AIFFEISEN-BODE CREDIE T V ERLEENING aan graanhandelaren, aannemers enz. OFFICIËEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 U TR ECHT TELEF. 15867 ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 4 20 AUG. 1945 VERSCHIJNT OM DE VEERTIEN DAGEN Het komt thans vrij vaak voor, dat door boerenleenbanken toestem ming verzocht wordt credieten te mogen verleenen aan aannemers, graanhandelaren en het mogen verleenen van voorschotten onder hypothecair verband op binnenschepen. Gezien de ruime geldmidde len bij de locale banken is het zeer begrijpelijk, dat men pogingen doet om daarvoor een loonend gebruik te vinden, doch dit neemt niet weg, dat het voor ons zeer de vraag is of de banken wel tot dit soort credietverleening behooren over te gaan. De grondslag waarop onze banken zijn gebouwd is de algemeene aansprakelijkheid van hare leden voor de verplichtingen van de bank, m.a.w. de leden der bank, zoowel gezamenlijk als ieder afzonderlijk, staan met hun geheele vermogen er voor in, dat zij die hun geld aan de bank hebben toevertrouwd, dit ook integraal vermeerderd met de rente zullen terugontvangen. Dit beteekent weer, dat eventueele verliezen op door de bank verleende credieten door de leden ge dragen moeten worden. Dit risico is voor de leden heel gemakkelijk te dragen, indien en voorzoover het bestuur zich bij de crediet verleening beperkt tot die zaken, waarvan zij het risico gemakkelijk kan bepalen, dus zaken die een ongeveer gelijk en gelijksoortig risico met zich brengen en bovendien het totaal bedrag per verstrekt crediet tot een betrekkelijk geringe som blijft beperkt. Aan deze voorwaarden wordt voldaan, indien crediet verleend wordt aan boe ren, tuinders enz. Het bestuur kan dan niet alleen de vakbekwaam heid van den aanvrager beoordeelen, doch ook diens bedrijf en het doel waarvoor het geld benoodigd is. Het bestuur kan in dat geval dus het aan de credietverleening verbonden risico behoorlijk over zien, speciaal ook omdat het steeds gelijksoortige risico's betreft. Bij de credietaanvragen waar het in den aanhef over gaat is dit niet het geval. Het bestuur is gemeenlijk niet voldoende deskundig, zoodat het de zaak niet goed kan overzien en ook minder goed kan beoordeelen hoe hoog het crediet zal moeten zijn. Voorts is het aannemersbedrijf en de graanhandel op zich zelf veel riskanter dan het boerenbedrijf en leveren dergelijke posten op zich zelf een veel grooter kans op verliezen op. Verder hebben dit soort bedrijven over het algemeen behoefte aan veel grootere credieten dan de andere, gewone bedrijven waaraan door de boerenleenbanken ge meenlijk crediet wordt verleend, terwijl tenslotte deze credieten altijd de neiging vertoonen om zich op den duur belangrijk uit te zetten. Dit houdt dus in dat, indien het met een dergelijken post mis gaat, het absolute verlies ook groot zal zijn. Uit het bovenstaande volgt dus zonder meer, dat dit soort van credieten principiëel niet bij de boerenleenbanken thuis hoort. Nu zal men nog kunnen zeggen, dat, mits de credietnemers prima zekerheid stellen, het risico zeer belangrijk zou kunnen worden beperkt, zelfs wel in die mate, dat tegen de credietverleening geen bezwaren meer zouden bestaan. Het geval is echter, dat deze credietnemers gewoonlijk geen af doende zakelijke zekerheid kunnen stellen en deze altijd voor een zeer groot deel op andere wijze moet worden gevonden. Bij graanhandelaren zou deze zekerheid gevonden moeten worden: a. in het door den graanhandelaar aangekochte graan; b. in cessie van (toekomstige) vorderingen. Nu is het vrijwel ondoenlijk om, gezien de omstandigheden, voor het graan een juridische vorm van overdracht te vinden, waardoor de rechten op het graan volkomen komen vast te staan. Het graan vormt dus al een alles behalve soliede zekerheid. Cessie van toekomstige vorderingen is al evenmin ideaal. Voor aannemers zou de aannemingssom gecedeerd kunnen worden. Hierbij moet niet vergeten worden, dat de aannemer niet meer rechten kan overdragen dan hij zelf heeft en de aanneemsom ver schuldigd wordt al naar mate het aangenomen werk vordert, opge nomen en goedgekeurd wordt; de aannemingssom is dus niet onder alle omstandigheden verschuldigd. (Deze zekerheid is geen eerste klas zekerheid, zoodat hierin niet een voldoende beperking van het risico kan worden gevonden). In geval van scheepshypotheek dient men rekening te houden met den aard van het onderpand. Scheepshypotheken, alhoewel op onge veer dezelfde wijze gevestigd als hypotheek op onroerend goed, zijn toch niet met de gewone hypotheek gelijk te stellen. In de eerste plaats kunnen na de inschrijving van de hypotheek nog vele vorderingen uitstaan die op het schip bevoorrecht zijn boven de hypotheek als b.v. vorderingen wegens verdiend loon door de schepelingen, hulp- Joon, loods- en kanaalgelden, schadevergoeding wegens aanvaring. Deze laatste vordering alleen al kan de waarde van het schip verre overtreffen. Verder is de waarde van het schip veel conjunctuurgevoeliger dan de waarde van onroerend goed, zoodat de kans dat de waarde van het schip zal dalen beneden het op het schip voorgeschoten bedrag veel grooter is. Ook is de levensduur van het schip veel beperkter dan van onroerend goed en geraakt een schip bij onvoldoende onderhoud veel eerder in staat van verval. Men zal dus genoodzaakt zijn om regelmatig toezicht te houden op staat van onderhoud en reparatie van het schip, terwijl juist dit toezicht niet zoo goed mogelijk is, omdat het schip verplaatsbaar is en veelal ook niet ter plaatse aan wezig zal zijn. Tenslotte levert de executie van schepen, juist omdat deze vaak onderweg zijn, vele moeilijkheden en daarom ook belang rijke kosten op. Dus ook de zekerheid is hier niet prima te noemen. Onze slotsom is derhalve dat boerenleenbanken zich in het alge meen te onthouden hebben van het verleenen van groote credieten aan aannemers, graanhandelaren en het geven van voorschotten onder scheepshypotheek. In uitzonderingsgevallen wanneer de finan- tiëele positie van de aanvragers (als oer-oude ingezetenen van het dorp), volledig bekend kan zijn, prima zekerheid wordt gegeven, dus (Zie vervolg 2e pag. Ie kolom onderaan)

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1945 | | pagina 1