HET IS VAN BELANG 4-6 DE RAIFFEISEN-BODE. van de pachtprestatie. Komen zij niet tot overeenstemming dan beslist de Grondkamer op verzoek van de meest ge- reede partij. Deze bepaling is ongetwijfeld een verbetering, die de soepelheid in de pachtverhoudingen bevordert. Grondkamer. In iedere provincie is thans een rechts persoonlijkheid bezittend, publiekrechtelijk lichaam inge steld, Grondkamer geheeten, welke is belast met de beoor deling, goedkeuring, wijziging of nietigverklaring van pacht overeenkomsten. Voorts heeft zij tot taak goede pachtver houdingen te bevorderen, hetwelk zij o a. zal trachten te bereiken door het geven van adviezen en het optreden als scheidsman, zoo partijen dat verzoeken. Ook kan zij be last worden met de uitvoering van opdrachten, welke met de beschikking over en het gebruik van landbouwgrond verband houden. De Grondkamers zijn te beschouwen als voortzettingen van de tot nu toe bestaande, doch thans opgeheven Pachtbureaux. Van de beslissingen der Grondkamers staat in de meeste gevallen hooger beroep open op de Centrale Grondkamer te Arnhem, welke van rechtswege bestaat uit de leden van de Pachtkamer bij het Gerechtshof te Arnhem, waardoor een zoo groot mogelijke eenheid in de beslissingen wordt verkregen. Iets nieuws hierbij is, dat in gevallen, waarin anders hooger beroep is uitgesloten, dit mogelijk is, indien de Grondkamer wegens de principieele beteekenis van de beslissing,'t hooger beroep uitdrukkelijk toelaat.Zoodoende krijgt men dan een beslissing van het hoogste pachtcollege, waarnaar men zich in voorkomende gevallen kan richten. Toetsing van pachtovereenkomsten. Wanneer men een pachtcontract sluit moet dit schriftelijk worden aangegaan. Mondelinge pachtcontracten zijn (in tegenstelling met het bepaalde in de pachtwet) weliswaar niet nietig, doch de pachter is niet gehouden, iets te betalen en kan het terzake betaalde terugvorderen. Dit is dus een prikkel voor verpachter om het contract schriftelijk aan te gaan. Is dit desondanks niet geschied, dan kan iedere partij schriftelijke vastlegging vragen aan de Grondkamer, die beide partijen oproept en zooveel mogelijk in overeenstemming met haar, die overeenkomst vastlegt. Deze overeenkomst is dan voor partijen bindend, ook al heeft de Grondkamer het beter geoordeeld, om de mondelinge overeenkomst bij de schriftelijke vastlegging iets te wijzigen. (Behoudens natuurlijk hooger beroep van partijen). De Grondkamer bepaalt dan tevens, desnoods: met terugwerkende kracht, wanneer het tijdstip begint, vanaf hetwelk de pachter de pachtprijs verplicht is te be talen. Is de pachtovereenkomst, zooals het behoort, schriftelijk aangegaan dan moet deze binnen 30 dagen na het onder teekenen der overeenkomst, vergezeld van 2 ongeteekende copiëen aan de Grondkamer ter toetsing worden ingezon den. De verpachter is hiertoe verplicht, de pachter be voegd. Verzuimt de verpachter het contract in te zenden binnen den vereischten tijd en maakt de pachter binnen dien tijd ook niet van zijn bevoegdheid tot inzending ge bruik, dan is de pachter niet gehouden, de pachtprijs te betalen. De Grondkamer kan 3 dingen doen. Zij kan 1. de overeenkomst zonder meer goedkeuren. Dit zal zij doen, wanneer de algemeene belangen van den land bouw niet worden geschaad en de netto-opbrengst, welke bij een behoorlijke exploitatie te verwachten is, den pachter een redelijke winst waarborgt 2. de overeenkomst ontbinden, indien partijen niet met de door haar noodig geoordeelde wijzigingen accoord gaan; 3. het contract wijzigen hetzij mèt, hetzij zonder instem ming van partijen. Hoewel wij het als een bezwaar gevoelen, dat partijen dai men van elke wijziging in Bestuur of Raad van Toezicht terstond mededeeling doet aan de Centrale Bank. dus gebonden kunnen worden aan contractbepalingen, welke zij niet hebben gewild, spreken wij de hoop en de verwachting uit, dat de Grondkamer hiertoe niet zal over gaan, dan bij uitzondering, indien n.1. de algemeene land bouwbelangen zulks vorderen. Vermelding verdient nog dat hooger beroep tegen een verlaging door de Grondkamer van de pachtprijs met min der dan 15 niet is toegelaten. Pachtkamer. Geschillen betreffende pachtovereenkoms ten worden uitsluitend beslecht door de Pachtkamer van 't Kantongerecht. Men kan dus in het algemeen zeggen, dat de Grondkamer de economische instantie is en de Pacht kamer de juridische. Van de beslissingen der Pachtkamers staat hooger beroep open bij de Pachtkamer van het Ge rechtshof te Arnhem. Zetboercontracten. Voor het aangaan hiervan is toe stemming van de Grondkamer noodig. Zij verleent deze slechts indien voor het aangaan daarvan bijzondere gron den aanwezig zijn en verpachting haar niet doelmatig voor komt. Zij onthoudt zich overigens van de beoordeeling van de voorwaarden van de overeenkomst. Ingeval van nietig verklaring regelt zij de gevolgen voor partijen. Art, 1230 B.W. Belangrijk voor onze Boerenleenbanken- hypotheekhoudsters, is ook de bepaling, dat op het beding van art. 1230 B.W., ingevolge hetwelk het hypothecair ver bonden goed zonder toestemming van den hypotheekhou der niet mag worden verpacht, door die hypotheekhouder geen beroep kan worden gedaan, indien de Pachtkamer heeft verklaard, dat de waarborg door de verpachting niet vermindert. Die verklaring kan worden verzocht door pachter, zoowel als door verpachter, zoowel voor als na het sluiten der pachtovereenkomst. Beroep kan worden inge steld indien die verklaring wordt geweigerd, binnen 2 weken na den uitspraakdatum. Wordt de verklaring wel gegeven, dan kan de hypothecaire schuldeischer binnen gelijken termijn in hooger beroep gaan. Een Boerenleenbank, die toestemming tot verpachting weigert, op grond dat de zekerheid daardoor vermindert, kan dit dus steeds doen zoolang een verklaring als boven bedoeld niet is afgegeven. De eigenaar of adspirant-ver- pachter of -pachter zal zich dan wel tot de Pachtkamer wenden om zoo'n verklaring te bekomen. De Boerenleen bank wordt dan opgeroepen en kan de motieven voor haar standpunt voor de Pachtkamer nader toelichten. Overgangsbepalingen. De op het moment van de in werkingtreding van het Pachtbesluit (12 November 1941) loopende pachtcontracten, welke voor onbepaalden tijd zijn aangegaan, worden geacht voor den duur van 12 en 6 jaren te zijn aangegaan, al naar gelang het hoeven of losse lande rijen betreft, met dien verstande dat het laatste jaar voort duurt tot het tijdstip waarop volgens plaatselijk gebruik ontruiming van het gepachte pleegt te geschieden. Voor de berekening van het einde van die 12- of 6-jarigen pachttijd mogen de jaren, gedurende welke de pachtover eenkomst voor het in werking treden van het Besluit reeds

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 2