7 ECONOMISCH NIEUWS DE ECONOMISCHE POSITIE VAN DE LANDBOUW BEDRIJVEN IN NEDERLAND NA DEN OORLOG. J.n de uitgave „Algemeen Agrarisch Archief" van 6 Mei j.1., troffen wij in het „Economisch Overzicht" over bovengenoemd onderwerp onderstaande beschouwingen aan van de hand van Ir. C. H. J. Maliepaard. „Het Nederlandsche landbouwbedrijf vertoont in technisch zoowel als in economisch opzicht een vrij sterk gedifferentieerd karakter. Deze differentiatie heeft, altijd moeilijkheden opgeleverd in tijden van economische beroering. Hoewel er in Nederland stééds een groep van bedrijven kan worden aangewezen, welke tengevolge van hun grootte en structuur werken op de grens van het economisch minimum, wordt de kwetsbaarheid van deze groep van bedrijven in tijden van econo mische depressie en in tijden van internationale verwikkelingen wel sterk vergroot. Tot deze groep behooren in de eerste plaats o.a. de kleine gemengde bedrijven in de zandstreken en rivierkleistreken, voorts de veehoudersbedrijven, die van oudsher een dichten melkvee stapel per oppervlakte-eenheid bezitten en in zekeren zin ook het. tuinbouwbedrijf, hetwelk bij den afzet van zijn producten in sterke mate is aangewezen op het buitenland. Het gemendg bedrijf op de zandgronden en ook het intensieve veehoudersbedrijf, dat vooral in het westen van ons land voorkomt, kan slechts intensief zijn, indien het de beschikking heeft over het noodige krachtvoer, dat onder nor male omstandigheden steeds uit het buitenland wordt betrokken Hierdoor worden de kleine bedrijven op het zand in staat gesteld een grooten varkens- en pluimveestapel te houden, waarvan de om vang weinig te maken heeft met de oppervlakte van het bedrijf, terwij', het veehoudersbedrijf, hetzij met een dichten rundveestapel alleen, hetzij met daaraan toegevoegd een omvangrijken veestapel, in staat is op een niet al te groote oppervlakte een bestaansmogelijkheid te verwerven. Diréct na het uitbreken van den oorlog ondervonden deze bedrij ven de meest ernstige repercussies door het uitblijven van den vee voeder-import. De pluimveestapel verdween nagenoeg, de varkens stapel eveneens en de rundveestapel moest in deze streken drastisch worden ingekrompen. Men kan zonder overdrijving betoogen dat de boeren, zich financiëel gedurende den oorlog wel hebben gered en dat de moeilijkheden, die men in dien tijd ondervond, niet direct van economischen aard waren. Na den oorlog evenwel is dit beeld geheel anders geworden. De kleine bedrijven op de zandgronden en in de rivierkleistreken, zoomede het van huis uit intensieve veeteeltbedrijf in de buurten der groote steden en in zeker opzicht ook de vee houdersbedrijven in de zelfkazende districten hebben thans, de een meer, de ander minder met moeilijkheden te kampen, Men heeft eenigszins overdreven verwachtingen gekoesterd t.a.v. den import van dierlijke voedermiddelen. De geheimzinnigheid, welke tijdens den oorlog in het algemeen werd betracht met betrekking tot den voorraad voedsel in de oorlogvoerende en geteisterde landen is thans opgeheven en nu blijkt, wat eigenlijk wèl te verwachten was, dat de internationale voedselpositie niet al te best is. Mede in ver band met de moeilijke deviezenpositie, waarin ons land verkeert, is het derhalve uiterst gevaarlijk, de groep van kleine bedrijven in den vorm van een eenigermate omvangrijken veestapel dié economische positie te geven, welke zij voor haar bestaansmogelijkheden dringend behoeft. Van huis uit is de basis dezer bedrijven al smal, maar onder de thans heerschende omstandigheden bij het nog steeds bestaande tekort aan kunstmest en aan veevoeder kan van een rendabel bedrijf bij het huidige prijspeil der landbouwproducten bezwaarlijk sprake zijn. De berekeningen omtrent de kostprijzen der landbouwproducten heb ben dit uitgewezen. Nimmer is de scheiding daarin zoo groot geweest als momenteel. Indien men b.v. consequent den toegevoegden arbeid op het zand- bedrijf voor 100 laat wegen op de kosten van het gewas, dan wordt hiermede een kostprijs van het product bereikt, die 50 tot 60 hooger ligt dan b.v. op de gemiddelde rationeel geleide bedrijven in de overige akkerbouwgebieden. Voor de producten van de veehouderij is de toestand al niet anders. Zoo hebben'de berekeningen met betrekking tot de kostprijs van de melk uitgewezen, dat op de bedrijven in Friesland, zonder rekening te houden met het inkomen door den verkoop van gebruiks- en stamboekvee een kostprijs wordt verkregen per kg melk van 3.3 vetgehalte, die ongeveer 4 cent lager ligt dan in de consumptiemelk- bedrijven in het westen des lands. Deskundigen zijn van meening, dat dit prijsverschil tusschen de Friesche bedrijven en de bedrijven op de zandgronden niet veel minder zal zijn. Het is in dit licht bezien der halve zeer moeilijk voor de Overheid om bij een vaststelling van den melkprijs uit te gaan van de veehoudersbedrijven in Friesland en Noord-Holland, welke zeer wel beter geleid worden, maar die toch ook in hun structuur voordeelen bieden boven de melkveehouders- bedrijven elders. Neemt men vervolgens in aanmerking, dat kort na den oorlog de toestand op het gebied van veebezetting, voeder- toewijzing en künstmestverbruik enz. nog zeer abnormaal is, dan is het te begrijpen, dat de Overheid bij de prijsvaststelling zich meer oriënteert in de richting van het minder rationeele bedrijf. Alleen, dit kan vanzelfsprekend niet zoo blijven. Het is n.1. uit de berekeningen van den varkensprijs gebleken, dat een hooger gebruik van krachtvoer een rendabele productie van varkensvleesch met zich meebrengt. Ipdien de varkenshouders meer gerst en maïs ter beschikking zouden kunnen krijgen, zou derhalve de kostprijs van het varkensvleesch auto matisch dalen. Dit houdt in feite in, dat ook een betere positie van den akker op het gemengde bedrijf een gestimuleerd verbruik van krachtvoer bfeteekent en derhalve ook een verlaging van den melk- en vleeschprijs tot gevolg zou hebben. Dit laatste geldt dan, indien de kostprijs van het krachtvoer op deze bedrijven ongeveer op het peil ligt of lager is dan de prijs, die hans voor het buitenlandsche vöer (levering af boerderij) wordt betaald. Het is jammer, dat momenteel nog weinig kostprijsgegevens ter beschikking staan van dié veehoudersbedrijven, welke met toepassing van het moderne beweidingssysteem en met een meer gesloten voorziening van eiwitrijk voer (dus uit eigen bedrijij melk en vleesch produceeren, maar het is aan geen twijfel onderhevig, dat deze kostprijzen hierdoor in belangrijke mate naar beneden worden gebracht. Wat dit laatste betreft, liggen er op deze bedrijven nog groote mogelijkheden en zal de welbegrepen taak van de Overheid en den georganiseerden Landbouw moeten zijn, om met spoed de ver betering van het veehoudersbedrijf in deze richting ter hand te nemen. Men mag n.1. niet uit het oog verliezen, dat Nederland onder normale omstandigheden een veestapel bezit, waarvan de productie binnen eigen grenzen niet kan worden geplaatst. In den oorlog is wel duide lijk aangetoond, bij het omzetten van grasland in bouwland hier al spoedig de grens is bereikt en een vergrooting van het land-areaal vrijwel niet meer mogelijk is. Men moet hier te lande dan ook steeds rekening houden met het feit, dat meer dan 1 millioen ha land als grasland zal dienen te worden geëxploiteerd en Nederland zal derhalve ook op de buitenlandsche markt moeten verschijnen door melk producten in een of anderen vorm aan te bieden tegen een prijs, die concurrentie mogelijk maakt. Momenteel is de voedselnood in diverse landen der wereld en ook in Europa zoo apert, dat men zich over den afzet van producten geenszins bezorgd behoeft te maken. Wij zijn hier momenteel nog niet aan toe, maar toch kan een verzadiging van de buitenlandsche markt betrekkelijk binnen zeer korten tijd bereikt worden. Het is zeker, dat met name in de Vereenigde Staten van Noord- Amerika en in de Dominions van het Britsche Empire met geweldige voortvarendheid wordt gestreefd naar een grootere productie op agrarisch gebied en juist deze landen met hun enorme agrarische mogelijkheden beheerschen in feite het toekomstige beeld van de wereldmarkt. Over èenigen tijd zal het dan ook blijken, of Nederland mede kan met de prijzen, die op deze buitenlandsche markt kunnen worden gemaakt. Het is welicht praematuur om momenteel hierover voorspellingen te doen, maar dat dit tijdstip van verzadiging door Nederland met eenige zorg moet worden tegemoet gezien, valt buiten eenige twijfel. Met betrekking tot de positie van het tuinbouwbedrijf kan nog het volgende worden medegedeeld. In het voorjaar werd het vrije prijs- systeem op de veilingen weer toegelaten en de prijsvorming van het product „groente" werd in geen enkele phase van haar verloop van producent tot consument meer aan beperkende maatregelen gebonden. Aanvankelijk waren de prijzen hoog, doch bij den eenigszins ruimer wordenden aanvoer van broeikassla en spinazie zijn de prijzen in dalende richting gegaan en thans zijn wij zoover, dat de Overheid ten aanzien van enkele producten een minimumprijsregeling zal invoeren. De productie is vrij overvloedig en de export is beperkt. Wel is - Engeland aan de markt voor een zeer behoorlijk kwantum, doch de verpakking, de transport- en de uitlaadmogelijkheden schijnen zoovele moeilijkheden mede te brengen, dat de geheele uitvoer met horten en stooten verloopt. Men overweegt voor producten, die voor den minimumprijs worden overgenomen, afzet naar het door de Engelschen en Amerikanen bezette gebied van Duitschland. Ook naar Tsjecho- Slowakije heeft eenige uitvoer plaats.Voor een reeks andere producten als de eersten, bloemkool, asperges, wortelen en andijvie kunnen nog behoorlijke prijzen worden bedongen. HANDELSVERDRAG MET FRANKRIJK Onder bovenstaand opschrift werd door het Ministerie van Land bouw, Visscherij en Voedselvoorziening, afdeeling Voorlichting d.d. 3 Mei j.1. het volgende bericht verstrekt Op 9 April j.J, is te Parijs het handelsverdrag tusschen Nederland en Frankrijk geparafeerd. De resultaten van de gehouden bespre kingen, zooals die in het accoord tot uitdrukking komen, zijn over het algemeen gunstig. Ondannks de moeilijkheden, die de Franschen in hun eigen land met de voedselvoorziening ondervinden, toonden zij begrip voor onze zorgen op dit punt. Zoo kan tot hun teleurstelling de ex portvan een belangrijke hoeveelheid consumptie-aardappelen, alsmede van een kwantum boter, waarop zij hadden gehoopt, niet doorgaan. Wel werd overeenstemming bereikt ten aanzien van den export van consumptie-erwten en versche groenten. Niettemin heerschte er een w'ederzijdsch vertrouwen, dat beide landen zouden trachten maximale prestaties te leveren, Het thans tot stand gekomen lfandelsaccoord is het belangrijkste, dat na den oorlog door ons land is afgesloten. De handel met Frank rijk is van veel gewicht voor het economisch herstel van ons land. Dit blijkt uit den te verwachten invoer van metalen, chemische pro ducten, textiel en keramische en pharmaceutische grondstoffen. Bovendien komen op het importprogramma goederen voor, die voor onzen landbouw van groot belang zijn, zooals kunstmest, landbouw werktuigen en -motoren en middelen voor de bestrijding van ratten en schadelijke insecten. De uitvoer van Nederlandsche landbouwproducten in het raam van

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 7