AIFFEISEN-BODE Verleening van voorschotten en credieten OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT al dan niet onder hypothecair verband VOORSCHOTTEN VOOR GEDUPEERDEN IN DEN LANDBOUW REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR. NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TELEF. 15867 ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 16 1 MAART 1946 VERSCHIJNT OM DEVEERTIEN DAGEN Herhaaldelijk worden de laatste weken aanvragen om dispensatie ingediend voor het verleenen van credieten en voorschotten. Zeer vaak is het crediet of voorschot aangevraagd ter betaling van de gedeelte lijke aankoopsom van onroerend goed van een bedrijf, van kapitaal goederen als machines en dergelijken. De beantwoording van de vraag of dergelijke credieten of voor schotten verleend kunnen worden ligt in de Algemeene Vergunning no. 40. In deze vergunning worden limitatief opgesomd alle doeleinden waarvoor door leden van de bedrijfsgroepen Effectenhandel, Handels banken, Landbouwcredietbanken en Spaarbanken aan derden crediet mag worden verleend. Deze doeleinden zijn a. loonen, salarissen, pensioenen, wachtgelden en lijfrenten, zulks tot het bedrag, dat resteert na aftrek van loonbelasting, bijdragen in sociale verzekeringen en premie-stortingen in pensioenfondsen. Ten aanzien van loonen en salarissen dient een verklaring te worden overgelegd, dat deze voldoen aan de van regeeringswege vastge legde normen b. interest, dividend en tantième, betaalbaar gesteld na 25 Sept. 1945 c. kosten van levensonderhoud, met dien verstande dat ten hoogste een bedrag van 100.per week ten laste van de debetrekening kan worden opgenomen d. door den credietnemer gewaarmerkte facturen en soortgelijke docu menten betreffende geleverde goederen en verrichte diensten f. pachten en huren. Over het algemeen behoeven deze doeleinden weinig toelichting. Ten aanzien van letter cL merken wij op, dat hier bedoeld worden roerende goederen, die al of niet na verdere verwerking doorverkocht worden. Met goederen worden dus niet bedoeld onroerende goederen of kapitaalgoederen dus goederen die voor het voortdurend gebruik in het bedrijf van den credietnemer worden aangekocht. Ten laste van het crediet kunnen dus betaald worden facturen voor bijv. geleverde kunstmest, zaaizaad, pootgoed enz., dus van die goederen, die in een of anderen vorm na verloop van een eenigszins korteren of langeren tijd een geldelijke opbrengst leveren door verkoop van het daarmee gewonnen product. Voor c, dus voor belastingen en retributies, geldt geen enkele be perking tot eenig belastingjaar. Iedere belasting of retributie, onge acht over welk tijdvak deze verschuldigd is, kan ten laste van het crediet worden betaald. Dit wijkt dus belangrijk af van de regeling, die geldt voor betaling van belasting en retributies uit geblokkeerd tegoed. Onder belastingen vallen ook aanslag verplichte zekerheids stelling, Polder- en Waterschapslasten enz. Uit het vorenstaande volgt, dat de credietverleening uitdrukkelijk is beperkt tot het z.g. overbruggingscrediet, waarbij gelden worden op genomen, hetzij voor consumptieve, hetzij voor productieve doelein den in anticipatie van de in de naaste toekomst te verwachten inkom sten en opbrengsten, dus tot de versterking van bedrijfscrediet. Hier door wordt dus de hoeveelheid geld in omloop niet blijvend uitge breid, daar het als crediet verleende bedrag binnen niet al te langen tijd weer bij de crediet verleenende instelling zal terugvloeien. De credietverleening mag dus niet betreffen het z.g. kapitaalcrediet, hetgeen bestemd is voor den aankoop van blijvende productiemidde len, als onroerend goed en kapitaalsgoederen, die voor langen tijd in de productie worden aangewend en waarvan de waarde dus slechts langzamerhand in kleine gedeelten terugvloeit in den vorm van af lossingen, welke in theorie ongeveer gelijk staan met de jaarlijksche waardevermindering. Voor deze doeleinden kan dus op grond van de Algemeene Vergunning no. 40 geen crediet worden verleend. Nu wordt van de zijde der boerenleenbanken vaak naar'voren ge bracht, dat hare clienten toch groote bedragen op vrije rekening heb ben staan en zij (de boerenleenbanken) derhalve uit deze vrije midde len zouden kunnen putten om de z.g. kapitaalscredieten te verleenen. Immers het staat een ieder vrij die over vrije middelen kan beschik- kken, deze uit te leenen voor ieder doel. Wij boerenleenbanken be schikken over de vrije middelen van onze clienten, dat is toch vrij tegoed en mogen daaruit dus putten om kapitaalscredieten te ver strekken. Deze redeneering gaat echter niet op een bank beschikt niet over vrij tegoed. Een bank heeft uitsluitend geblokkeerd tegoed, doch mag over dit tegoed beschikken in alle gevallen, waarin dit volgens de Beschikking Deblokkeering 1945 en op grond daarvan uitgevaardigde aanvullings- of uitvoeringsbeschikkingen of op grond daarvan door de Nederlandsche Bank gegeven algemeene of bijzondere vergunning is toegelaten. Voor de uitbetaling van vrij tegoed harer clienten kan zij dus uit haar geblokkeerd tegoed putten en evenzoo wanneer eenige beschik king over geblokkeerd tegoed van den cliënt is toegestaan. Nu voor het geven van kapitaalscrediet geen algemeene vrijstelling of algemeene vergunning bestaat, kunnen deze door de Boerenleen banken dus zonder meer niet' verstrekt worden. Indien dus door een lid een z.g. kapitaalscrediet wordt aangevraagd, dan zal voordat dit verstrekt kan worden, door den aanvrager via de boerenleenbank een deblokkeerings-aanvraag bij het betrokken Agent schap der Nederlandsche Bank moeten worden ingediend. In de aan vrage moet worden gemotiveerd om welke redenen de kapitaalver strekking noodzakelijk is, bijv. worden aangegeven, dat het betreft de vestiging van een nieuw of het herstel of de uitbreiding van een be staand bedrijf. Kan men in de motiveering van het verzoek aanne melijk maken dat de vestiging, herstel of uitbreiding van het bedrijf in het raam van den wederopbouw van het nationale economische pro ductie-apparaat van groot belang is, dan stijgen de kansen op een gunstige beschikking. In het algemeen is de kans dat op deze aanvragen gunstig zal wor den beschikt, niet buitengewoon groot. Wij zullen ons echter met den Minister en de Nederlandsche Bank in verbinding stellen en gedaan zien te krijgen, dat in het bijzonder voor landbouwbedrijven een wat ruimer standpunt zal worden ingenomen. Van het Ministerie van Landbouw, Vischerij en Voedselvoorziening, afdeeling Voorlichting te 's-Gravenhage ontvingen wij de volgende kennisgeving „De Rijksdienst voor Landbouwherstel heeft alle voorbereidingen getroffen om in de periode van drie maanden, aanvangende 22 Jan., aan alle gedupeerden een aanzienlijk voorschot te verleenen op de nader definitief vast te stellen rijksbijdrage. Het Ministerie van Finan ciën heeft goedgekeurd, dat in vrij geld wordt uitbetaald maximum 10.000.per gedupeerde, met dien verstande, dat dit bedrag wordt verminderd met het bedrag der eventueel reeds gedeblokkeerde te goeden tot een maximum van 5.000. Indien een gedupeerde volgens de geldende richtlijnen dus voor een bijdrage tot een zoodanig bedrag in aanmerking komt, zal hem in ieder geval 5.000 in contanten kunnen worden uitgekeerd."

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 1