ZEKERHEIDSTELLING VOOR NOG VAST TE STELLEN BELASTINGEN 2 Betaling pensioenen Nadat in de Nederlandsche Staatscourant van 19 Juni 1945 een resolutie van den Minister van Fnanciën was opgenomen betref fende de „vrijwillige zekerheidstelling van nog vast te stellen belas tingaanslagen" is in de Nederlandsche Staatscourant van 26 Juli |J. een volgende resolutie gepubliceerd betreffende verplichte zeker heidstelling. De vrijwillige zekerheidstelling zal, voor zoover zij nog niet met belastingschulden verrekend zijn, een interest van 2.4 pet. s jaars dragen. De gelden kunnen tot en met 30 Juni 1946 worden gedepo neerd en ter verrekening van in Art. 1 van de resolutie „vrijwillige zekerheidstelling" opgesomde belastingen en rechten worden aange wend. De eerste storting moet ten minste 2.000.bedragen, de volgende ten minste f 1.000.—. De gedeponeerde gelden zijn niet eerder opeischbaar dan 3 jaar na den datum van storting. Zij zijn niet voor overdracht of beleening vatbaar. (Zie ook Raiffeisen-Bode van 1 Aug. 1945). De verplichte zekerheidstelling daarentegen wordt door den Inspec teur opgelegd. Het te storten bedrag is gelimiteerd. Art. 2 van de resolutie „ver plichte zekerheidstelling" noemt als grens de aan den belastingplich tige op te leggen aanslagen (omschreven in art. 1 van de resolutie „verplichte zekerheidsstelling", welke bedragen worden vermeerderd met I, voor natuurlijke personen, het totaal van de volgende bedragen a. het hoogste belastingbedrag, waarvoor de belastingplichtige volgens het Besluit op de Inkomstenbelasting 1941 over eenig vóór 1 Januari 1945 geëindigd jaar is of zal worden aan geslagen; b. tien ten honderd van het laatst bekende zuiver vermogen, nadat dit is verminderd met 15.000. II. voor andere belastingplichtigen viermaal het bedrag van den hoogsten aanslag, welke den belastingplichtige over eenig vóór 1 Januari 1946 geëindigd jaar in de vennootschapsbelasting is of zal worden opgelegd, verminderd met zestigmaal het bedrag van den hoogsten aanslag, welke den belastingplichtige over eenig vóór 1 Januari 1946 geëindigd jaar in de vermogensbelasting is opgelegd. Credietverleening aan graanhandelaren, aannemers, eni. (Vervolg van 1e pag.) naast de voor die bedrijven gebruikelijke zekerheid nog een prima hypotheek en zeer solide borgstelling, kan over de bezwaren worden heengestapt. Voor scheepshypotheek dient het voorschot dan in ver houding tot de waarde van het schip zeer laag te zijn, terwijl daar naast de eisch gesteld moet worden, dat het schip regelpiatig weer ter plaatse terugkomt, dus b.v. toebehoort aan een plaatselijken beurt- vaartschipper. Zoodra wij mindere eischen gaan stellen betreffende dergelijke credieten, komen we terecht in het commerciëele vaarwater. Een commerciëele bank kan meer risico aanvaarden, omdat ze geen reke ning behoeft te houden met de algeheele aansprakelijkheid der leden, en over een behoorlijk kapitaal beschikt om risico's op te vangen. Bovendien zijn commerciëele banken gewoon aanzienlijk meer winst te maken o.a. door aan alle credietnemers een beduidend hoogere rente te rekenen dan de boerenleenbanken. In deze hoogere rente is dan de premie voor het te lijden risico op dergelijke posten begrepen. De consequenties van de aanvaarding van dergelijke credieten, zon der afdoende zekerheid, zou voor onze boerenleenbanken moeten zijn, dat ze haar karakter geheel zouden moeten wijzigen en zouden moe ten komen tot afschaffing van de onbeperkte aansprakelijkheid en de aanpassing van de rentetarieven aan die van de commerciëele ban ken (hoogere rente voor voorschotten en credieten, lagere rente voor spaargelden en deposito's), en een zeer versterkte kapitaalvorming. Maar dan zouden ze weinig meer verschillen van een gewone commerciëele bank en haar bestaansrecht voor een zeer belangrijk deel verliezen. Ondervindt de stortingsplichtige moeilijkheden om zijn stortings plicht in den vorm van geld te voldoen, dan kan de Inspecteur hem toestaan dit in een anderen vorm te doen. Ook kan uitstel verleend worden. Indien een andere vorm van storting wordt toegestaan, wor den staatsobligaties, obligaties van Nederlandsche provincies en ge meenten en obligaties van publiekrechtelijke lichamen, waarvan de staat rente en afossing garandeert, gewaardeerd op haar nominale bedrag. Rentevergoeding. Indien de aanslag te hoog is geweest, d.w.z. indien op 15 Februari 1949 na verrekening van de bedoelde aanslagen enz. nog geld (dus alleen het in geldvorm gestorte) over is, wordt dit terug gegeven. Alleen over dit surplus wordt een interest vergoed van 3.6 pet. 's jaars. Verhouding vrijwilige en verplichte zekerheidstelling. Art. 10 van de resolutie „verplichte zekerheidstelling" bepaalt, dat voldoende vrijwillige zekerheidstelling een verplichte zekerheidstelling kan voorkomen. Is, naar het oordeel van den Inspecteur, in redeijke mate vrijwillige zekerheid gesteld, dan zal de Inspecteur alvorens tot het opleggen van de verplichting over te gaan, gelegenheid geven tot aanvulling van de vrijwillige zekerheid. Men krijgt derhalve de keus tot het vrijwillig zekerstellen, in welk geval over het geheele bedrag, zoolang het niet voor verrekening met een aanslag wordt gebezigd, 2.4 pet. rente wordt vergoed; en de verplichte zekerheidstelling, welke over het niet voor belasting aan gewende bedrag 3.6 pet. rente draagt. De vrijwillige zekerheidstel ling is ongelimiteerd, de verplichte is beperkt tot den aanslag van den Inspecteur en kan niet vrijwillig worden verhoogd. Zooals inmiddels bekend gemaakt, kan men van de geblokkeerde rekening, ontstaan door de inlevering van bankbiljetten van 100.— overschrijvingen laten doen op de rekening van den ontvanger voor vrijwillige zekerheidstelling. Ook hiervoor gelden dan de bepalingen van 2.4 pet. rente (tot verrekening met aanslagen), het minimum van 2.000.voor de eerste storting enz. uit geblokkeerde rekeningen wegens ingeleverde biljetten van 100 gulden. In afwijking van de publicatie in onze circulaire van 24 Juli 1945, deelen wij U mede, dat aan personen, die pensioen genieten ten laste van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, uitbetaad kan worden 75 pet. van de eerste maand waarover het inkomen gold en 100 pet. over de volgende maanden, mits zij zich als pensioentrekkers legiti- meeren, door overlegging van lo. persoonsbewijs, 2o. pensioenakte of ander door den Pensioenraad afgegeven stuk, waaruit het jaarlijksche pensioenbedrag blijkt, 3o. een door den pensioentrekker gedagteekende en onderteeken- de verklaring, luidende De ondergeteekende verklaart ten laste van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds te genieten een pensioen tot een jaarbedrag van f,.en op een datum, vallende tusschen 15 Mei en 9 Juli 1945 een kwartaal van dit pensioen, op een door den Pensioenraad afgegeven postchèque, te hebben geïncasseerd tot een bedrag van en daarbij bankbiljetten van 100 gulden te hebben ontvangen. Aldus geteekend te den 1945. Kan door den gepensionneerde geen pensioenbewijs worden over gelegd, dan moet door de betrokken Boerenleenbank, waar de bil jetten van 100 gulden zijn gedeponeerd, bij den Pensioenraad te 's-Gravenhage een verklaring worden aangevraagd. In dit verzoek dient dan duidelijk de naam en het adres van den gepensionneerde te worden aangegeven. De verklaring van den Pensioenraad houdt niet anders in, dan dat ten behoeve van wonende te op een datum, vallende in het tijdvak van 15 Mei 9 Juli 1945 een bedrag van is betaalbaar gesteld.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1945 | | pagina 2