5 teit. Vandaar, dat een reserve aan betaalmiddel, die dient om iemands liquiditeit te handhaven of te vergrooten, kan worden genoemd liqui diteitsreserve. Het is mogelijk, dat de menschen liquide willen zijn, niet alleen met het oog op schulden, die zij te betalen zullen hebben (al is dit de meest dringende liquiditeit), maar ook met het oog op onvoorziene gebeurtenissen, die zij denkbaar achten en waarop zij financiëel voorbereid willen zijn. In onzekere tijden is de liquiditeits voorkeur dus grooter dan in rustige jaren. De functie liquiditeitsreserve vloeit voort uit de functie betaalmiddel. Als het geld geen betaalmiddel was, kon het ook geen liquiditeits reserve zijn. Wat de functie rekeneenheid betreft, moet nog wel het volgende worden opgemerkt. In de eerste plaats, dat zij ook wel wordt aan geduid met de woorden waardemeter" en „waardeuitdrukkings- middel". In de tweede plaats, dat de functie rekeneenheid van ge heel andere aard is dan de functie betaalmiddel en dat zij zelfs van deze laatste los kan raken. Dat de functie rekeneenheid van geheel andere aard is dan de functie betaalmiddel, is van zelf reeds duidelijk, maar het wordt, zoo mogelijk, nóg duidelijker, wanneer men zich realiseert, dat het geld duizenden malen als rekeneenheid wordt gebruikt, zonder dat het als betaalmiddel wordt gebruikt. Wanneer een ondernemer het geld gebruikt om berekeningen te maken over de kostprijs van zijn producten, gebruikt hij het als rekeneenheid, niet als betaalmiddel wanneer een taxateur de waarde van een huis schat op 20.000, idem. Niet alle geldeenheden, die als betaalmiddel worden gebruikt, fun- geeren als rekeneenheid. In ons land is de gewone rekeneenheid de gulden, maar men rekent ook wel met centen, dubbeltjes en kwartjes (die eigenlijk geen zelfstandige rekeneenheden zijn, maar van de gulden zijn afgeleid). Oude menschen rekenen nog wel eens met daalders, hoewel de daalder als betaalmiddel niet meer bestaat. In Engeland worden de tarieven van hotels nog altijd opgegeven in gui- nea's (stukken van 21 shilling), die men in het betalingsverkeer even min meer tegenkomt. Uit deze twee voorbeelden blijkt, dat de functie rekeneenheid los kan raken van de functie betaalmiddel iets kan rekeneenheid zijn, zonder betaalmiddel te zijn. Bovendien blijkt eruit, dat „rekeneenheid" een abstract begrip is. In werkelijkheid bestaan de daalders en guinea's niet meer zij bestaan alleen in onze geest. „Betaalmiddel" daarentegen is iets concreets wel is waar zijn er betaalmiddelen zooals wij straks zullen zien waarbij het concrete element weinig spreekt, omdat zij onstoffelijk zijn, maar iets con creets blijft er toch altijd aan verbonden. B. Wat is geld De functies van het geld hebben ons reeds eenig inzicht gegeven in wat geld eigenlijk is. Er is echter reden om opzettelijk een nauw keurige definitie van het begrip geld te geven de reden is, dat het begrip van de economie, het wetenschappelijk geldbegrip, anders, ruimer is dan het begrip geld van het spraakgebruik. Geld is elk algemeen betaalmiddel (hierbij betaalmiddel opgevat in den zin van middel tot overdracht van koopkracht). Wij maken onze definitie dus vast aan de functie betaalmiddel, niet aan de functie rekeneenheid. De daalder en de guinea, die geen be taalmiddel, maar wel rekeneenheid zijn, zijn volgens onze definitie dus geen geld. Dit wil niet zeggen, dat definities, die aan de functie rekeneenheid gekoppeld zijn en volgens welke daalder en guinea wèl geld zouden zijn, fout zijn. Verschillende definities van geld zijn ver dedigbaar. Volgens schrijver dezes is de bovenstaande echter de meest doelmatige. Het woord „algemeen" in de definitie houdt twee dingen in 1°. dat een betaalmiddel, om geld te zijn, moet kunnen worden gebruikt voor „alles en nog wat" (een gaspenning is dus geen geld) 2°. dat het algemeen, althans in ruimen kring, wordt aanvaard. Wat wordt nu in de praktijk als algemeen betaalmiddel gebruikt? Wij gebruiken voor de betalingen, die wij te doen hebben, de munten in onze beurs, de muntbiljetten en bankbiljetten in onze portefeuille. Is dat alles? Neen, velen gebruiken tegenwoordig voor hun grootste be talingen noch munten, noch muntbiljetten, noch bankbiljetten, maar hun creditsaldo bij den postchèque- en girodienst of bij een bank, of hun crediet in rekening-courant bij een bank. Op twee manieren kan men van zulk een saldo gebruik maken om betalingen er mede te ver richten 1°. men kan aan de bank (of den postchèque- en girodienst, dien wij kortheidshalve niet meer afzonderlijk zullen vermelden deze dienst kan trouwens als een soort bank worden beschouwd) opdracht geven, een bedrag op rekening van een derde over te schrijven (giro-opdracht of overschrijvingsopdracht) 2°. men kan aan de bank opdracht geven, aan een derde een bedrag uit te betalen (chèque). In het eerste geval wordt de opdracht toegezonden aan de bank, in het tweede ge val wordt zij gezonden of overhandigd aan den derde. In het tweede geval kan de derde het bedrag hetzij in contanten in ontvangst nemen, hetzij op zijn bankrekening laten overschrijven. In dit verband kan nog worden opgemerkt, dat in Nederland de betaling per chèque minder gewoon is, dan de betaling per giro. In Engeland en de Vereenigde Staten van Amerika is het juist andersom. Als algemeen betaalmiddel worden dus ook gebruikt, en geld zijn dus ook creditsaldi en credieten in rekening-courant bij banken. Drie dingen moeten hierbij echter nog worden opgemerkt. Ten eerste, dat van een crediet in rekening-courant natuurlijk alleen het nog beschik bare bedra-g als geld kan worden aangemerkt heeft iemand een crediet in rekening-courant van 10.000.— en heeft hij reeds op genomen 4.000.(staat hij dus reeds 4.000.debet), dan kan hij voor het doen van betalingen nog beschikken over 6.000.en representeert het crediet dus nog 6.000.geld. Ten tweede, dat van de creditsaldi bij banken alleen die tegoeden als geld kunnen worden aangemerkt, waarover door giro-opdracht 9f chèqueafgifte kan wor den beschikt. Over het algemeen is dit alleen mogelijk wat betreft terstond opeischbare tegoeden creditsaldi in rekening-courant of terstond opvraagbare deposito's termijndeposito's (die eerst na zeke ren termijn opvraagbaar zijn) zijn dus niet geld. Ten derde de ter stond opeischbare creditsaldi en de nog op credieten in rekening courant beschikbare bedragen zijn alleen dan geld, wanneer zij zich bevinden bij banken, die aan het giro- en chèque-verkeer deel nemen. Deze creditsaldi en „crediet-disponibiliteiten" vormen het z.g. girale geld. C. Geldsoorten Het geld kan op verschillende manieren in soorten worden onder scheiden. Deze onderscheidingen zijn nuttig, omdat zij onze kennis van het geld vergrooten. Eerste onderscheiding intrinsiek volwaardig geld - intrinsiek on waardig of fiduciair geld. Met intrinsiek volwaardig geld wordt be doeld geld, dat als goed, als materie, even veel waard is als het be drag, waarvoor het in betaling pleegt te worden aangenomen. Voor beeld van zulk geld is het gouden tientje, dat vroeger in ons land in omloop was het goud, dat hierin zat, was als goud 10.— waard. Sinds de gouden tientjes uit de circulatie zijn verdwenen (in 1936) is er in ons land geen intrinsiek volwaardig geld meer in he^ verkeer. Het zilvergeld is intrinsiek onvolwaardig, want het zilver, dat b.v. in een rijksdaalder zit, brengt althans in normale omstandigheden op de zilvermarkt lang geen 2.50 op. Een bankbiljet is intrinsiek nietswaardig, en het girale geld is geheel imma'eriëel Het intrinsiek onvolwaardige geld kan ook worden genoemd fidu ciair geld, omdat de waarde ervan (de koopkracht) berust op ver trouwen. Waarom kan ik met een bankbiljet van 10.b.v, 100 sigaren koopen Niet, omdat de sigarenwinkelier denkt, als hij mijn bankbiljet ontvangt „Nu krijg ik voor een waarde van 10.aan papier" immers het papier van het bankbiljet heeft praclisch geen waarde. Maar hij vertrouwt, dat hij met dat bankbiljet op zijn beurt weer andere dingen kan koopen, die hij rekent ongeveer 10. waard te zijn. Vertrouwde hij dit niet, dan zou hij het bankbiljet niet accepteeren dan zou hij hetzij betaling in intrinsiek volwaardig geld verlangen, hetzij zijn sigaren in het geheel niet verkoopen. Het intrinsiek volwaardige geld is in vrijwel alle landen verdwenen. Vroeger was het' zeer belangrijk hoe verder men terug gaat in de historie, des te meer ziet men het intrinsiek volwaardige geld het on volwaardige overheerschen. Tweede onderscheiding wettig betaalmiddel - niet wettig betaal middel. Wettig betaalmiddel zijn die geldsoorten, waarin een schuld wettig kan worden voldaan en waarmee de crediteur verplicht is, genoegen te nemen. Niet-wettige betaalmiddelen kan de crediteur aanvaarden, maar hij is niet ertoe verplicht. Het is nogal merkwaardig, dat in de moderne landen de meeste be talingen geschieden met niet-wettig betaalmiddel, namelijk met bank- vorderingen, met giraal geld. Wettig betaalmiddel zijn alle andere geldsoorten: munten, munt- bibetten (vóór de „geldsaneering" van September 1945 geheeten zilverbons), bankbiljetten. (Het noodgeld, dat in zeer benarde omstan digheden wel eens wordt uitgegeven, laten we buiten beschouwing). Het wettig betaalmiddel kan nog worden onderscheiden in wettig betaalmiddel tot onbeperk bedrag wettig betaalmiddel tot beperkt bedrag. In ons land behooren tot de eerste categorie de rijksdaalder, de gulden, de halve gulden (vroeger ook het gouden tientje en het gouden vijfje), de muntbiljetten en de bankbiljetten. De z.g. pas munten (kwartjes en de munten daaronder) behoeven slechts tot be perkt bedrag in betaling te worden aangenomen. Derde onderscheiding staatsgeld - bankgeld. Dit is een onder scheiding naar den „uitgever" van het geld. Staatsgeld zijn de munten en muntbiljetten, bankgeld de bankbiljetten en het girale geld. Men kan echter de bankbiljetten ook onder de rubriek staatsgeld brengen, n.1. wanneer men de materiëele zijde van de positie der circulatie bank (groote afhankelijk van den s+aat) zwaarder laat wegen dan de formeel-juridische (afzonderlijke N.V. met oarticuliere aandeelhou ders). In verschillende landen is de circulatiebank trouwens een regelrechte staatsinstelling, in welk geval haar bankbiljetten staats geld zijn. Men kan nog meer onderscheidingen maken, maar de boven staande zijn de voornaamste. (Wordt vervolgd) AANGEBODEN door de Coöperatieve Boerenleenbank te Wijdenes een lichte KOFFER-SCHRIJFMACHINE fH-rmes Baby), tezamen, met een cyclostile-machine, IN RUIL voor een goede kan toorschrijfmachine. Brieven te richten aan de Coöp. Boerenleenbank te Wijdenes p'a den heer J. Singer Wzn., Kassier. Een geoensionneerd officier van de Mil. Administratie, oud 57 jaar, biedt zich aan als KASS'ER van een boerenleenbank. Reeds eenige iaren als Kassier werkzaam geweest. Brieven te richten aan de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank, Utrecht. (Buiten verantwoordeliikheid van de redactie).

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 5