AIFFEISEN-BODE
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 20
1 JUNI 1946
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
GRONDSTOF VOOR HET
JAARVERSLAG EENER BOEREN
LEENBANK OVER'1945
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
TEIEF. 15867
De inleiding tot ons verslag over hot jaar 1944 eindigde met de vol
gende zinsneden:
„En zoo eindigde het jaar 1944 voor duizenden burgers, inzonder
heid die in de groote steden, in een toestand van voedsel-, brand
stoffen en materiaalnood, zonder gas, zonder electriciteit, veelal
ook zonder water. Voorwaar wel een van de moeilijkste winters,
die de bevolking van Nederland ooit heeft gekend."
Wij kunnen, nu wij ons zetten aan het maken van een verslag over
het jaar 1945, onmiddellijk bij dit sombere einde van 1944 aanknoopen
en kortweg zeggen Deze noodtoestanden zetten zich in het begin
van 1945 nog in meerdere en verscherpte mate voort.
Het Westen des lands ging gebukt onder den honger, het Noorden
en Oosten onder de krijgsbedrijven.
Het Zuiden was begin 1945 reeds sedert eenige maanden bevrijd,
doch had, mede als gevolg van de oorlogshandelingen, nog met vele
moeilijkheden te kampen.
Inzonderheid de maanden Maart en April mogen voor de zooge
naamde hongerprovincies wel tot de zwaarste uit de geschiedenis
worden gerekend, vooral ook omdat de moeilijkheden, voortsprui
tende uit den zeer slechten voedseltoestand, nog verzwaard werden
door het ^ptimeedoogenloos optreden van den bezetter.
Maar gelukkig kwam ook in den oorlogstoestand meer en meer ken
tering en hoewel er in de eerste maanden van 1945 nog geen defini
tieve berichten over capitulatie doorkwamen, voelde iedereen toch,
dat er i®ts aan het veranderen was en dat er groote gebeurtenissen
„in de lucht hingen".
Toen dan ook op 24 April de geallieerden den grooten aanval op het
hart van Duitschland begonnen en de bezetters op 29 April moesten
goedvinden, dat een begin werd gemaakt met de voedselvluchten
boven het Westen van Nederland, begon het voor ieder duidelijk te
worden, dat het met de macht van Duitschland gedaan was.
En zie, eigenlijk nog geheel onverwachts, kwam daar op Vrijdag
4 Mei 1945 des avonds te 9 uur over de Luxemburgsche radio het
groote nieuws, dat de Duitsche legers in Nederland, West-Duitschland
en Denemarken gecapitüleerd hadden. Een nieuws, eigenlijk eerst nog
te groot om te gelooven, maar op Zaterdag 5 Mei, des morgens te
8 uur, inderdaad officiëel bevestigd het was een ongekend gevoel na
vijf jaren van onderdrukking weer vrij te mogen spreken en zich vrij
te mogen bewegen (voor zoover het verkeer dit althans toeliet).
De intocht der gealliëerden ontketende, inzonderheid in de honger
provincies, een voor Nederland ongekend enthousiasme. Het waren
in alle opzichten dagen, zooals men nog nimmer had beleefd.
Nadat echter het eerste enthousiasme wat was bedaard en men de
balans trachtte op *le maken van hetgeen ons land nu eigenlijk in
materiëel opzicht nog bezat, werden we allen geplaatst voor den
grooten ernst der feiten een leeggeroofd land, zonder voorraden, met
veel vernielingen op allerlei gebied, een (vooral in het Westen) door
den slechten voedseltoestand uitgeputte bevolking, duieenden en
duizenden van onze landgenooten nog buiten het land. En in econo
misch opzicht leek het bijna hopeloos het economisch raderwerk
wederom op gang te brengen. Echter ook nu verloochende de Neder-
landsche geest zich niet en na de noodzakelijke aanvoeren van levens
middelen, kwamen al spoedig het vervoervraagstuk, de kolen-, elec-
triciteits- en gasvoorziening aan de orde. Toen volgde aanvoer van
grond- en hulpstoffen, waarna de productie op kleine schaal weer ter
hand kon worden genomen.
Na de eerste voorzieningen op materiëeL gebied vroegen andere
problemen de aandacht, als geldzuivering, saneering van de overheids-
huishouding, de effectenregistratie, de heropening van de beurs, enz.
En over dit killes hing dan nog de schaduw van het Indonesische
probleem. Toch mocht er aan het einde van 1945 gegronde hoop wor
den gekoesterd, dat in het nieuwe jaar de resteerende moeilijkheden
zouden worden overwonnen en dat wij de nog dreigende gevaren
te boven zouden komen.
De verbinding tusschen de boerenleenbanken en de Centrale Bank
was in begin 1945, evenals gedurende de laatste maanden van 1944,
uitermate moeilijk. We kunnen wel zeggen, dat het contact tusschen
het meerendeel der aangesloten banken en de Centrale Bank vanaf
het begin van 1945 tot ongeveer half Mei van dat jaar practisch
onmogelijk is geweest. Immers, treinverbindingen waren er niet, post
verzending was derhalve niet mogelijk, het overige verkeer was door
de bezetters grootendeels verboden, telefoon en telegraaf werkten
niet, terwijl het gebrek aan fietsen en banden ook bezoek op die wijze
onmogelijk maakte, om tenslotte nog maar niet te spreken van de
gevaren op den weg.
De Centrale Bank had de mogelijkheid van het ontbreken van iedere
verbinding met Utrecht gelukkig tijdig ingezien en dientengevolge het
systeem van de hulpcentrales, dat oorspronkelijk in het begin van
1940 was ingesteld, opnieuw georganiseerd. Als hulpcentrales werden
in het geheele land 13 (meest grootere) bóerenleenbanken aangewezen,
met de bedoeling, dat door deze hulpcentrales hoofdzakelijk ten aan
dien van het geldverkeer de functie van de Centrale Bank ten opzichte,
van de onder die hulpcentrales ressorteerende boerenleenbanken zou
worden overgenomen.
Hiertoe werden ten name van die hulpcentrales credieten geopend
bij de Agentschappen van de Nederlandsche Bank tot een totaalbechag
van 10.442.000.terwijl bovendien bij 31 andere boerenleenbanken
(gedeeltelijk ook hulpcentrales), die ver van ieder Agentschap der
Nederlandsche Bank verwijderd waren, door de Centrale Bank depots
in contanten werden gevormd.
Geconstateerd mag worden, dat de hulpcentrales in het algemeen
goed werk hebben verricht, inzonderheid in die streken, die ver van
Utrecht verwijderd waren en die dus voor het doen van zaken vrijwel
geheel op eigen initiatief waren aangewezen.
Veel zaken werden er overigens bij de banken niet gedaan geduren
de de eerste maanden van 1945 in hoofdzaak werden gelden gestort,
terwijl voorschot- en credietverleening onder de toen geldende om
standigheden practisch niet voorkwam.
Het is te begrijpen, dat het na de bevrijding door de Centrale Bank
van groot belang werd geacht te weten hoe de boerenleenbanken, met
welke gedurende de periode van September 1944 tot Mei 1945 prac
tisch geen contact mogelijk was geweest, dezen tijd waren door
gekomen en hoe het stond met bedrijven, gebouwen en functionarissen
Hiertoe werd door de Centrale Bank reeds op 18 Mei 1945 een eerste
circulaire na de bevrijding tot de aangesloten banken gericht, ver
gezeld van een vragenlijst. Eerdere verzending van deze circulaire
was niet mogelijk, omdat de postdienst nog niet functionneerde.
Verschillende banken (o.a. de geëvacueerde) konden in verband met
de bijzondere omstandigheden deze vragenlijst niet invullen, doch ten-
slotie werd toch van 692 banken antwoord ontvangen. Kort samen
gevat vertelden deze antwoorden ons, dat 582 gebouwen en woon
huizen, waarin kantoren der boerenleenbanken gevestigd zijn, onbe
schadigd waren gebleven, 110 gebouwen en huizen hebben schade
geleden, waaronder 21 zóó zwaar, dat ze óf onbruikbaar zijn geworden
óf moesten worden afgebroken.
Dertien banken leden schade aan kasgelden tot een totaalbedrag
van ruim 97,000.De kasgelden waren tegen molest verzekerd.
Helaas vielen onder de functionnarjssen der boerenleenbanken 20
slachtoffers te betreuren. Hun nagedachtenis zal bij ons in dankbare
herinnering blijven' voortleven.
Reeds op 14 Mei, dus slechts 9 dagen na de bevrijding? werd van
een enkele boerenleenbank bericht ontvangen omtrent den stand van
zaken en in de daarop Volgende dagen tot eind Mei werden regelmatig
berichten van de banken bij de Centrale Bank ontvangen.
Door de Centrale Bank werden aanstonds na de bevrijding pogingen
in het werk gesteld om ook het persoonlijk contact met de banken
weer tot stand te doen komen. Alle pogingen tot het verkrijgen van
reisvergunningen leden echter den eersten tijd schipbreuk, daar deze
vergunningen uitsluitend werden afgegeven voor hen, die direct bij de
voedselvoorziening waren betrokken.
Op 1 Juni 1945 werd het geheele land, met uitzondering van een
gedeelte van Noord-Holland benoorden de lijn AmsterdamHaarlem
weer voor reisverkeer opengesteld, al bleven de beperkende bepalin
gen nog gehandhaafd. Gaandeweg werd dit echter beter en konden
de banken weer bezocht worden.
Reeds betrekkelijk kort na de bevrijding kregen de boerenleen
banken te maken met de van overheidswege genomen maatregelen
tot saneering van ons geldwezen. De hoeveelheid in omloop zijnd