nAIFFEISEN-BODE DE ERFENIS VAN DE BEZETTINGSJAREN OFFICIEEL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT en het finantieel program van de Regeering. ACHT EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 2 16 JULI 1945 REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 U T R ECHT TELEF. 15867 verschijnt De erfenis, welke de bezetter ons op materieel gebied achter liet en die we helaas niet kunnen verwerpen of onder voorrecht van boedelbeschrijving kunnen aanvaarden, maar die integraal te aanvaarden zal zijn met alle droeve gevolgen daaraan verbonden, bestaat uit: berooide staatsfinanciën, een ziek geldwezen en enorme verliezen wegens geleden oorlogsschade. Onze nieuwe regeering heeft dan ook een zware taak op de schou ders moeten nemen. De verklaring van de regeering bij monde van Prof. Schermerhorn via de radio op 27 Juni j.1. moet tot voldoe ning stemmen, omdat daarin de moeilijke problemen, waartegen over Nederland is geplaatst klaar en onomwonden worden uiteen gezet en een plan van constructieve politiek wordt ontvouwd, waaruit blijkt, dat de problemen met vastberadenheid en met kennis van zaken zullen worden aangepakt. We bepalen ons in dit artikel slechts tot een korte beschouwing van het finantiëele program. In zooverre dit echter betrekking heeft op de saneering van ons zieke geldwezen, staan we er echter even langer bij stil. Volgens de uitlatingen betreffende de te voeren monetaire poli tiek ten opzichte van het buitenland wil de Minister zoo eenigs- zins mogelijk blijkbaar komen tot vaste wisselkoersen, hoewel hij deze zekerheid niet wil koopen met het aangaan van verbintenissen, die den gulden duurzaam op een maatschappelijk niet te verant woorden peil zouden blijken te fixeeren. Dit zou n.1. kunnen nood zaken tot het voeren van een binnenlandsche deflatie-politiek. Blijkbaar wil men vooral een te hooge internationale guldens- waarde voorkomen. Betreffende de Nederlandsehe staatsschuld werd medegedeeld, dat „erkenning van de bestaande openbare schuld, inclusief het uitstaande staats- en centrale bankgeld en het toekennen van economisch en sociaal verantwoorde tegemoetkoming in geleden personeele en materiëele oorlogsschade als een nationale verplich ting moet worden beschouwd". Uit deze verklaring valt o.a. af te leiden: in de eerste plaats, dat er geen onderscheid gemaakt wordt tusschen vóóroorlogsche en oorlogsschuld en dat het onverschillig is of de handteekening van Trip of van Rost van Tonningen op de staatsobligaties of op de bank- en muntbiljetten voorkomt. De geheele erfenis der laatste 5 jaar wordt zonder meer aanvaard. Voorts valt uit de verklaring af te leiden, dat de opzet blijft om alle oorlogsschade te vergoeden, zij het dan met de restrictie, dat de tegemoetkoming sociaal en economisch verantwoord moet zijn. De Minister heeft ten aanzien van de begrooting en de toe komstige belastingheffing o.m. het volgende gezegd: „Er zal voor gezorgd worden, dat de rentedienst van de openbare schuld dragelijk blijft en op het budget ruimte komt voor andere, noodzakelijke publieke uitgaven. Eenige heffingen ineens zullen daarbij onvermijdelijk zijn. Zij zullen in het bijzonder hen treffen, die van den oorlog hebben geprofiteerd, maar ook hen, die gezien hun draagkracht het meest daarvoor in aanmerking komen". Omtrent de grootte van de Nederlandsehe staatsschuld heeft Mr. Trip zich eenigen tijd geleden ook uitgelaten. De totale staats schuld, welke per 1 Januari 1939 3V4 milliard en bij het begin van den oorlog ongeveer 5 milliard bedroeg, zou nu ongeveer 23 milliard zijn. (In laatstgenoemd cijfer is blijkbaar begrepen: de geconsolideerde en de vlottende schuld, de vordering op Duitsch- land (n.1. de Markenportefeuille van de Nederlandsehe Bank) en de te betalen vergoeding voor geleden oorlogsschade. Dit totaal bedrag der staatsschulden staat buiten verhouding tot den huidigen omvang van het nationale inkomen, dat thans geschat wordt op ongeveer 6 milliard. Er is dus wel een ernstige wanverhouding tusschen staatsschuld en nationaal inkomen. Mede gezien de wanverhouding tusschen geldsomloop en hoeveel heid goederen, dreigt inflatie. Wil men geen inflatie met haar funeste gevolgen dan zal naar vermindering van staatsschuld met alle kracht moeten worden gestreefd, terwijl bovendien door vermeerdering van productie getracht moet worden net nationale inkomen op te voeren. Hier passen geen halve maatregelen; de belastingen zullen niet malsch zijn en de geldsomloop zal geducht moeten worden inge krompen. De Minister heeft dan ook al gezegd, dat eenige hef fingen ineens onvermijdelijk zijn; hij spreekt niet van één heffing, maar van heffingen. Waarschijnlijk zullen we gelijksoortige maat regelen kunnen verwachten als in België, waar de volgende hef fingen werden gedaan: a. een heffing van 100 op de verdiensten wegens leveranties aan Duitsehland en werkzaamheden voor de Duitsche weer macht; b. een heffing op den vermogensaanwas tijdens den oorlog; c. een algemeene vermogensheffing. Door de eerste heffing worden alle winsten teniet gedaan, die uit samenwerking met of hulpverleening aan den vijand ontstaan zijn en door de tweede heffing worden zij getroffen, die van den oorlog op een of andere wijze hebben geprofiteerd. Maar daarnaast zullen ook zij, die „gezien hun draagkracht het meest daarvoor in aanmerking komen" vermoedelijk door een hef fing ineens worden getroffen; o.i. kan derhalve verwacht worden als derde maatregel algemeene vermogensheffing als in België. Deze heffingen zullen in zoover ze uit te blokkeeren rekeningen betaald worden tegelijk dienstbaar gemaakt kunnen worden aan het doen verdwijnen van den geldovervloed. Ten aanzien van den geldovervloed heeft de Minister gezegd, dat deze dient te verdwijnen, mede met het oog op de zwarte markt. Hij mag geen ontoelaatbare prijsstijging veroorzaken. Deze prijs stijging zou er reeds zijn, indien er geen prijsbeheersching en distributie was, daar tegenover den overvloed van geld een be perkte hoeveelheid goederen is. De geldovervloed wordt wel goed geïllustreerd door de volgende cijfers. Het bedrag der in omloop zijnde bankbiljetten vóór den oorlog bedroeg ruim 1 milliard. Dit cijfer bedroeg op 7 Mei 1945 niet minder dan 5% milliard: een toename derhalve van 4V2 milliard. Bij de beschouwing van de totale hoeveelheid geld in circulatie moet men echter ook behalve de zilverbons nog hei z.g. girale geld tellen, dus de rekening-courantgelden bij de banken, de saldi bij den Postchèque- en Girodienst, terwijl tevens zeer zeker een gedeelte van de toename der gelden, bij de spaarbanken belegd (n.1. de onwerkelijke spaargelden) daartoe behooren. Die geldovervloed ontstond voornamelijk, zooals bekend is door de sterk verhoogde overheidsuitgaven (waaronder begrepen de maandelijksche „vrijwillige" bijdrage voor de oorlogvoering in het Oosten), door de leveranties aan Duitsehland en de betalingen wegens arbeid in Duitsehland. De exporten naar Duitsehland en de opdrachten, welke onze industrie voor Duitsche rekening uit voerde, werden door Duitsehland betaald in geblokkeerde Marken. Daar de Nederlandsehe rechthebbenden toch betaald moesten worden, nam de Nederlandsehe Bank de Markenvorderingen over en betaalde daarvoor guldens. Op deze wijze werden de milliarden guldens in omloop gebracht. Ware de vordering, welke de Neder landsehe Bank zoodoende op Duitsehland kreeg, volwaardig, de toestand zou niet zoo précair zijn. Maar deze „samengebalde koopkracht" (volgens de terminologie van Rost van Tonningen) is helaas niet hoog aan te slaan. Maar hoe interessant het ook is de oorzaken na te gaan van het ontstaan van den geldovervloed, doelmatiger is het een antwoord te vinden op de vraag. „Hoe komen we er af?". Uit de regeeringsverklaring blijkt duidelijk van het voornemen om maatregelen te nemen teneinde het teveel aan geld weg te werken. In België en Frankrijk heeft men de omwisseling van de bankbiljetten gepaard doen gaan aan blokkade van saldi van ban ken, giro-instellingen en spaarbanken; terwijl naar gelang van de behoefte van den reëelen geldsomloop een deel van het te blok keeren geld wordt vrijgegeven. Onze regeering heeft thans reeds een aanvang gemaakt met de saneering, door als eerste van de reeks maatregelen, welke waar

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1945 | | pagina 1