VRAAG en ANTWOORD
3
deelen van ons land mocht verbroken, worden, zich bij genoemde
Agentschappen van contanten zouden kunnen voorzien, ten behoeve
van de onder iedere hulpcentrale ressorteerende boerenleenbanken.
Bovendien werden by die hulpcentrales, die vèr van ieaer Agentschap
der Nederlandsche Bank verwijderd waren, door de Centrale Bank
depóts in contanten gevormd.
Eind September achtte de Centrale Bank de verbindingen zoodanig
slecht, dat geacht kon worden dat een toestand, als door de Centrale
Bank was aangegeven als tijdstip, waarop de hulpcentrales hun
werkzaamheden zouden beginnen, was ingetreden. Dit betrof toen
meer in het bijzonder het Zuiden van ons land.
De praktijk heeft wel geleerd, dat het in het leven roepen van dit
systeem van hulpcentrales met alles, wat daaraan verbonden is, ten
zeerste in het belang zoowel van de banken als van haar leden is
geweest.
Door de Centrale Bank werd steeds geadviseerd, zoowel aan de hulp
centrales als aan de banken, om in de bijzondere omstandigheden, waar
onder we toen leefden, zooveel mogelijk soepelheid te betrachten.
Grenzen, die in normale tijden in acht moesten worden genomen,
konden nu onmogelijk strak worden getrokken.
Dit was b.v. het geval met het oog op vele zuivelfabrieken, die met
moeilijkheden zaten in verband met de uitbetaling van melkgelden, met
Gemeenten, die bijzondere kosten moesten maken, voortvloeiende uit de
bijzondere omstandigheden, met provinciale voedselcommissarissen en
plaatselijke bureauhouders, die geen of onvoldoende verbinding meer
hadden met Den Haag, met boerenleenbanken, die aangesloten zijn bij
de Centrale Bank te Eindhoven, doch daarmede geen contact meer
hadden.
Steeds is zooveel mogelijk getracht om allen te helpen. Aangedrongen
werd door de Centrale Bank op bevordering van het giro verkeer, ook
via de hulpcentrales of desnoods plaatselijk, aangezien op deze wijze
nog vele zaken konden worden afgewikkeld, die anders met het oog
op de verordening tot beperking van het contante betalingsverkeer niet
afgedaan zouden kunnen worden.
In sommige streken van het land werden door de banken zelfs in
onderling overleg estafettediensten ingesteld, waardoor afgelegen
banken toch inog van contanten konden worden voorzien.
Voor zoover er cijfers bekend zijn (en dat is het geval tot en met
Juli) kan gezegd worden, dat de spaargelden regelmatig zijn toe
genomen en dat het bedrag der uitstaande voorschotten zich steeds
in dalende richting heeft bewogen.
Hiermede hangt samen, dat vrijwel alle boerenleenbanken in het
afgeloopen jaar over zeer ruime middelen hébben beschikt.
Na deze meer algemeene gebeurtenissen in onze organisatie vol
gen thans naar tijdsvolgorde nog enkele afzonderlijke feiten, die de
moeite van het vermelden waard zijn.
In Maart werden door de Centrale Bank besprekingen gevoerd
met de desbetreffende instanties over de betalingen van geëvacu
eerd vee, welke betalingen over de boerenleenbanken zouden loopen.
Aan de betrokkenen zouden z.g. staatsschuldboekjes worden uitge
reikt. Tot dusvere zijn deze echter nog niet gereed gekomen.
In Mei werd door de Centrale Bank een collectieve verzekering
tegen oorlogsmolest gesloten ten behoeve van de boerenleenbanken,
zulks in verband met het feit, dat deze door de bijzondere omstan
digheden belangrijk grootere kassen hielden dan vroeger in het
algemeen het geval was. Tot deze verzekering, welke werd onder
gebracht bij het Algemeene Plattelands Molestrisicofonds, traden
de meeste der aangesloten banken toe.
Ter bevordering van het giroverkeer en ter ontlasting van de
biljettencirculatie werd door de overheid bepaald, dat cheques voor
taan vrij van zegelrecht zouden zijn. Dit was voor de boerenleen
banken zeer belangrijk, temeer, waardoor de bestaande verordening
het contante betalingsverkeer nog altijd beperkt was tot 100.
per persoon en per week.
De op 6 Juni 1944 begonnen geallieerde invasie in Normandië ver
oorzaakte dien eersten dag iets meer geldopvragingen dan gewoon
lijk, doch had verder op den gang van zaken bij onze banken geen
noemenswaardigen invloed.
Eind Juil werd de uitgifte van schatkistbiljetten verruimd. Op
aanvraag werden door de Centrale Bank belangrijke bedragen be
schikbaar gesteld aan die banken, welke als regel met veel over
tollige middelen zaten.
Op 31 Juli werd de uitgifte van schatkistpapier aan de banken
echter stopgezet, daar het tegenover die banken, waarmede geen
of slechts gebrekkig contact bestond, onbillijk werd geacht. De Cen-
rale Bank is toen alle aangesloten banken op andere wijze tege
moet gekomen, n.1. door voortaan over een grooter gedeelte van het
tegoed der banken bij de Centrale Bank een rente van 2% pet. te
vergoeden.
De rente van hypotheken op gebouwde eigendommen werd van
hoogerhand op tenminste 4 pet. vastgesteld, de rente voor 3-maands
kasgeldleeningen aan Gemeenten werd bepaald op 1 13/16 pet. per
jaar. Ook voor langere leeningen werd door de overheid een rente
limiet aangegeven, t.w. niet lager dan 2% pet. bij een looptijd van
1 jaar en 3 pet. bij een looptijd van 20 jaar of langer. Voor leenin
gen met een looptijd, welke tusschen deze grenzen ligt, moest de
rente naar evenredigheid worden bepaald.
De inspectie der Centrale Bank ondervond zeer veel hinder van
allerlei verkeersmoeilijkheden, als slechtere treinverbindingen .beschie
ting van treinen .ontbreken van fietsbanden, spoorwegstaking en
tenslotte van het vorderen van alle mannen tot 50 jaar.
De bezoeken aan de boerenleenbanken zijn zoo lang mogelijk voort
gezet, tenslotte nog uitsluitend per rijwiel, maar ook dit heeft men
moeten opgeven.
Met verlangen wordt dan ook uitgezien naar het tijdstip, waarop het
persoonlijk contact met de banken wederom zal kunnen worden hersteld.
Zeer veel werk zal er te verrichten zijn op allerlei terrein onzer
organisatie. Maar nu de zoo lang begeerde vrijheid wederom ons aller
deel mag zijn, zal ook het vele werk dat wacht, met enthousiasme
worden aangepakt, in het belang van onze geheele organisatie en dus
van de geheele landbouwende bevolking.
Oorlogsschade en Herstelwerkzaamheden
Een gevolg van de bevrijding van ons land is, dat de besluiten
op de materieele oorlogsgeweldschaden en op de bezettingssehaden
zijn geschorst en daarmede alle daarop berustende besluiten en
uitvoeringsmaatregelen.
Een nieuwe regeling dezer materie is echter in voorbereiding,
waarbij vermoedelijk alle schaden gelijkelijk zullen worden geregeld.
De mate, waarin vergoeding zal worden gegeven, hangt af van de
totale schade, die geleden zal zijn. Het is dus geenszins vaststaand,
dat een volledige schadevergoeding zal plaats vinden.
Het gevolg van een en ander is, dat het Bureau Ontruiming en
de Stichting Landelijke Bezettingssehaden hunne werkzaamheden
'hebben gestaakt.
Hiervoor is in de plaats gekomen „Landbouwherstel", dat de
taak van beide eerstgenoemde lichamen voortzet en waarin vrijwel
dezelfde personen zitting hebben. Het is dus meer een verandering
van naam dan iets anders.
Het is allerminst de bedoeling, dat belanghebbenden rustig 'bij de
pakken gaan neerzitten en afwachten, welkê maatregelen „Land
bouwherstel" zal nemen. Integendeel zullen belanghebbenden er voor
dienen te zorgen, dat hun bedrijven zoo spoedig mogelijk, zoo goed
en zoo kwaad als het gaat, weer gaan functionneeren, zulks om de
sohade zooveel mogelijk te beperken.
Alvorens men echter tot eenige herstelwerkzaamheden overgaat,
moet overleg gepleegd worden met den plaatselijken assistent-
landbouwconsulent om vast te stellen, welke herstelwerkzaamheden
door belanghebbenden verricht kunnen worden. Houdt men zich
daaraan niet, dan is er zeer zeker de kans, dat men later last krijgt,
hetzij bij de vaststelling van de geleden schade, hetzij bij de vast
stelling van de toe te kennen vergoeding.
Ontzetting van N.S.IÏ.-ers uit lidmaatschap.
Vraag: Is het mogelijk en gewenscht om leden der Bank, die ge
durende de bezetting lid van de N.S.B. zijn geweest, uit de ver-
eeniging te zetten?
Antwoord: In verband met de zuivering van het vereenigings-
leven is het ons inziens inderdaad gewenscht, zoo niet noodzake
lijk, om leden, die gedurende de Duitsche bezetting lid van de
N.S.B. of daarmede gelijk te stellen organisaties zijn geweest of
zich op onvaderlandsche wijze hebben gedragen, uit de vereeni-
ging te zetten.
Deze lieden kunnen niet langer worden beschouwd in alle op
zichten als te goeder naam en faam bekend staand. Volgens
art. 15 der statuten onzer boerenleenbanken kan een lid, dat niet
langer voldoet aan den eisch, gesteld in art. 10 sub la (in alle
opzichten te goeder naam en faam bekend zijn) door het bestuur
uit het lidmaatschap worden ontzet.
Van de ontzetting moet onder opgave van redenen schriftelijk
mededeeling worden gedaan aan het ontzette lid, dat binnen
4 weken nadat de mededeeling is uitgegaan, het recht heeft in
beroep te gaan bij den Raad van Toezicht.
Wij geven dringend in overweging om met het oog op den be
roepstermijn, de schriftelijke kennisgeving aangeteekend te ver
zenden, teneinde daarmede het 'begin van den beroepstermijn vast
te leggen.
Schorsing van bestuursleden.
Vraag: Een der leden van ons bestuur is gevangen genomen, om
dat hij tijdens de bezetting van ons land als lid bij de N.S.B. is
aangesloten geweest en gebleven.
Kunnen wij dit bestuurslid als geschorst beschouwen?
Antwoord: Het bestuurslid 'kan niet alleen, maar moet zelfs als
geschorst beschouwd worden. In art. 95 van het besluit Rechtsherstel
is ondermeer immers bepaald, dat een bestuurslid van een rechts
persoon, dat krachtens het bepaalde in het besluit op den Bijzonderen
Staat van Beleg of het Tribunaalbesluit van zijn vrijheid is beroofd,
van rechtswege in zijn functie als lid van het bestuur is geschorst.
Ons inziens is bestuur hier in zeer ruimen zin te nemen en valt
daaronder ook den Raad van Toezicht.
Benoeming van nieuwe bestuursleden.
Vraag: Kan bij de eerstvolgende Algemeene Vergadering in de
plaats van het geschorste lid een ander worden benoemd of moet
eerst de berechting worden afgewacht?
Antwoord: Benoeming van een ander lid kan niet eerder plaats
vinden, dan nadat het geschorste lid uit zijn functie is ontslagen.
Alhoewel in art. 98 van het besluit Herstel Rechtsverkeer is be-