AIFFEISEN-BODE
Knuppel in den zak!
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
TELEF. 15867
ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 1 5 15 FEBRUARI 1946
VERSCHIJNT
OM DEVEERTIEN DAGEN
Het artikel in de Raiffeisen-Bode van 15 Januari j.1. in de rubriek
„Vraag en Antwoord" over de Rijkspostspaarbank en de Spaarbanken
onzer boerenleenbanken heeft in onze organisatie blijkbaar eenige
beroering gewekt. Het bracht althans vele pennen in beweging. De
pennevruchten begonnen meestal als volgt ,,Met zeer gemengde
gevoelens namen wij kennis...." of ,,Met eenigen schrik heb ik
.gelezen.zoodat het wel min of meer ^pn knuppel in het hoender
hok bleek te zijn geweest.
Het moet ons van hét hart, dat het ons heel wat liever ware ge
weest, indien wij dezen knuppel niet hadden behoeven te roeren
en wij zouden niets liever doen, dan hem thans weer in den zak steken
en de verschrikte kippen, een kalmeerend middel door het voer
mengen in den vorm van een geruststellende mededeeling.
Helaas De dokter is voorshands van oordeel dat dit middel erger
zoude zijn dan de kwaal en meent dat slechts een pijnstillende pil
is verantwoord.
Wat toch is het geval
Verplaatsen wij ons van het kippenhok naar het Burgerlijk Wetboek.
Hierin wordt bepaald, dat degene, die de ouderlijke macht of de
voogdij uitoefent over een minderjarige, in het algemeen ook het be
heer heeft over het vermogen van het kind. Voor zoover het daden
van beheer betreft, kan de vader of de voogd dus handelingen
verrichten, zonder daartoe machtiging van den kantonrechter noodig
te hebben (hieronder zal gemakshalve alleen, van den vader worden
gesproken).
Als daden van beheer zijn bijv. te beschouwen het incasseeren van
huren van aan het kind toebehoorende huizen,' het rentegevend be
leggen van contante gelden enz.
De vraag is nu, of de vader als hij geld opneemt van het boekje
van zijn minderjarig kind, daarmede een daad van beheer verricht
of dat het als een „beschikking", hetgeen veel verder gaat, is te
beschouwen. Daar voor „beschikking" machtiging van den kanton
rechter noodig is, is het duidelijk, dat de beantwoording van deze
vraag beslissend is voor de gedragslijn, welke de kassiers in dezen
hebben te volgen.
Toen wij het „knuppel"-artikel schreven, waren wij van meening,
dat het hier ging om een beschikking s^daad en wij zijn deze
meening nog steeds toegedaan.
Een notaris, een der opposanten, meende echter, dat het opnemen
door papa van het boekje van zoonlief een daad van beheer was,
daar hij niets anders deed dan een vordering innen. Wij moeten
daartegen echter opmerken, dat een inlage op de Spaarbank is te
beschouwen als een belegging en dat het. innen van een dergelijke
▼ordering dus in feite hetzelfde is als bijv. het verkoopen van een
effect, indien het geld in plaats van op de Spaarbank, daarin was
belegd. Het innen van een vordering op de Spaarbank is niet hetzelfde
als bijv. het incasseeren van de huur van een huis. Met het laatste
staat slechts op één lijn het innen van de r e n te van het spaar
saldo
Het opnemen van spaargeld door den vader ten laste van het
boekje van zijn kind is dus als een beschikkingsdaad te beschouwen,
waarvoor de machtiging van den kantonrechter noodig is.
Maar...., zoo lezen wij dikwijls in de vele vragen, vroeger werd
toch zonder meer het geld aan den vader afgegeven. Was dat
dan onjuist
Dit kan als volgt worden toegelicht.
De wet bedoelt waarborgen te scheppen voor een juist bewind
over het vermogen van een minderjarige. Vandaar dat de machtiging
van den kantonrechter noodig is wanneer het bijv. gaat over beschik
king over vermogensbestanddeelen, opdat er zekerheid zij, dat de
opbrengst ook inderdaad weer wordt aangewend ten behoeve
van den minderjarige.
Wanneer vroeger bedragen werden opgevraagd door den vader,
was dit geld meestal wel bestemd om besteed te worden ten behoeve
van het kind en ging het veelal om kleine bedragen en in ieder geval
kan de kassier, die ter plaatse zijn pappenheimers wel kent, dit vrij
goed beoordeelen. Alhoewel niet geheel strookend met de strikte
pewoordingen der wet, was dit toch een uitlegging, die volkomen
overeen kwam met de bedoeling van den wetgever.
Tegenwoordig kómt het evenwel herhaaldelijk voor, dat de vader
om een zekere spreiding te hebben terwijl ook de hoop zoodoende
aan de greep van den fiscus te ontkomen hem hiertoe zal hebben
gedreven geld heeft gestort, soms tot zeer aanzienlijke bedragen
op naam van een of meer zijner kinderen. Komt hij thans aan de
bank om dit geld weer op te nemen, dan zal het zonder meer duide
lijk zijn, dat dit geld de kinderen niet ten goede zal komen, en dat
het een daad van beschikking betreft, waarvoor hij machtiging
behoeft van deA kantonrechter.
Terloops zij ook gewezen op het risico dat de bank loopt, wanneer
zij zonder meer aan den vader uitbetaalt. Immers wanneer het kind,
meerderjarig geworden, de bank opnieuw om betaling verzoekt van
het indertijd 4an zijn vader uitbetaalde bedrag, op grond van het feit,
dat de vader, niet bevoegd was daarvoor te kwiteeren (hij kon dit
immers slechts doen na verkregen machtiging van den kantonrechter),
zal de bank zulks meestal niet kunnen weigeren en betaalt aldus
dubbel Men moge dit risico gering achten, het is niettemin aanwezig.
Wij hebben ons standpunt ten overvloede getoetst aan dat van den
kantonrechter te Utrecht, die onze meening deelde en desgevraagd
zelfé mededeelde, dat hij in dergelijke gevallen de machtiging in het
algemeen zeker niet zou geven.
Als practische wenk voor onze kassiers zouden wij hen de volgende
gedragslijn willen* aanbevelenGaat het om kleine bedragen (max.
pl.m. 100.en heeft de kassier den indruk, dat het geld £al
worden aangewend ten behoeve van den minderjarige, dan betale hij
gewoon uit. Twijfelt hij, of gaat het om grootere sommen, dan verwijze
hij den vader naar den kantonrechter.
Opgemerkt zij nog, dat uitbetaling aan den minderjarige zelf,
niet is toegelaten, behalve in het geval, dat deze eigen inkomsten
uit arbeid heeft, welke hij op het boekje inlegt. Ook aan ondanks
hun minderjarigheid reeds betrekkelijk zelfstandige personen kan
opname van hun spaarboekje wel worden toegestaan. De kassier
beoordeele de gevallen steeds voor zich zelf en vrage in twijfel
gevallen advies van de Centrale Bank.
Voor zoover in het „knuppel-artikel" over de gehuwde vrouw
wordt gesproken, moeten wij dit onverkort handhaven. De gehuwde
vrouw kan nu eenmaal geen kwijting geven. Dit lijdt slechts uitzon
dering als de vrouw zelfstandig een beroep uitoefent en daarvoor
een spaarboekje aanhoudt.
Al zullen hier en daar nog wel eens moeilijkheden rijzen, wij
hopen toch met het bovenstaande de gemoederen eenigszins te hebben
gerustgesteld.