geen tegoed hebben, nemen zij een crediet bij de circulatiebank en vragen uitbetaling hiervan in bankbiljetten. Verlaging van het disconto werkt wel in de richting van crediet- expansie maar niet altijd sterk genoeg soms zijn er tegenwerkende krachten, die het effect van de discontoverlaging neutraliseeren. Daarom heeft men aan de circulatiebank een tweede middel tot ver grooting van de bankbiljettencirculatie ter beschikking gesteld het middel van de open markt-aankoopen. Wil de circulatiebank de hoe veelheid bankbiljetten in omloop vergrooten, dan koopt zij op de open markt b.v. J 10 millioen effecten of schatkistpapier, en voor zoover de koopers in bankbiljetten betaalt (dit zal in ieder geval wel ten deele zijn), komen er meer bankbiljetten in het verkeer. Wil de circulatiebank de hoeveelheid bankbiljetten, in omloop ver minderen, dan doet zij natuurlijk juist het omgekeerde zij verhoogt het disconto en zij verkoopt effecten of schatkistpapier op de open

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 2