Uit de pAaclyk u~ati de g&td$uLu-eALng, 7 erkeer Door den Ring Hoogkarspel van Coöperatieve Boerenleenbanken werdeft ons verschillende wenschen kenbaar gemaakt, welke wenschen wij hieronder, voorzien van onze zienswijze doorgeven, lo. Door dezen Ring werd de wenschelijkheid naar voren gebracht, dat over de rekeningen, ontstaan tusschen verschillende naburige boerenleenbanken tengevolge van onderling giroverkeer, geen rente wordt bèrekend. De Ring licht zijn voorstel toe, als volgt: De in het onderling giroverkeer tusschen de boerenleenbanken overgeschreven bedragen zullen slechts korten tijd uitstaan daar deze aan het einde van iedere maand via de Centrale Bank worden verrekend. De renteberekening vordert zeer veel tijd, terwijl hierv tegenover slechts een geringe bate zal staan. Door de rente niet te berekenen wordt een niet te verwaarloozen arbeids besparing verkregen tegen slechts een zeer geringe opoffering. Wij brengen dit zeer gaarne onder de aandacht van de boeren leenbanken en adviseeren om in het onderling giroverkeer tusschen de banken inderdaad de renteberekening achterwege te laten, daar wij ons geheel kunnen aansluiten bij de door den Ring gegeven motiveering. 2o. Er werd verzocht om de boerenleenbanken een opgav.e te zenden van de bij de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te Eindhoven aangesloten boerenleenbanken, zulks teneinde correspondentie te voorkomen, vooral indien twee boerenleenbanken op dezelfde plaats zijn gevestigd. Tot onzen spijt kunnen wij niet aan dit verlangen voldoen, daar wij zelf niet in het bezit zijn van de adressen van bij de Coöperatieve Centrale Boerenleenbanken te Eindhoven aange sloten bóerenleenbanken. Deze correspondentie zal trouwens binnenkort niet meer noodig zijn, daar het onderling giroverkeer tusschen boerenleenbanken zoo spoedig mogelijk waarschijnlijk in Maart a.s. als de achterstand verdwenen is zal worden beëindigd. 3o. Het verzoek werd gedaan om de aangesloten boerenleenbanken zoo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van de nummers der postgirorekeningen, welke in den laatsten tijd aan boeren leenbanken zijn verstrekt. Met het bovenstaande verzoek zullen wij gaarne rekening houden. Het ligt in onze bedoeling in het eerstvolgende nummer van de Raiffeisen-Bode een volledige opgave op te nemen van alle in den laatsten tijd voor boerenleenbanken bij den Postcheque- en Giro dienst geopende rekeningen. Effecten-registratie Volledigheidshalve vestigen wij nog de aandacht op de Vijfde Uit voeringsbeschikking van de Afd. Effectenregistratie van den Raad voor het Rechtsherstel, luidende lo. Iedere uitgevende instelling van binnenlandsche effecten is ver plicht opgave te verstrekken vóór 15 Februari a.s. van alle uit gegeven effecten. 2o. Voor de verstrekking van de opgave in het eerste lid bedoeld, moet' gebruik worden gemaakt van daartoe door de Afdeeling Effectenregistratie van den Raad voor het Rechtsherstel te Amsterdam (C.) vastgestelde formulieren. 3o. Nadere voorschriften met betrekking tot de uitvoering dezer be schikking zullen worden gegeven door het Centraal Bureau voor Effecten-régistratie van de Vereeniging voor den Effectenhandel. Deze beschikking houdt derhalve in, dat alle instellingen, welke obligatieleeningen hebben uitgegeven, hiervan vóór 15 Februari 1946 opgave moeten verstrekken onder gebruikmaking van speciaal daar voor ontworpen formulieren. Verplichte inlevering van effecten. Medegedeeld wordt, dat volgens een bepaling van de Afdeeling Effecten-Registratie van den Raad voor het Rechtsherstel, alle effec ten, welke zich binnen het Rijk in Europa bevinden tusschen 1 Februari en 1 Maart 1946 moeten worden ingeleverd. Vragenlijst vereenigingen Enkele maanden na de bevrijding verzonden wij aan een groot aantal van onze boerenleenbanken vragenlijsten, waarin wij enkele inlichtingen verzochten omtrent de door deze banken gefinancierde vereenigingen. Tevens werd aangedrongen op toezending van de afschriften van de over deze vereenigingen uitgebra-chte accountants rapporten, jaarverslagen of andere jaarstukken. Hoewel vele boerenleenbanken ons de gevraagde gegevens inmiddels hebben doen toekomen, moeten wij daarnaast constateeren, dat ver schillende banken nog geen gehoor hebben gegeven aan ons verzoek en toezending van de gevraagde stukken achterwege is gebleven. Wij verzoeken deze laatste groep van banken ons de gezon len vragenlijsten thans zoo spoedig mogelijk ingevuld te retourneeren en ons tevens de op de vragenlijst gevraagde jaarstukken te doen toe komen, opdat onze gegevens betreffende de door de boerenleenbanken gefinancierde vereenigingen spoedig volledig kunnen worden bij gewerkt. Aan een artikel in het nummer van 3 Januari 1946 van de Econo- misch-Statistische Berichten over dit onderwerp van de hand van Dr. Houwink, hoofd van de afdeeling Deblokkeering van de Neder- landsche Bank, ontleenen wij de volgende interessante passages De wetgeving op het stuk van de geldzuivering was een typische noodwetgeving, voorzoover van wetgeving kan worden gesproken bij een materie, die door Koninklijke Besluiten, Ministerieele Beschik kingen en vergunningen van De Nederlandsche Bank werd geregeld. Zij draagt het stempel van improvisatie. Dit is in overeenstemming met de zienswijze van den Minister van Financiën, die de geldzuivering heeft vergeleken met een veldtocht, waarbij de beslissingen, naar ge lang van de ontwikkeling van het gevecht, moeten worden genomen. Zoo is het te verklaren, dat in vier maanden tijds, behalve het Machtigingsbesluit Geldzuivering, dat de noodige bevoegdheden aan den Minister van Financiën gaf, twee principieele Beschikkingen (de Beschikking Geldzuivering en de Beschikking Deblokkeering 1945), ruim twintig Aanvullings-, Uitvoerings- en andere beschikkingen ver schenen, benevens drie credietregelingen en vier en veertig Algemeene Vergunningen van De Nederlandsche Bank. Dat één en ander zware eischen aan het apparaat van de banken en de andere schakels in het betalingsverkeer heeft gesteld, ligt voor de hand; en dat dit apparaat op sommige punten niet opgewassen is gebleken tegen den stroom van voorschriften, eveneens. Dit was trouwens voorzien, maar aangezien de zuiveringsoperatie moest doorgaan en zulks met den grootst moge lijken spoed, moesten de zwakheden in het apparaat op den koop toe worden genomen. Het kan eerder verwondering wekken, dat het be talingsverkeer niet geheel is vastgeloopen en den banken komt een 0 woord van lof voor haar medewerking toe. Nadat op grond van het Machtigingsbesluit Geldzuivering eenige beschikkingen waren gepubliceerd, die beoogden ontduiking van de op komst zijnde voorschriften tegen te gaan, verscheen, onder dag- teekening van 12 September 1945, de Beschikking Geldzuivering 1945. De grondslagen waren radicaal: inlevering van al het oude papier geld en crediteering op geblokkeerde rekening; blokkeering van alle bankrekeningen; beschikbaarstelling van slechts 10 nieuw geld per hoofd voor bekostiging van levensonderhoud in de inleveringsperiode, voorwaar bepalingen, die den Nederiandschen zin voor perfectie alle eer aandoen. Maar daarmede stond de Nederlandsche economie op 2 October 1945 voor een geblokkeerd betalingsverkeer op een simpele 90 millioen aan nieuwe muntbiljetten na, die in de inleveringsperiode in omloop waren gebracht. Men kan zich de beteekenis hiervan het beste realiseeren door te bedenken, dat bij het begin van de bevrijding bijna 6 milliard aan chartaal geld in omloop was, terwijl het girale geLd op een nog hooger bedrag werd geschat. De sluizen van het betalingsverkeer werden weder geopend door de Beschikking Deblokkeering van 26 September 1945, maar slechts op een kier, die toegang gaf tot twee kanalen, de betalingen in contant geld en de betalingen langs giralen weg. Deze splitsing was geboden door de omstandigheid, dat De Nederlandsche Bank niet over vol doende nieuw papiergeld beschikte, om aan de behoefte van het betalingsverkeer te voldoen. Het was dus een regeling uit opportunis tische overwegingen, die echter later een meer principieelen inslag zou krijgen wegens de tegenwerking van den zwarten handel. De derde weg, betalingen te verrichten met geblokkeerd geld, werd slechts incidenteel geopend. De toevoer van het chartale geld vond plaats door middel van de betalingen ten laste van de vrije rekeningen van de Rijks-, Provin ciale- en Gemeentecomptabelen; door de betaling van salarissen, loonen, sociale uitkeeringen e.d., interest, dividend en tantième, als mede door de beschikkingen van 100 per week door degenen, die een zelfstandig beroep uitoefenen, len laste van geblokkeerd tegoed; alsmede door beschikkingen van de landelijke liefdadige schikkingen op haar vrije rekeningen. De girale rekeningen v/erden in eersten ..aanleg gevoed door de bekende afsplitsing-van een giraal gedeelte van de geblokkeerde rekeningen. Voor de eerstgenoemde vrije rekeningen bleek al spoedig een regeling noodig, die werd gegeven in de Beschik king, betreffende de rekeningen van Rijks-, Provinciale en Gemeente comptabelen, waarbij werd bepaald in welke geldsoort de overheids organen aan hun verbintenissen hadden te voldoen. In principe was de regeling een uitwerking van het reeds genoemde artikel 6. Moeilijkheden ontstonden, doordat het apparaat van den Post»- cheque- en Girodienst niet de splitsing van geblokkeerde, girale en vrije rekeningen kon uitvoeren. Een speciale Beschikking gaf voor dezen dienst een regeling, die afweek van het algemeen geldende stelsel. Het geblokkeerde gedeelte van elke postrekening werd op één verzamelrekening geboekt, terwijl het overblijvende op girale rekening v/erd goedgeschreven. Dit had tot gevolg, dat contante stortingen bij dezen dienst tot giraal geld werden gemaakt. Ook het overboeken van geblokkeerd tegoed naar de geblokkeerde rekening van een derde bleek niet uitvoerbaar. Dat de Postcheque- en Girodienst open ging voor normaal giraal verkeer en voor het opnemen van contanten met vergunning is echter .van beteekenis voor het betalingsverkeer ge weest.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1946 | | pagina 7