Telling Belgische Effecten Jubilea 6 Vermogensaanwasbelasting bij de Centrale Bank De „stukkenverklaring", welke ten blijke van registratie aan het geregistreerde effect zal worden toegevoegd. Tenslotte volgen eenige opmerkingen over het in art. 50 van het Besluit genoemde „afzonderlijk document". De tekst van art. 50 luidt als volgt „1. Ten blijke van registratie van een als ingeleverd geregisteerd effect wordt aan het ingeleverde couponblad, onderscheidenlijk aan het ingeleverde geheele effect een verklaring toegevoegd, vervat in een afzonderlijk document, welks vorm en inhoud door Onzen Minister van Financiën worden vastgesteld. 2. Ook voor een als aangemeld doch niet ingeleverd geregistreerd effect kan door de afdeeling effectenregistratie een zoodanige ver klaring worden afgegeven. 3. Met goedkeuring van voornoemden Minister kan de afdeeling effectenregistratie ook op andere wijze van de registratie doen blijken". Dit document, de zgn. „stukkenverklaring", is een waardepapier en wordt als zoodanig uitgevoerd. Het zal worden beschikbaar gesteld in bloes van 100 stuks,. Deze „stukkenverklaring" moet door het in leveringskantoor worden ingevuld en onderteekend. Zij bevat a. de omschrijving (naam) van het effect; b. het nummer van het effect; c. de nominale waarde van het effect; d. het nummer van het desbetreffend aanmeldingsformulier. De aldus ingevulde en onderteekende verklaringen worden, ver gezeld van het door het inleveringskantoor behouden exemplaar van het op het desbetreffend effect betrekking hebbend aanmeldings formulier, alsmede, voorzoover het „gecodeerde" effecten betreft, van een lijst van de nummers der desbetreffende stukken, bij het Centraal Bureau ingeleverd. Nadat de controles bij het Centraal Bureau zijn gepasseerd ontvangen de inleveringskantoren de „stukken- verklaringen" terug, voorzien van een door het Bureau door middel van een stempelmachine aangebracht stempel in den rechterboven hoek. De verklaringen worden door de inleveringskantoren bij de onder hun berusting zijnde couponbladen gevoegd en tezamen met deze bewaard, totdat de inleveringskantoren de mededeeling ontvan gen, dat de stukken aan den in zijn eigendom erkenden bezitter kunnen worden afgegeven. In de toekomst zal de incasseering van coupons, dividendbewijzen, aflosbaar gestelde obligaties en in het algemeen elke handeling met betrekking tot een effect slechts mogelijk zijn, indien het desbetreffend stuk van een „stukkenverklaring" is voorzien. De Vereeniging voor den Effectenhandel (Bedrijfsgroep Effecten handel) deelt mede, dat ingevolge een Belgische wet van 6 October 1944 een telling zal plaats hebben van alle Belgische effecten. Alle natuurlijke en rechtspersonen, die Belgische effecten aan toonder onder zich hebben, zijn verplicht deze vóór 31 Maart 1946 te deponeeren bij een lid der Vereeniging voor den Effectenhandel (Bedrijfsgroep Effectenhandel), een lid der Bedrijfsgroep Handels banken of De Nederlandsche Bank N.V. De aandacht wordt er op gevestigd, dat voor de Belgische effecten telling de deponeering van volledige stukken vereischt wordt. Voor de toepassing van bovengenoemde wet worden als Belgische effecten aan'toonder beschouwd le. de actiën en aandeelen aan toonder, hoe zij ook heeten, met inbe grip van de stukken van actiën en aandeelen, van de Belgische vennootschappen op aandeelen en de Kongoleesche vennoot schappen met beperkte aansprakelijkheid; 2e. de in Belgische munt luidende obligatiën aan toonder, hoe zij ook heeten, de kasbons, schuldbekentenissen of certificaten en alle andere effecten aan toonder welke leeningen vertegenwoordigen van de Belgische en Kongoleesche vennnootschappen; 3e. de door Belgische vennootschappen (trustees) uitgegeven effecten aan toonder, ter vertegenwoordiging van door andere Belgische of vreemde personen uitgegeven actiën of obligatiën; 4e. de in Belgische munt luidende obligatiën, hoe zij ook heeten, van de directe of indirecte Belgische rijksschuld, van de openbare schuld van Congo en van de provinciën, gemeenten, gemeente- vereenigingen en openbare Belgische inrichtingen. Van deze telling zijn uitgesloten: lo. de obligatiën aan toonder, waarvan de nominale waarde niet meer dan 100 francs bedraagt; 2o. de obligatiën aan toonder, waarvan de rentedienst geschorst is sedert een vroegeren datum dan 1 Januari 1930; 3o. de actiën of aandeelen aan toonder van de vóór 1 Januari 1930 opgerichte vennootschappen, waarvan sedert dien datum geen dividenden meer werden toegewezen en waarvan de koopwaarde op 31 Augustus 1944 100 francs niet te boven gaat; 4o. de actiën en aandeelen aan toonder van vennootschappen in liquidatie, waarvan de koopwaarde op 31 Augustus 1944 100 francs niet te boven gaat. Door de instelling, waar de effecten worden ingeleverd of reeds berusten, wordt een formulier in 5-voud opgemaakt, waarvan een exemplaar wordt toegezonden aan den inleveraar der stukken, die, indien hij niet zelf eigenaar is, een afschrift of het formulier zelf doet toekomen aan den eigenaar of aan dengeen, die hem de stukken gaf. Stukken, welke niet vóór 31 Maart 1946 bij een der daarvoor aan gewezen kantoren zijn gedeponeerd, worden nietig verklaard en ver vallen aan den Belgischen staat. Over de stukken zal niet kunnen worden beschikt, alvorens door den Minister van Financiën van België zal zijn beslist, dat zij sinds 10 Mei 1940 zonder onderbreking eigendom zijn geweest van ingezete nen van België of van geallieerde of neutrale landen. Wij teekenen hierbij aan De leden van de Vereeniging voor den Effectenhandel zijn verplicht voor hun werkzaamheden in verband met de telling van Belgische effecten aan de inleveraars een provisie in rekening te brengen van tenminste 0.10 per nummer met een minimum van 1.per formulier. De Centrale Bank belast zich gaarne met de behandeling der Belgische effecten van cliënten van boerenleenbanken. Indien men van de bemiddeling der Centrale Bank gebruik wenspht te maken, zende men de stukken aan onze effecten-afdeeling op. Voor zoover deze effecten in verband met de effectenregistratie reeds te onzen kantore berusten, wordt automatisch voor een en ander zorg gedragen. Indien slechts de couponbladen van de stukken te onzen kantore berusten, zien wij alsnog gaarne de mantels tegemoet. Aan het Financieele Dagblad van 25 Februari j.1. ontleenen wij he* navolgende „Het ontwerp van wet op de vermogensaanwasbelasting is bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsontwerp houdt voor allen vermogensaanwas, welke op onoirbare wijze, dat wil zeggen door zwarten handel of door leverin gen aan of dienstverrichting voor den vijand, is verkregen, een tarief in van 90 pet. De overige toenemingen van vermogen zullen worden getroffen door een tarief van 50 pet. Van den vermogensaanwas van natuurlijke personen is 5.000. vrijgesteld van belasting. Voor kinderen bedraagt deze vrijstelling echter 1.000. Voorts is voorzien in een reeks van bijzondere vrijstellingen, die evenwel niet in mindering komen op vermogensaanwas, welke op onoirbare wijze is verkregen. Behalve natuurlijke personen worden ook naamlooze vennootschap pen en eenige andere categorieën van' lichamen in de belasting be trokken. Voor zooveel mogelijk wordt voorkomen, dat zich ten ge volge hiervan dubbele belastingheffing voordoet." Wij hopen in de volgende Raiffeisen-Bode hierop uitvoeriger terug te kunnen komen. Op 1 Maart 1946 zal de heer Th. P. Meijer den dag herdenken, dat hij vóór 25 jaar als Inspecteur in dienst trad bij de Centrale Bank sedert 1933 is de heer Meijer procuratiehouder en kassier. Het verheugt ons, dat wij in tegensteling met eerdere jubilea bij de Centrale Bank van dit feit thans in de weer regelmatig ver schijnende „Raifleisen-Bode" melding kunnen maken. Wanneer wij terug denken aan de donkere jaren van oorlog en bezetting, welke nu gelukkig achter ons liggen, dan stemt het tot blijdschap, dat een feit als dit een ambtelijk jubileum van een hoogst verdienstelijk werker in de organisatie niet zonder meer gepasseerd behoeft te worden. Wij spreken den wensch uit, dat het den heer Meijer nog vele jaren gegeven moge zijn om zijn krachten aan de Centrale Bank te wijden en wanneer wij dien wensch hier op deze plaats uitspreken, dan betrekken wij daarin tevens die leden van ons personeel, welke tijdens de bezettingsjaren hun 25-jarig ambtsjubileum bij de Centrale Bank op door de omstandigheden geboden zeer eenvoudige wijze her dachten, te weten de heeren E. van de Beek (1 Februari 1942, sedert 1 Maart 1944 gepensionneerd), J. A. IJsselstyn (1 April 1942), H. J. de Bie (8 Juli 1942), A. van Dijk (1 Februari 1943), W. Voorbeijtel en H. G. van de Westeringh (18 Juni 1943), P. A. Weber (25 Februari 1943), H. J. Hendriksen (2 Januari 1944), E. H. Gerritsen (1 Maart 1944), A. J. van Zelm (1 November 1944) en F. W. F. Zwagers (2 Jan. 1945).

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 6