5
5. De afdeeling effectenregistratie bepaalt den termijn, binnen welken
aan de in het eerste lid genoemde verplichtingen moet worden
voldaan.
Art. 43.
1. Aan de verplichting, genoemd in artikel 42, wordt voldaan door
het couponblad van het effect in te leveren bij een inleverings
kantoor. Indien bij eenig effect geen couponblad behoort, dan wel
het couponblad niet van het effect kan worden gescheiden, wordi
aan bedoelde verplichting voldaan door inlevering van het geheele
effect.
2. Een effect, waarvan het couponblad zich op het oogenblik van het
einde van den inleveringstermijn in open bewaargeving, in pand of
uit anderen hoofde in de macht van een inleveringskantoor bevindt,
wordt daarmede van rechtswege geacht bij dit kantoor te zijn
ingeleverd.
3. Iedere inleVeringsplichtige heeft de bevoegdheid de in het eerste
lid bedoelde inlevering bij meer dan één inleveringskantoor te doen
geschieden."
De Afdeeling Effectenregistratie heeft bij haar Zesde Uitvoerings
beschikking, opgenomen in de Prijscourant van 29 Januari 1946, den
termijn, binnen welken de inlevering van de couponbladen der zich
hier te lande bevindende effecten moet geschieden, vastgesteld van
1 Februari tot 1 Maart 1946.
De inlevering van couponbladen is de laatste handeling, welke aan
de aanmelding ter registratie van alle daarvoor in aanmerking komende
effecten voorafgaat en is onder meer noodig om het inleveringskantoor
in staat te stellen te zijner tijd de ,,stukkenverklaring" (zie hieronder)
gereed te maken aan de hand van de gegevens van het couponblad,
dat het ,,in natura" onder de oogen heeft. Zij heeft betrekking op de
hier te lande berustende „gecodeerde" binnenlandsche effecten, als
mede op alle hier te lande berustende buitenlandsche effecten, behou
dens de onder 2 B en C van de Zesde Uitvoeringsbeschikking ge
noemde uitzonderingen. De onder 2 D van deze beschikking toegelaten
uitzondering ten aanzien van effecten, welke toebehooren aan nader
aan te wijzen instellingen, beteekent eigenlijk een aan deze instellin
gen verleende vergunning om voor haar eigen bezit aan effecten zelf
als inleveringskantoor te fungeeren op grond van het feit, dat in de
desbetreffende beleggingsportefeuilles weinig of geen mutaties voor
komen.
Onder verwijzing naar de door de Afdeeling Effectenregistratie
verleende Algemeene Vergunning, vestigt het Centraal Bureau er de
aandacht op, dat de incasseering van coupons en dividendbewijzen,
alsmede van aflosbaar gestelde obligaties, voorzoover zulks krachtens
verleende vergunningen is geoorloofd, tot het einde van den inleve
ringstermijn overeenkomstig de bij de bedoelde vergunningen gestelde
voorwaarden kan blijven geschieden.
Bij den aanvang van den termijn voor aanmelding ter registratie
(art. 44 van het Besluit) zullen te dezer zake nadere voorschriften
worden uitgevaardigd overeenkomstig het bepaalde in art, 72 van
het Besluit.
Aanmelding ter registratie van de in art. 41 van het Besluit
genoemde effecten.
De tekst van art. 44 van het Besluit luidt als volgt
„1. Elke tegenwoordige bezitter van één of meer effecten, als bedoeld
in artikel 41, is verplicht op een door Onzen Minister van Finan
ciën vast te stellen wijze en binnen een door hem te stellen termijn
aanmelding te doen van zijn geheele bezit van zoodanige effecten.
2. De feitelijke houder van één of meer effecten is verplicht tot aan
melding van de effecten, die hij onder zich heeft, voorzoover hem
niet binnen een door Onzen Minister van Financiën te bepalen
termijn is gebleken, dat de tegenwoordige bezitter aan de in het
eerste lid genoemde verplichting heeft voldaan,
3. Een ieder is tevens verplicht tot aanmelding binnen den in het
eerste lid genoemden termijn van hem toekomende rechten op
levering van effecten en van op hem rustende verplichtingen tot
levering daarvan, welke op een door de afdeeling effecten
registratie te bepalen datum uit hoofde van vóór dien datum
gesloten overeenkomsten bestaan.
4. Onder de verplichtingen, bedoeld in de voorafgaande leden, vallen
ook die tot aanmelding van de effecten, welke op grond van een
vrijstelling of een uitstel, verleend krachtens artikel 51, niet of
nog niet behoeven te worden ingeleverd.
5. Het voldoen aan de verplichtingen, bedoeld in de voorafgaande
leden, kan namens dengene, op wien de verplichting rust, ge
schieden door een ieder, ook al is deze daartoe niet gemachtigd."
De termijn voor aanmelding van het effectenbezit zal naar is te
verwachten onmiddellijk aansluiten bij dien voor de inlevering
der couponbladen.
De aanmelding omvat, behoudens eenige te zijner tijd bekend te
maken uitzonderingen, alle effecten als bedoeld in art. 41; derhalve
ook de effecten, waarvan het couponblad om de een of andere reden
niet of niet tijdig kon worden ingeleverd, alsmede de niet in de
„Lijst van effecten, welke van een codenummer zijn voorzien" voor
komende effecten ten aanzien waarvan de inlevering der couponbladen
niet wordt geëischt. Men geve zich er terdege rekenschap van, dat
niet-aanmelding te zijner tijd waardeloosverklaring der desbetreffende
stukken tengevolge kan hebben.
Aanmeldingsplichtig is in de eerste plaats de tegenwoordige bezitter,
d.i. hij, die bezitter is op het tijdstip van de inlevering krachtens
art. 43 van het Besluit of, voorzoover betreft effecten waarvan de
couponbladen niet worden ingeleverd, op het tijdstip van de aan
melding (art. 44, lid 1).
Voorts (krachtens art. 44, lid 2) de feitelijke houder, voorzoover
hem niet binnen een nader vast te stellen termijn is gebleken, dat de
tegenwoordige bezitter aan zijn verplichting heeft voldaan. Dit is b.v.
van belang voor den pandhouder in het geval, waarin de tegenwoor
dige bezitter, al dan niet kwaadwillig, zou nalaten aan zijn verplichting
tot aanmelding te voldoen. Het desbetreffend effect zou dan niet van
een „stukkenverklaring" worden voorzien en, voorzoover het een
binnenlandsch effect betreft, waardeloos worden verklaard.
Met betrekking tot de aanmelding van effecten in bijzondere ge-
valen (b.v. gemeenschappelijk bezit van effecten of tot onverdeelde
boedels behoorende effecten) zullen te zijner tijd nadere aanwijzingen
worden gegeven.
Hoewel het Besluit Herstel Rechtsverkeer niet bepaalt, dat de aan
melding van het effecterfbezit een „momentopname" moet zijn van
den toestand op een zeker tijdstip, is het niet onwaarschijnlijk, dat
de Minister van Financiën, die volgens art. 44, lid 1, de wijze van
aanmelding regelt, een „peildag" zal vaststellen.
Zulks is met name voor den handel ter beurze van belang. Dit blijVe
jiier verder onbesproken. Het staat echter vast, dat er bij de uit
voering van de effectenregistratie, ook met betrekking tot dit punt,
naar wordt gestreefd den handel ter beurze zoo min mogelijk te
belemmeren.
De aanmelding zal uiteraard geschieden op uniforme ter beschikking
te stellen formulieren, welker formaat en kolommen-indeeling in hoofd
zaak gelijk zijn aan die van de formulieren 5, 6 en 7 voor de „zwarte
lijst" en waarin slechts wordt verklaard, dat de daarin vermelde effec
ten het eigendom zijn van dengene door of wiens name de aanmelding
geschiedt, c.q. bij een inleveringskantoor zijn ingeleverd, zonder over
legging of omschrijving van bewijsstukken. Er komen echter afzonder
lijke formulieren voor de aanmelding van verschillende groepen van
effecten. Deze groepen zijn
1. de zich binnen het Rijk in Europa bevindende effecten, van welke
de eigenaars bekend zijn;
2. de zich binnen het Rijk in Europa bevindende effecten, van welke
de eigenaars niet of nog niet bekend zijn;
3. de zich buiten het Rijk in Europa bevindende effecten, toebe-
hoorende aan ingezetenen;
4. de zich buiten het Rijk in Europa bevindende binnenlandsche
effecten, toebehoorende aan niet-ingezetenen;
5. tot het vijandelijk vermogen behoorende effecten, welke ten be
hoeve van het Nederlandsche Beheersinstituut moeten worden
aangemeld
6. effecten, toebehoorende aan „institutioneele beleggers".
Voorzoover de aanmelding zal geschieden door tusschenkomst van
een inleveringskantoor (hetgeen ten aanzien van verreweg het grootste
deel het geval zal zijn) zal dit kantoor doorgaans in opdracht van de
eigenaars met de invulling van de formulieren worden belast. Het is
niet uitgesloten, dat de inleveringskantoren verplicht zullen worden de
invulling der formulieren op zich te nemen.
In deze algemeene beschouwing kan worden volstaan met een korte
bespreking van de wijze van aanmelding van de hierboven onder 1.
genoemde groep van effecten, het „standaard-geval".
De hier bedoelde groep wordt ingedeeld in vier soorten
le. de „gecodeerde" binnenlandsche effecten;
2e. de „gecodeerde" buitenlandsche effecten;
3e. de niet-,.gecodeerde" binnenlandsche effecten;;
4e. de niet-,,gecodeerde" buitenlandsche effecten;
voor welke vier soorten afzonderlijke formulieren ter beschikking
zullen worden gesteld. Voorzoover noodig zal deze indeeling ook bij
de andere groepen worden toegepast.
In de formulieren voor de „gecodeerde" effecten moet uiteraard het
desbetreffend codenummer in de daarvoor bestemde kolom worden
vermeld.
De formulieren moeten in viervoud (eventueel in vijfvoud) met de
schrijfmachine worden ingevuld. Eén (eventueel twee) exemplaar is
bestemd voor den fiscus; één (eventueel twee) voor het Centraal
Bureau één voor het inleveringskantoor en één voor den aanmelder.
In de voor de „gecodeerde" effecten vast te stellen formulieren
worden geen nummers van stukken opgegeven. Deze opgave vindt
eerst plaats bij de inzending der „stukkenverklaringen". Zie hieronder.
In de formulieren voor de niet-„gecodeerde" effecten daarentegen weL
Met betrekking tot de aanmelding der niet-„gecodeerde" effecten,
van welke de couponbladen niet behoeven te worden ingeleverd, zij
reeds nu gewezen op de noodzakelijkheid er zorg voor te dragen, dat
in de formulieren het juiste nummer en de juiste naam van het aan
te melden stuk, alsmede de plaats van vestiging der desbetreffende
uitgevende instelling worden vermeld, teneinde onnoodige correspon
dentie met de inleveringskantoren te voorkomen.
De ervaring heeft geleerd, dat desbetreffende opgaven van cliënten
dikwijls onvolledig en/of onjuist zijn. Derhalve is het noodzakelijk, dat
de inleveringskantoren, die de aanmeldingsformulieren moeten invul
len, zich de desbetreffende niet-„gecodeerde" effecten doen toonen.
(Zie hierover de circulaire der Centrale Bank van 22 Februari 1946,
no. 19).
Het Centraal Bureau stelt zich voor, zoodra de aanmeldingstermijn
is vastgesteld, nddere gedetailleerde aanwijzingen te geven.