2
Wij doen daarom een beroep op de besturen zich rekenschap te
geven van de ontzettend zware taak van de kassiers in deze omstan
digheden. behalve de eisch van waardeering ook in tastbaren
vorm welke gesteld moet worden, zal getracht moeten worden
zoo spoedig mogelijk een geschikte, tijdelijke administratieve kracht
aan te stellen om den kassier door het werk heen te helpen.
In het bovenstaande gaven wij een beeld van de moeilijkheden,
waarmede de banken momenteel te kampen hebben. Maar ook de
toekomstproblemen dienen zich aan en vragen om oplossing.
In de eerste plaats dreigt het gevaar, dat het eenvoudige karakter
van onze boerenleenbanken verloren gaat. Zoo zoetjes aan gaan we
wat de werkzaamheden betreit, voor alle boerenleenbanken zonder
uitzondering, de richting uit van het commerciëele bankwezen. De
te verwachten uitbreiding van het giro- en chèqueverkeer, de enorme
toename van het aantal cliënten, de splitsing van rekeningen en de
verdere deblokkeeringsmaatregelen met den daaraan verbonden admini
stratieven rompslomp en de jacht van de menigte op het nieuwe geld,
vragen meer tijd en meer vakmanschap en veroorzaken meer kosten.
Naast de toch al wegens de stijging van levensonderhoud
noodzakelijke verhooging van salarissen zal voor de toename der werk
zaamheden voor den kassier en aan te stellen tijdelijk of vast per
soneel een hoogere belooning vereischt worden. De onkosten wegens
aanschatling van materiaal enz. stijgen ook en intusschen heeft men
rekening te houden met een toekomstige rentedaling, gezien de poli
tiek van goedkoop geld, die de regeering nastreett.
Toch moeten de eindjes aan elkaar geknoopt worden, zoodat de
rente en provisiepolitiek grondig moet worden herzien, terwijl intus
schen ermede rekening moet worden gehouden, dat we de echte
spaargelden voor het credietbedrijf der banken niet kunnen missen,
zoodat daarvoor nog een aantrekkelijke rente behoort te worden
vergoed.
Eerst als de toestand wat meer geconsolideerd is en te bekijken valt
wat nog gaat gebeuren, hopen we te kunnen komen tot het geven van
bepaalde richtlijnen aan onze banken. Thans zijn er nog teveel on
bekende factoren om reeds concrete voorstellen te doen voor de in
de toekomst te volgen rente- en provisiepolitiek. Wat zal bijv. op
het gebied der geldzuivering en saneering der staatsfinanciën of den
wederopbouw van het economisch leven nog te wachten zijn? Zijn we
in het „melo-drama" der geldzuivering reeds in het laatste bedrijf/
De verwikkelingen zijn in dit bedrijf nog zoodanig, dat we voorloopig
nog geen „happy end'' zien. Of speelt er nog een bedrijf eenige
weken of maanaen later? Maar zelts al speelt nu het laatste bedrijf,
dan vreezen we, dat het wel van ongekend langen duur kan zijn.
Immers een vrij geldverkeer, zooals we dat vroeger kenden, mogen
we wel niet verwachten, vóórdat de fiscus zijn gegevens heeft ver
zameld en verwerkt en een goed deel van het geblokkeerd tegoed
is overgeheveld naar den Staat in den vorm van Staatsleeningen enz.
Wie zal zeggen hoe lang dat zal duren. Eén jaar, twee misschien
Ook is nog niet bekend in welke mate in de toekomst van de
banken gebruik zal worden gemaakt voor het verkrijgen van voor
schotten en credieten en welke rente daarvoor redelijkerwijze kan
worden gevraagd. Voorts niet welk deel van het toevertrouwde geld
zal worden onttrokken voor belastingdoeleinden en voor Staats-
financiering.
We wagen ons dus thans nog niet aan richtlijnen voor de toekomst.
Wel zal men, gezien de hoogere onkosten die gemaakt zijn en nog
te maken en gezien het renteverlies, dat onwillekeurig geleden werd
bij de geldzuiveringsmaatregelen, er o.i. toe moeten overgaan althans
voor dit jaar voor de gelden, die na 1 Juli (of wil men na 1 September)
zijn ingelegd, geen rente te vergoeden. Wij weten dat vele banken
deze maatregel, die geenszins onbillijk is ten opzichte van deze nieuwe
gelden onder zachten of sterken drang gestort reeds hebben
ingevoerd. Bovendien late men provisie betalen voor de handelingen
(giro-opdrachten, deblokkeeringsfaciliteiten, opnamen op grond van
algemeene vergunningen) die thans worden opgedragen. De provisie
kan bijv. gesteld worden op y2 pro mille van de debetzijde van de
spaarrekening of de rekening-courant, met een minimum van 20 cent
per post.
Een tweede probleem dat zich aandient betreft de banken, waarbij
de kassier geen volledige dagtaak heeft en waar het dus een neven
functie betreft. Hier zien we voorshands geen uitkomst.
Het uitoefenen van de hoofdfunctie komt in het gedrang, omdat de
bank al weken lang vrijwel den geheelen persoon eischt. De banken
zijn echter niet van den omvang, dat een zoodanig salaris kan worden
betaald, dat de hoofdfunctie kan worden prijs gegeven.
In deze gevallen zal men voorloopig de oplossing moeten zoeken in
het aanstellen van tijdelijke hulpkrachten en zal men de toekomstige
ontwikkeling moeten afwachten.
Bestaat de mogelijkheid van fusie met een nabijgelegen bank, dan
zou dit ook voor de toekomst de beste oplossing zijn. Twee gevallen
doen zich reeds voor, waarin men voor fusie rijp is, zoodat twee kleine
banken tot één flinke boerenleenbank kunnen worden vereenigd en
den kassier een levenspositie wordt aangeboden.
Een derde probleem betreft de te stellen eischen aan de kassiers.
Het komt ons n.1. voor, dat de banken zich moeilijk kunnen terug
trekken om tot den eenvoud der vroegere werkzaamheden terug te
keeren. We staan op een keerpunt der tijden, maar daarom zal ook
in de nabije en wellicht ook in de verre toekomst nog veel
gevergd worden van de banken. De kassiers moeten dan geheel voor
hun taak berekend zijn. Behoefde men vroeger de capaciteiten op
administratief gebied niet al te zwaar te laten wegen en kon men
zich daarom hoofdzakelijk bepalen tot de eischen van integriteit, in
vloed en vertrouwen, thans moet als gelijkwaardige eisch gesteld
worden een zeer behoorlijke ontwikkeling en administratieve scholing.
Vooral het jongeren-element, mits energiek en vakbekwaam, zal de
aandacht moeten hebben. Moeilijk zal de keuze zijn, daar het aantal
personen, dat aan de te stellen eischen voldoet, in een dorp zeer
beperkt zal zijn. De moeilijkheid wordt uiteraard nog grooter, als de
werkzaamheden bij de banken geen volledige dagtaak eischen en de
bank te klein is om een volwaardige kracht een levenspositie aan
te bieden.
De bstuurscontróle op de administratie van de kassiers en het
inzicht van het bestuur in de zaken van de bank vormen het vierde
probleem. Blijft de omvang en de gecompliceerdheid van de zaken
zooals ze thans zijn, dan is het bij vele banken vrijwel onmogelijk,
dat het bestuur de controle afdoende verzorgt. Daarvoor verliest het
ook het inzicht. Dit is zeer te betreuren. Aan dat probleem zal bijzon
dere aandacht moeten worden besteed. Naar een nauwere samen
werking van de besturen met de afdeeling Inspectie der Centrale Bank
zal o.i. gestreefd moeten worden. De z.g. rayoncontröle, waarbij
inspectiebureaux in verschillende centra zouden worden gevestigd,
zal zoo spoedig mogelijk doorgevoerd moeten worden, maar de uit
voering van dit plan stuit voorloopig op de moeilijkheid van huis
vesting en meubilair enz.
Een ander probleem vormt nog de materiaalvoorziening. Men kan
niet werken zooals men wil, omdat de technische hulpmiddelen als
schrijf- en rekenmachines en kantoormeubilair niet te verkrijgen zijn
en boeken en administratieve bescheiden slechts in zeer beperkte
mate. Een oplossing daarvoor te zoeken ligt buiten onze directe macht
en invloed.
Het is vooral ook door gebrek aan deze technische hulpmiddelen,
dat het werk dat op de Centrale Bank „losstormt" niet meer zoo vlot
kan verwerkt worden, als we dit in het verleden steeds deden. Er is
reeds achterstand en deze dreigt steeds grooter te worden, hoewel
van den vroegen morgen tot in den nacht wordt doorgewerkt. Slechts
één troost is het, dat ook andere instellingen den waanzinnigen vloed
van giro's niet meer kunnen verwerken, die losgekomen is tengevolge
van de geldzuiveringsmaatregelen. Op het moment, dat we dit artikel
schrijven hooren we bijv. van onze giro-afdeeling, dat de Postchèque-
en Girodienst nog een 90 lijsten van elk 70 giro-posten, dus in totaal
pl.m. 6300 posten, alléén door ons opgegeven, nog niet verwerkt heeft.
Ook het commerciëele bankapparaat is blijkbaar niet op de verwer
king van de enorme stapels inkomende giro's berekend. Dit blijkt wel
uit een artikel in het Financiëele Dagblad van 7 November j.1., waarin
een pleidooi gehouden wordt om de girale rekeningen zoo spoedig
mogelijk vrij te maken.
Er zal inderdaad spoedig uitkomst moeteti komen, wil niet het ge-
heele betalingsverkeer vast loopen en de geldzuivering, als blijspel
ingezet, niet in dit opzicht een dramatische ontknooping tegemoet gaan.
We hopen van harte, ook voor onze kassiers, dat de regeering den
weg weet te vinden om uit de impasse te komen, waarin de banken
en het betalingsverkeer dreigen te geraken.
Rente voor leeningen aan gemeenten en
andere publiekrechtelijke lichamen.
Uit vragen, welke ons van verschillende gemeenten en andere
publiekrechtelijke lichamen, alsook van de zijde onzer boerenleen
banken den laatsten tijd bereikten, bleek ons, dat er bij eerstgenoemde
categorie bij plaatsing van geldleeningen met langen looptijd een
streven bestond naar een lager percentage dan tot dusverre gebruike
lijk was leeningen met een looptijd van 10 jaren wenschte men onder
te brengen tegen een rente van 2'/2 bij een looptijd van 20 tot 40
jaren kwam men niet verder dan een rente van 3
Dit streven had tot gevolg, dat door tal van gemeenten enz, werd
getracht ook het percentage van bestaande geldleeningen terug te
brengen naar dit lagere rentetype.
Het spreekt vanzelf, dat de beleggende instellingen vooral hiertegen
afwijzend stonden en dat men niet geneigd was zonder meer op eerste
aanvrage daarin toe te stemmen.
Thans is gebleken, dat de regeering het standpunt inneemt, welis
waar te gaan naar een lager rentetype voor nieuwe leeningen, doch
dat bestaande onderhandsche leeningen tegen een rentevoet van 3'/2
niet tusschentijds moeten of mogen worden opgezegd, teneinde de
geldgevers tot renteverlaging te dwingen. Zijn dergelijke leeningen
met een langen looptijd op een rentebasis van 3'/2 gesloten, dan
zal de geldgever dat rentegenot thans moeten behouden.
Aanmelding buitenlandsche effecten
Zooals bekend, moesten voor de Duitschers einde 1940 alle buiten
landsche effecten worden aangemeld.
Uitgezonderd waren
de certificaten van Amerikaansche aandeelen,
Duitsche effecten,
Roemeensche effecten,
Italiaansche effecten,
Russische effecten,
Oostenrijksche en Hongaarsche effecten, uitgegeven vóór Sept. '14.
Alle overige buitenlandsche bezittingen moesten worden aangemeld.
Voor zoover deze gegevens destijds (dus in 1940) niet volledig zijn
opgegeven, geeft de Nederlandsche Bank tot 30 November a.s. alsnog
de gelegenheid, hiervan mededeeling te doen.
Bij niet-nakoming van bovenstaande verplichting, zijn de in het
Deviezen-besluit 1945 vermelde straffen van toepassing.
Mochten er cliënten van Boerenleenbanken zijn, die hun buiten-
landsch bezit destijds niet hebben opgegeven, dan zullen wij dit gaarne
vernemen. Voor aanmelding zullen wij dan zorgdragen.