6 Wij laten, deze radiorede hier onverkort volgen. Wij weten allen, dat de schadevergoedings- en herstelmaatregelen zeer grooten invloed hebben op onze toch al erg berooide schatkist. De Regeering bepaalt dan ook voorloopig de gedragslijn op dit gebied en heeft zoowel de vaststelling als de afwikkeling van de oorlogs schade in land-, tuin- en boschbouw aan den Rijksdienst voor Land bouwherstel opgedragen. Van vele zijden zijn vragen binnengenkomen over de wijze, waarop die afwikkeling plaats heeft. Laat ik U hier het een en ander er over vertellen. De volksvertegenwoordiging zal over de wet aangaande deze jegeling binnenkort moeten beslissen. Het thans bestaande Besluit n.1. op de Materieele Oorlogsschaden 1945 is een overgangsregeling tusschen de bepalingen in den bezet tingstijd en de te verwachten wet. De grondslagen van die wet zullen waarschijnlijk wel dezelfde blijven als die van het nu geldende besluit. De inhoud van de nota over het regeeringsbeleid op dit punt en de behandeling daarvan in de Tweede Kamer doen verwachten, dat in principe de basis van de waarde op Mei 1940 zal worden aangehouden voor de Rijksbijdrage in de schade. In die gevallen, dat herstel' of herbouw in het belang van de volkswelvaart en de sociale toestanden noodig is, zullen nadere tegemoetkomingen, vooral in den vorm van credietverleeningen zeker te verwachten zijn. Eén van de overgangsregelingen betreft de pachtvergoedingen voor de door de Duitschers gevorderde landerijen. Tijdens de bezetting bestond hiervoor reeds een besluit. Thans werd bepaald, dat deze pachtvergoedingen doorloopen tot het einde van den betalingstermijn, die liep op het moment van de afkondiging van het besluit. Daar deze afkondiging toevallig midden in November 1945 plaats had, beteekent dit, dat de vergoeding in sommige gevallen doorloopt tot Mei 1946 en in andere gevallen ophield in den afgeloopen herfst 1945. Hopelijk wordt deze ongewilde onbillijkheid door een nadere regeling ten gunste van laatstgenoemde gevallen opgeheven. Ook voor die gronden, welke in het komende pachtjaar geen of althans geen voldoende opbrengst opleveren, is voorzien in de mogelijkheid van een vermin derde en geleidelijk nog verminderende pachtvergoeding. Het resultaat hiervan zal zijn, dat ongeveer de helft van de pacht in deze gevallen over het bedoelde jaar nog kan worden vergoed. Het zou niet billijk zijn, wanneer deze pachtvergoeding alleen gold voor de terreinen, die door en gedurende de bezetting zijn ontruimd, en niet b.v. voor Walcheren en uitgebreide gedeelten van Limburg, de Betuwe en kleine stukken van Brabant, welke door de gedwongen evacuatie of door oorlogshandelingen in het afgeloopen oogstjaar even min konden worden geëxploiteerd. Daarom is er in het besluit een belangrijke aanvulling opgenomen, welke de pachtvergoeding voor deze gebieden eveneens mogelijk maakt. Het was oorspronkelijk de bedoeling de pachtvergoedingen voor de inundatiegebieden rechtstreeks aan de eigenaren uit te betalen en de pachters vrij te stellen van pachbetaling. De toestanden tijdens de ontruiming maakten deze methode, naar het ons leek, de beste. Door de oorlogsomstandigheden en door de formeele onzekerheid over de geldigheid van de vergoedingen is een vertraging in de afdoen'ng hiervan ontstaan. Daardoor heeft de uitkeering pas plaats nu de ge bruikers in het algemeen weer op hun bedrijven zijn teruggekeerd. Om verschillende redenen werd besloten de vergoedingen uit te keeren aan de gebruikers. Hieruit kunnen de pachters dan de pacht voldoen aan de eigenaren, hetgeen de juiste verhouding tusschen eigenaar en gebruiker bevordert. In bepaalde gevallen is het gewenscht in plaats van de pachtsom de pachtwaarde te vergoeden. Deze wenschelijkheid doet zich o.a. voor bij familie-pachtverhoudingen en bij erfpachten van ontginnings- gronden. Het vaststellen van de meest juiste pachtvergoeding geschiedt dan ook in nauwe samenwerking met de landbouwkundigen van de Afdeeling Grond- en Pachtzaken van de Directie van Grondgebruik en Landbouwherstel van het Ministerie van Landbouw, Visscherij en Voedselvoorziening en met de Grondkamers. In het kader van de algemeene voorschottenverstrekking, welke kort geleden begonnen is, wordt aan de gebruikers het grootste deel van de vermoedelijke pachtvergoeding uitgekeerd. Geleidelijk zullen de eigenaren dus de achterstallige pachten kunnen invorderen. Men overhaaste deze vordering echter niet en neme voorloopig met een gedeelte genoegen. Over de mogelijkheid van pachtbetaling in de ver schillende individueele gevallen, zullen de provinciale inspecties van Landbouwherstel, zoo noodig, inlichtingen verschaffen. Een andere overgangsbepaling betreft de vergoedingen voor levens onderhoud. Voor zoover deze gedurende de bezetting zijn doorbetaald of in het vooruitzicht zijn gesteld voor de vliegveldgronden, mijnen velden en Duitsche iundaties, zijn ze geëindigd op 15 Mei 1945. Ze be droegen slechts een gedeelte van de normale verdiensten op deze gronden. De door de boeren met ander werk verdiende gelden moes ten daarbij nog in mindering worden gebracht, evenals b.v. de even- tueele evacuatie-vergoeding. Op ons aandringen is thans bepaald, dal deze verdiensten slechts voor behoeven te worden afgetrokken. De uitkeering ervan zal echter nog geruimen tijd in beslag nemen., in verband met het berekenen van deze vergoedingen. Zij, voor wie deze vergoeding op 15 Mei 1945 geëindigd is en die voorloopig nog niet in hun onderhoud, kunnen voorzien, kunnen daar voor terecht bij den Dienst voor de verzorging van Oorlogsslacht offers" via de burgemeesters. Voor boeren en tuinders bestaat de mogelijkheid dit door bemiddeling van de Inspecties van den Rijks dienst voor Landbouwherstel in orde te laten maken. Een deel van het noodige levensonderhoud kan b.v. ook de ver goeding voor de herstelkosten vormen. De schadevergoeding voor den grond wordt n.1. in het algemeen niet aan den eigenaar uitbetaald, maar direct aangewend voor het herstel. Onder dit laatste zijn ook te rekenen de bewerking, het schoonhouden en het betélen van den grond. Natuurlijk worden deze vergoedingen alleen gegeven voor de eerste periode, wanneer de opbrengsten nog onvoldoende zijn om de bewerkings- en andere kosten te dekken. Ook het verstrekken van graszaad voor de verdronken weilanden, van gips en lucernezaad voor het herstel van den grond in de met zout water geïnundeerde ge-' bieden, is een onderdeel van deze vergoeding. Dat deze regelingen zoowel voor de eigenaren als voor de gebruikers nog geen volledige schadeloosstelling zijn, is duidelijk. Immers de slechte opbrengsten op de meeste van deze gronden zullen winst mogelijkheden in de eerstkomende jaren uitsluiten en na het afloopen van de pachtvergoedingsregelingen zullen de met die slechte op brengsten verband houdende billijke pachtremissies een grooten schadepost voor de eigenaren beteekenen. Ofschoon de herbouw van de boerderijen wat het technisch deel betreft in de eerste plaats een aangelegenheid is voor Wederopbouw, zal speciaal Landbouwherstel zich met de financieele problemen be moeien. De_ vergoeding op basis van de waarde in Mei 1940 zal in de gunstigste gevallen 25 van de herbouwkosten bedragen. Immers de bouwkosten zijp meer dan tweemaal zoo hoog en de verkoop waarde van de gebouwen was in 1940 meestal niet meer dan de helft van de nieuwbouwwaarde. Nieuwe gebouwen zullen door minder onderhoudskosten en moderne inrichting een hoogere gebruikswaarde hebben dan de oude. Deze gebruikswaaidevermeerdering kan zonder bezwaar ten laste worden gebracht van het betrokken bedrijf. Ofschoon de Regeering vasthoudt aan de vergoedingsbasis van de waarde in 1940, zal zij op andere wijze ongetwijfeld den herbouw van boerderijen, woningen en fabrieken tóch bevorderen. De daarvoor noodige regelingen worden beperkt tot hetgeen economisch en sociaal in de éérste plaats noodig is. Voor de boerderijen- is een regeling in voorbereiding, waarbij de Overheid in den bouw met rentelooze credieten zal deelnemen. De hoogte van deze credieten zal vermoe delijk variëeren naar de draagkracht van het bedrijf. Waarschijnlijk zal om de 5 jaar worden nagegaan in hoeverre de credieten rente- dagend kunnen worden gemaakt en in hoeverre de draagkracht van de bedrijven aflossing mogelijk maakt. Zoodra deze regelingen vastere vormen hebben aangenomen, zal hier in de landbouwpers het noodige over worden gepubliceerd. Voor de werktuigen en wellicht ook voor de boomgaarden op de zwaar- getroffen bedrijven zal een soortgelijke regeling noodzakelijk zijn. Ook daarvoor geldt de Rijksbijdrage op basis Mei 1940. Vooral voor de werktuigen geldt ongeveer dezelfde verhouding van 14 tus schen de vergoeding en de aanschaffingskosten. Waar de schade aan gebouwen en werktuigen met elkaar gecombineerd zijn, zullen de ge deelten van herbouw en aanschafkosten, welke door rentelooze credieten moeten worden gedekt, grooter zijn. Niet voor alle schaderubrieken is de basis van de waarde Mei 1940 aangehouden. Voor producten, handelsvoorraden en gewassen te velde zijn de productiekosten of de oogstwaarde de basis. Omdat een deel van den veestapel als product of handelsvoorraad kan worden be schouwd, zal het mogelijk zijn den veestapel te vergoeden tot onge veer van de tegenwoordige officieele aankoopprijzen. Zooals men weet, heeft de vergoeding van deze schade voor het overgroote deel reeds in natura plaats gehad. De getroffenen moeten er rekening mee houden, dat de overige 25 geleidelijk zal moeten worden bijgefokt of op eigen kosten worden aangekocht. De verloren gegane landbouwproducten en gewassen te velde wor den tegen den kostprijs vergoed. De vertragingen, ontstaan door d© langdurige onzekerheid over de wettelijke bepalingen, hebben het noodig gemaakt op groote schaal voorschotten te verstrekken op de vergoedingen voor producten, werktuigen, pacht en bewerkingskosten. De voorschotverstrekking wordt echter ook nog vertraagd door de voorafgaande controle, welke door de geldsaneeringsmaatregelen noodig is. Van de groote voor schotten wordt een deel geblokkeerd uitbetaald dit deel zal echter geleidelijk volgens bepaalde normen per hectore v/orden vrijgemaakt. De kleine bedragen tot 5.000.worden ineens vrij uitbetaald, tenzij de belanghebbenden zwarthandelaren of bezitters van vijandelijk ver mogen zijn. De voortdurende zorg, welke de Regeering en speciaal de Minister van Financiën moeten besteden aan het gezondmaken en gezond- houden van ons geldwezen, bemoeilijkt uiteraard het tot stand komen van herstel- en vergoedingsmaatregelen. Met nadruk verklaar ik echter, dat zoowel voor het economisch belang van het landbouw herstel, als voor de nooden van de getroffen boeren en tuinders bij den Minister van Financiën en zijn ambtenaren het grootst mogelijk begrip bestaat. De regelingen, zooals die door den Minister van Land bouw, Visscherij en Voedselvoorziening en door ons worden bepleit maken wel eens den indruk te gunstig te zijn voor de getroffen boeren. Dit maakt het begrijpelijk, dat de financieele autoriteiten ze terdege moeten overwegen. De resultaten zijn er meestal nief slechter door. Hoewel in sommige opzichten hoopgevend, is het beeld dat ik U gaf toch allerminst rooskleurig te noemen. Binnen den boerenstand kan er zonder dat men in liefdadigheid vervalt altijd nog veel voor de getroffenen worden gedaan en met een opwekking daartoe wil ik dan ook besluiten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 6