IjAIFFEISEN-BODE
«ELDZUIYERO^
ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 6
22 SEPT. 1945
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
Inlevering van bankbiljetten
van honderd gulden
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
TELEF. 15867
VERSCHIJNT
OM DEVEERTIEN DAGEN
In onze circularie van 18 September j.1. hebben wij reeds uiteen
gezet hoe in het algemeen de inlevering van het thans nog in omloop
zijnde bankpapier moet plaats vinden, hetgeen niet wegneemt, dat er
nog verschillende punten zijn, waarvan het toch wel noodig is, dat
de kassiers op de hoogte zijn.
Tijdstip, waarop nieuw geld gebruikt mag worden.
In de eerste plaats diene in het oog te worden gehouden, dat het
nieuwe papiergeld, f 10.per persoon, dat door middel van den
distributiedienst wordt uitgegeven, niet vóór 26 September a.s. in
betaling mag worden aangenomen. Eerst op dien datum krijgt het
nieuwe papier de kracht van wettig betaalmiddel. Het eerder dan
26 September 1945 over het nieuwe papiergeld beschikken Is strafbaar.
Gelden van derden.
Het is mogelijk, dat men gelden van derden onder zich heeft, aan
wien, omdat zij zich in het buitenland bevinden, geen geldkaart is
uitgereikt. De houder dezer gelden mag deze niet op zijn eigen geld
kaart inleveren.
In dit geval moet de inlevering geschieden bij de hoofdbank, bijbank
of de agentschappen der Nederlandsche Bank. Bij de inlevering moet
worden vermeld naam en adres van den inleveraar, naam en adres
van den gerechtigde en eventueel verder door het Departement van
Financiën gevraagde gegevens.
Het bovenstaande geldt alleen voor afwezige personen, dus niet
voor personen, die wel in Nederland aanwezig zijn.
Nederlandsche militairen.
Nederlandsche militairen kunnen hun bank- en muntbiljetten en
zilverbons op de gewone wijze inleveren, dus met een geldkaart, dan
wel zij kunnen deze inleveren bij hun betaalmeester.
Door den betaalmeester wordt dan een lijst in tweevoud opgemaakt,
waarin wordt vermeld, naam en voornamen, army-nummer en volledig
adres van den inleveraar en het ingeleverde bedrag.
Door den betaalmeester wordt het door hem ingenomen bedrag
voor of uiterlijk op 2 Oct. 1945 bij een bank gestort, onder overlegging
van het origineel der door hem opgemaakte lijst.
De betaalmeester geeft aan de inleveraars een kwitantie, waarin
behalve de gegevens op de lijst vermeld, tevens wordt opgegeven
naam en adres van de Bank, bij welke hij het geld zal inleveren.
Uiteraard geldt ook hier het maximum van drie honderd gulden.
Buitenlandsche militairen.
Militairen, die behooren tot de legers der met ons verbonden mo
gendheden, kunnen hun Nederlandsche papiergeld uitsluitend inleveren
bij hun betaalmeester. Van buitenlandsche militairen mag dus, ge
durende de inleveringsweek, in geen geval bank- en muntbiljetten of
zilverbons worden aangenomen.
Niet-ingezetenen.
Andere niet-ingezetenen dan buitenlandsche militairen kunnen het
hun toebehoorende bank- en muntpapier en zilverbons uitsluitend
inleveren bij de Hoofdbank, bijbank of agentschappen der Neder
landsche Bank. In voorkomende gevallen, dienen deze personen, die
natuurlijk geen geldkaart bezitten, dus naar het dichtbijgelegen agent
schap van de Nederlandsche Bank te- worden verwezen. Door de
Nederlandsche Bank wordt van de inlevering een aanteekening gesteld
in het paspoort.
Blokkeering saldi-tegoed.
Alle tegoed op rekening bij een bank na kassluiting op 25 September
1945 is geblokkeerd. Dit geldt ook voor saldi-tegoed bij de Spaarbank
of saldi-tegoed op deposito-rekening.
Over deze geblokkeerde saldi-tegoed mag zonder vrijstelling krach
tens beschikking van den Minister van Financiën of zonder vergunning
van de Nederlandsche Bank, op geenerlei wijze beschikt worden. Dit
geldt tevens voor de in de inleveringsweek ingeleverde bedragen.
Er mag dus niets uitbetaald worden, terwijl evenmin overschrijvingen
uit de tegoeden mogen plaats vinden.
Opschorting van betalingsverplichtingen.
Als gevolg van al deze maatregelen, intrekking van het geld en
blokkeering van alle saldi-tegoed bij banken en slechts bij mondjes
maat beschikbaar stellen van nieuwe betaalmiddelen, zal de liquiditeit
van vele personen en zaken in het gedrang komen.
In de beschikking is daarom bepaald, dat alle betalingsverplichtingen
die tengevolge van de bij de geldzuivering genomen maatregelen niet,
niet geheel of niet tijdig kunnen worden nagekomen, zijn opgeschort.
Door den Minister van Financiën zal nader geregeld worden hoe lang
deze opschorting zal duren, hoe deze is begrensd en welke gevolgen
daaraan zijn verbonden.
Overtreding.
Men wijze het publiek er op, dat, indien zonder redelijken grond op
de opschorting beroep wordt gedaan, dit een strafbare overtreding is.
Op deze opschorting kan alleen beroep worden gedaan, indien inder
daad niet de beschikking kan worden gekregen over voldoende mid
delen om zijn verplichtingen na te komen.
Postchèque- en girodienst.
Tenslotte is met ingang van- 13 September 1945 de Postchèque- en
Girodienst geblokkeerd geworden. Alle uitbetalings-opdrachten die op
12 September nog niet door het Centrale Girokantoor waren afge
handeld, worden niet meer in behandeling genomen en zijn dus ver
vallen (dit betreft dus de postchèques). De overschrijvingsopdrachten
voor 13 September 1945 ingekomen worden blijkbaar wel afgehandeld.
Regelmatig worden ons door aangesloten boerenleenbanken nog
biljetten van honderd gulden toegezonden, toebehoorende aan cliënten
der bank, met verzoek onze medewerking te verleenen om deze alsnog
ingeleverd te krijgen. Wij zijn dan steeds genoodzaakt de biljetten
weder terug te zenden, daar wij daarmede niets kunnen beginnen.
Wij raden aan in voorkomende gevallen beslist te weigeren biljetten
van honderd gulden aan te nemen, doch de betrokken personen te
adviseeren zich schriftelijk te wenden tot het Departement van Finan
ciën, afdeeling geldwezen, te 's-Gravenhage, met verzoek alsnog toe
te staan de biljetten van honderd gulden te mogen inleveren.
In het verzoek zullen o.i. de navolgende gegevens moeten voor
komen
1. naam en voornamen (voluit) en volledig adres van den verzoeker,
2. aantal der in te leveren biljetten, onder vermelding van serie-
letters en nummers,
3. tijdstip waarop, dengene van wien en de oorzaak krachtens welke
de eigendom der biljetten werd verkregen,
4. een verklaring, dat de biljetten sedert 7 Juli 1945 onafgebroken
eigendom van den verzoeker zijn geweest,
5. redenen waarom niet tijdig werd ingeleverd,
6. namen van personen en instellingen, die bereid zijn de verstrekte
gegevens zoo noodig nader te bevestigen.
Wordt gunstig beschikt, dan zal wel uit de beschikking blijken wat
verder met de biljetten moet geschieden. Tot zoolang zijn de biljetten
het beste bewaard'bij den eigenaar.