2 DE BOUWSPAARKASSEN (I) bankpapier toch stond in een zeer abnormale venhouding tot zoowel de aanwezige hoeveelheid goederen als tot de behoeften. Op 6 Mei 1940 bedroeg de bankbiljettencirculatie van de Nederlandsche Bank 1159 millioen. Gedurende de oorlogsjaren nam deze biljetten-omloop regelmatig toe, totdat op 7 Mei 1945 een maximum van 5518 millioen werd bereikt. Een groot gedeelte van het geld kon geen emplooi vinden, hing dus als zoogenaamde „zwevende koopkracht" dreigend boven de markt. Onze regering achtte het dan ook, teneinde te komen tot gezond making van het economisch leven, een eerste vereischte over te gaan tot saneering van het geldwezen. Als eerste maatregel moesten in de week vanaf 7 Juli 1945 alle biljetten van 100.worden ingeleverd. Voor deze inlevering waren ook alle boerenleenbanken naast de commerciëele banken als inleve ringskantoren door de overheid aangewezen. En hiermede ving een periode aan, die, naar wij meenen te mogen veronderstellen, de boerenleenbanken (en inzonderheid de kassiers en degenen, die hen terzijde stonden) nimmer zullen vergeten. Een tijd van ingespannen werken, niet alleen overdag, maar ook 's avonds en in zeer veel gevallen ook grootere of kleinere gedeelten van den nacht. Begon dit reeds met de biljetten van 100.nog veel grooter werd de stroom van werkzaamheden, toen in de laatste week van September ook al het overige bankpapier moest worden ingeleverd. Alle tegoeden terzake van deze inleveringen werden terstond ge blokkeerd, terwijl door middel van zoogenaamde algemeene vergun ningen door de Nederlandsche Bank bij stukjes en beetjes gelden voor bepaalde doeleinden (en dan nog zoo beperkt mogelijk) weiden vrijgegeven. Veel behoeven wij over dit alles niet te zeggen iedere kassier weet uit eigen ondervinding, wat de geldsaneering aan bijzondere werk zaamheden voor de banken heeft medegebracht. Tot in lengte van dagen zal 1945, naast het jaar dei bevrijding, voor de banken dan ook wel het jaar der geldsaneering blijven. We volstaan hier met de volgende opsomming deblokkeerings- voorschriften, splitsing der rekeningen, het verstrekken van alle,lei opgaven aan de Nederlandsche Bank, het doen van de opgaven voor de fiscale recherche, het verstrekken van gegevens aan de Centrale Bank, de inschrijvingen 3 Grootboek 1946, inschrijvingen op spaar- certificaten. En tusschen dit alles door gingen de gewone bankwerk- zaamheden, voor .zoover ze voorkwamen, hun gang, terwijl tegen hei eind van het jaar ook nog alle werkzaamheden, verband houdend met do afsluiting der boeken en het opmaken van rekening en balans, verricht dienden te worden. Per 31 December 1945 bedroeg de biljettencirculatie 1386 millioen tegen 5094 .millioen aan het begin van het jaar. Het bedrag aan oude bankbiljetten, dat niet werd ingeleverd, omdat het verloren ging oi omdat men het niet durfde inleveren, bedroeg per 31 December 1945 "326,6 millioen. Van het in totaal ingeleverde bedrag ad 3381 millioen werd.bij de boerenleenbanken gedeponeerd 702.650.000.dus ongeveer 21 En deze geldsaneering beheerschte voor het verdere verloop van 1945 eigenlijk het geheele bedrijf der boerenleenbanken. Tot normale bankzaken kon men vrijwel niet komen en van voor- schot- en credietverléening was de eerste maanden of in het geheel geen of ternauwernood sprake. Anders was het gesteld met de spaarbanken der boerenleenbanken.' Voor deze was het jaar 1945 een zeer opmerkelijk jaar. In de eerste helft van het jaar bleven de omzetten ver beneden het normale, terwijl de tweede helft van het jaar gekenmerkt werd door een ongekende drukte, nauw verband houdend met de geldsaneering. In de maanden Januari tot en met Juni werd bij de boerenleen banken, aangesloten bij de Centrale Bank te Utrecht, in totaal aan spaargeld ingelegd 211,7 millioen. Over de maanden Juli tot en met December bedroeg deze totale inleg niet minder dan f 685 millioen. In de periode Januari tot en met Juni werd door de boerenleen banken in totaal terugbetaald 50,5 millioen en van Juli tot en met December 268,5 millioen. Ter vergelijking geven wij hieronder over dezelfde periode de cijfers zoowel van de Rijkspostspaarbank als van de spaarbanken, aangesloten bij den Nederlandschen Spaarbankbond Inlagen Terugbetalingen Jan./Juni Juli/Dec. Jan./Juni Juli/Dec. millioen millioen millioen millioen Rijkspostspaarbank 241 748,2 138,4 186,3 Bijzondere Spaarbanken 135,1 309 51,2 128,3 i v s\ s 'Üi.i De geldsaneering bracht groote verschuivingen met zich mede op de geldmarkt. Desondanks was de Centrale Bank in staat om aan de aan gesloten banken over 1945 een rente te vergoeden van 2/2 tot een maximum van 50 der spaargelden en creditsaldi in loopende reke ning volgens de balans der banken per 31 Decmber 1943 en voor het meerdere tV2 Als gevolg hiervan waren ook de boerenleenbanken in staat om voor de aan haar toevertrouwde gelden een behoorlijke rente te geven. (Volgen dan bijzonderheden de eigen boerenleenbank betreffende). De bouwspaarkassen trekken op het oogenblik weer de aandacht. Er is een regeling of een wetsontwerp in voorbereiding tot regeling en toezicht op het bouwspaarkas-wezen. Voorts is blijkbaar volgens de berichten in de dagbladen, de directeur van een der grootste Zwit- sersche bouwspaarkassen naar Nederland gekomen om de inter nationale betrekkingen der bouwspaarkassen te herstellen en tevens groote plannen tè bespreken, teneinde in samenwerking met de UNO in de verschillende landen aan den wederopbouw werkzaam te zijn. Bovendien ervaren wij dat ook op het platteland de animo voor deel name in bouwspaarkassen niet gering is. Wij meenen daarom goed te doen in ons orgaan een en ander over het bouwspaarkaswezen mede te deelen. Voor een goed deel ontleenen wij onze gegevens aan het in 1943 verschenen rapport betreffende de bouwspaarkassen, uitgebracht door een commissie, ingesteld door het Nederlandsch Instituut voor Volks huisvesting en Stedebouw. Het doel van de bouwspaarkas is in de eerste plaats de deelnemers het bezit van een eigen huis te verzekeren. Dit is zeer zeker een loffe lijk streven, De leuze „Ieder gezin een eigen onbezwaarde woning", waaronder de bouwspaarkassen plegen te v/erken, zal in vele ooren als muziek klinken. Evenwel is de mogelijkheid om door deelnemer schap van een bouwspaarkas spoedig in het bezit te komen van een eigen woning thans veel kleiner dan voor den oorlog? Immers er zijn geen huizen beschikbaar en is in den eersten tijd het bouwen van nieuwe woningen op groote schaal nog niet mogelijk. Voorts zijn de bouwkosten hoog en is de spaarcapaciteit geringer, terwijl nog niet te voorzien is, dat deze spoedig veel ruimer zal worden. Integendeel is te verwachten, dat ip de naaste toekomst deze spaarcapaciteit geringer wordt, zoodra er meer duurzame gebruiksgoederen, zooals kleeding schoeisel, linnengoed, rijwielen enz., waaraan groote behoefte bestaat, beschikbaar worden gesteld. Deelnemers van de bouwspaarkas behooren voorts meestal niet tot de finantieel sterksten, De grootste groep geniet een vast inkomen. Voor de meesten van hen'strekt de verwacl^ting voorloopig niet verder dan „Voor ieder gezin weer behoorlijke kleeding, linnengoed enz." Toch blijft de behoefte aan woningen nijpen, drang naar bezit zal blijven bestaan en deze zal dringender worden, naarmate de behoefte aan duurzame gebruiksgoederen wordt bevredigd. De bouwkosten zijn echter hoog. Ook de huren van nieuw te bouwen huizen zullen hooger moeten zijn dan die van de vooroorlogsche woningen. Zoolang do huur prijzen door de.overheid worden beheerschl, zullen de huurders van vooroorlogsche huizen bevoordeeld zijn boven de huurders van de nieuw gebouwde woningen. Wordt de prijsbeheersching losser, dan zullen die huren zich ook weer gaan aanpassen en geleidelijk zal bij de huurders weer het streven ontstaan in het bezit te komen van een eigen woning. De bouwspaarkassen zullen dan weer hun kans krijgen. De middelen die de bouwspaarkas toepast om tot het doel te ge raken, is de deelnemers te bewegen tot storting van periodieke be dragen als spaargeld en het verstrekken van hypothecaire geldleenin- gen, om daarmede het begeerde huis te kunnen koopen. Als spaarinstituut onderscheid de bouwspaarkas zich van de gewone spaarbank en de boerenleenbank omdat hier uitdrukkelijk gespaard .wordt voor een bepaald doel en in de tweede plaats omdat de spaar ders contractueel verplicht worden periodieke stortingen te verrichten. Hier is dus sprake van een spaardwang, die voor velen een zeer nuttig effect kan hebben. Van een hypotheekbank onderscheidt zich de bouw spaarkas in de eerste plaats, omdat zij geen pandbrieven uitgeeft en in de tweede plaats omdat zij streeft naar algeheele aflossing binnen afzienbaren tijd door het systeem van annuïteits-aflossing, waarbij de verplichting bestaat het oorspronkelijk contractueel vastgelegde spaar - bedrag maandelijks te blijven voldoen. De contractuëele verplichting tot sparen en aflossen omvat eveneens de kosten en bijdragen. De meeste bouwspaarkassen in Nederland berusten op het rente- looze systeem. Over de spaargelden wordt dan geen rente uitgekeerd en over de verstrekte hypotheken behoeft men evenmin rente te betalen. Dit is zeer aantrekkelijk en de kassen hebben daarmede een groot succes gehad bij de aanwerving van deelnemers. Daar de bouw spaarkassen geen zuiver philanthropische instellingen zijn, is echter wel aan te nemen dat de deelnemers op de een of andere wijze toch de kosten van administratie en van winsten moeten betalen. De groote moeilijkheid is echter, dat vrijwel niet is te bepalen wat liet den deel nemers nu eigenlijk kost. Er worden allerlei kosten en bijdragen be rekend, meestal per 1,000.te verstrekken hypotheek, welke kosten echter voor de verschillende bouwspaarkassen nogal uiteen loopen. Wij kunnen echter wel aannemen dat degenen, die niet lang be hoeven te wachten op hun geldleening voordeeliger uit zijn dan degenen, die zich een langen wachttijd zien toebedeeld en juist het bepalen van dezen waphttijd vormt het grootste probleem, daar deze afhankelijk is van het al of niet voortduren van den stroom der gelden van de-deelnemers, derhalve van hun spaarcapaciteit. Trouwens de rentelooze tarieven kunnen waarschijnlijk wel wiskundig correct wor den opgezet, maar de practijk heeft blijkbaar overal onaangename verrassingen veroorzaakt. Gelijke verdeeling van de kosten voor alle deelnemers schijnt practisch niet mogelijk en psychologische factoren storen het verloop. In het wetsontwerp, dat in voorbereiding is, schijnt dan ook mede op instigatie van enkele goedbeheerde bouwspaar kassen het rentelooze systeem verboden te worden. Wij spraken hiervoren over den wachttijd. Deze kan kort zijn als de spaarcapaciteit groot is en voortdurend een stroom van nieuwe spaargelden binnenkomt. De wachttijd wordt echter des °te langer

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 2