De begrafenis van den heer
G. W. Sfroink
DE RAIFFEISEN-BODE
49
Op Dinsdag 2 December is het stoffelijk overschot van
den heer G. W. Stroink ter aarde besteld. Vele, zeer vele
vrienden en bekenden uit alle deelen des lands hadden zich
naar Steenwijkerwold begeven, waar, in het eenvoudige
gemeentehuis aan den overledene de laatste eer zou wor
den bewezen.
Nadat door den burgemeester der gemeente Steen
wijkerwold woorden van dank waren gezegd namens de
gemeente en de gemeentenaren, werd door den heer
J. L. Nysingh, namens de vrienden van den overledene en
als Onder-Voorzitter van het Bestuur der Centrale Bank,
als volgt gesproken
Geachte Mevrouw Stroink, familie en aanwezigen.
Allereerst tot U, Mevrouw Stroink, moge ik mij richten
om namens de vrienden van den overledene onze innige
deelneming te betuigen in den grooten en zoo onverwach-
ten slag, die U heeft getroffen.
Wij hopen van harte, dat U kunt berusten in het besef,
dat wij in het leven moeten aanvaarden, wat onafwend
baar is.
Bij het groote verdriet, dat U drukt, moge de gedachte,
dat U zoo lange jaren steun hebt kunnen geven aan dien
man, die zoo veel van zijn leven heeft gemaakt, Uw hart
dankbaar stemmen. Hij zeide het zoo te waardeeren, als
hij, ondanks zijn veelvuldige afwezigheid steeds door een
vriendelijke lach van U weer uitgeleid en bij zijn terug
komst weer met een lach van U werd begroet. Dit gaf hem
steun en wij zijn U daarvoor dankbaar.
Ook de broeders en zusters van onzen overleden vriend
condoleeren wij van ganscher harte met het verlies van
hun grooten broer. Wij, die zoo lange jaren veelvuldig om
gang met hem hadden, doorvoelden wat voor hem de
familieband beteekende. Nu eens was het eene herinnering
aan zijn Vader, dan weer eene mededeeling omtrent de
vitaliteit zijner hoogbejaarde Moeder, die ons deden be
seffen, wat zijne Ouders voor hem zijn geweest en toen in
de eerste dagen van den oorlog zijn broeder in den strijd
was betrokken, duchtte hij geen persoonlijk gevaar om zich
omtrent den toestand van dien broeder op de hoogte te
stellen, al moest dan ook door hem het gevaarlijke ge
vechtsterrein worden bezocht. Namens de vrienden spre
kende gaan, na de door mij genoemden, mijne gedachten
uit naar de ingezetenen van Steenwijkerwold. Hoe dierbaar
was hem de plaats zijner geboorte, waar hij zoovele jaren
als hoofd dezer gemeente met het grootste recht burger
vader kon worden genoemd en de bewijzen zijn zoo vele,
dat naast groote waardeering, oprechte vriendschap zijn
deel mocht zijn.
Lag hier de taak, die het grootste deel zijner arbeids
krachten opeischte, de vermogens, hem geschonken, stel
den hem in staat de behoeften van de landbouwende be
volking van Steenwijkerwold te zien in groot verband. Dit
was de oorzaak, dat hij met ongekend enthousiasme zich
wijdde aan de vele problemen, die zich in den loop der
jaren op het gebied van den landbouw voordeden. Al spoe
dig trokken de uitzonderlijke gaven op dit terrein van
dezen burgemeester de aandacht.
Hij werd geroepen tot vele functies, waarbij de leiders
kwaliteiten duidelijk in het licht traden en zoo kom ik tot
de vriendengroep, die verspreid is over alle deelen van
het land. Als op onze groote landbouwvergaderingen door
soms vele honderden aanwezigen met de grootste aandacht
naar zijn machtig woord werd geluisterd, dan teekende
zich vaak op de gezichten af de groote sympathie voor
hunnen voorzitter. Daar werd de kiem gelegd voor groote
aanhankelijkheid en wanneer de zaken, door hem ver
dedigd, tot uitvoering gekomen, zegenrijk bleken te zijn,
dan werd hier bij zoovelen de vriendschap geboren, ook
vaak bij hen, die blijk hadden gegeven de meening van den
voorzitter aanvankeijk niet te deelen. Hoe duidelijk kwam
deze vriendschap tot uiting, toen hij op 26 Mei 1939 bij de
vacature, ontstaan door het overlijden van den Heer Baron
van Ittersum, met vrijwel algemeene stemmen tot lid van
het Bestuur van de Coöp. Centrale Raiffeisen-Bank werd
gekozen, waarop de benoeming tot Voorzitter volgde.
Van 1919 vervulde hij de functie van Voorzitter van den
Raad van Toezicht, in welk college hij sinds 4 Mei 1907
zitting had. Als voorzitter van den Raad van Toezicht
ontving hij in Augustus 1938 de ridderorde van den Neder-
landschen Leeuw. Ik breng hier voor de Coöperatieve
Centrale Raiffeisen-Bank innige dank voor al zijn arbeid.
Mij is tevens verzocht ook den dank over te brengen
namens de Coöperatieve Centrale Boerenleenbank te
Eindhoven, aan welk verzoek ik bij deze gaarne voldoe.
Tk ben dankbaar, dat ik zoovele jaren van dit alles ge
tuige mocht zijn en daarbij heb ervaren, dat het woord
„Wie goed doet, goed ontmoet" zijn waarde nog niet heeft
verloren. Beste Vriend Stroink, wij nemen thans afscheid.
Wij zullen trachten Uw werk voort te zetten, wij zullen
Uw voorbeeld voor oogen houden en naar mijn vaste over
tuiging U zeer missen. Uw daden blijven voortleven, wij
danken U voor Uwe vriendschap.
Rust in vrede.
Daarna sprak de heer H. D. Louwes, voorzitter van het
K.N.L.C. de volgende woorden, namens den Nederland-
schen Landbouw en zijn organisaties.
Zeer geachte Mevrouw Stroink,
Zeer geachte Familie en verdere aanwezigen.
Het is een zware taak, die op mijn schouders is gelegd,
nu ik mag trachten aan de baar van G. W. Stroink te ver
tolken wat hij voor onze boeren heeft beteekend het is
echter tevens een voorrecht om te mogen getuigen van den
grooten dank, dien wij hem zijn verschuldigd, te mogen
gewagen van den diepen eerbied, dien wij voor zijn per
soon hebben gevoeld.
Wij zijn gewend, om niet te zeggen gehard, aan en in het
vernemen van schokkende gebeurtenissen en onver
wachte wendingen. Maar geen onzer, die niet een tijd ver
slagen en verbijsterd stond toen de tiiding doordrong van
het zoo plotseling heengaan van ons aller vriend, voorman
en strijdmakker
Wij beseften het allen wij verloren een trouw kame
raad, een strijdbare held, een scherp vernuft, op een
oogenblik. dat wij hem minder dan ooit konden missen, op
een oogenblik, dat veel van ziin en van ons aller levens
werk in den smeltkroes van deze tijden wordt of dreigt
te worden gestort.
Het zij zoo, niet wij, maar God stuurt het lot der men-
schen en der volkeren en wij buigen het hoofd en aan
vaarden Zijn wil.
Maar wii willen toch getuigen aan de baar van onzen
vriend Stroink hii was één van onze allerbesten
Hij heeft zich zelf, zijn geheele leven gegeven aan onze
boerenzaak en daardoor aan de zaak van ons volk.
Or> het rdatteland van deze provincie geboren en ge
togen heeft hij het gevoeld, dat hier zijn taak lag, dat hier
opbouwend werk stond te doen, dat hier voor recht en ge
rechtigheid gestreden moest worden. Maar zijn activiteit
beperkte zich allerminst tot Overijssel alleen zij werd van
nationale beteekenis en omvatte het geheele land.
Met min of meer iile bespiegelingen over dit alles heeft
hij zich niet veel ingelaten; hij was de man van de daad,
van aanpakken en opbouwen en hij benaderde de proble
men van den practischen, niet van de theoretischen kant.