De Coöperatie in verband met de
maatschappelijke organisatie van
het economisch leven
DE RAIFFEISEN-BODE
4i
leiding gegeven tot het vermoeden, dat in de toekomst
groote verliezen te wachten zijn, maar we beleven bijzon
dere tijden en met de mogelijkheid dient rekening te
worden gehouden.
Vandaar dat ook in dezen tijd, ondanks de toevloed der
gelden en de drukkende belastingen, de zorg voor behoor
lijke reservevorming voor onze banken een levenskwestie
blijft en deze zullen daartoe een voldoende jaarlijksch
overschot (na aftrek van de belasting) aan de reserve
moeten toevoegen.
De rentepolitiek zal daar dus op ingesteld dienen te
worden.
De opdracht om de reserve behoorlijk te versterken is
derhalve niet gemakkelijk te verwezenlijken, temeer niet
omdat de rente van voorschotten en credieten, volgens de
bestaande verordeningen, niet verhoogd kan worden en het
geen aanbeveling verdient de rente voor de werkelijke
spaargelden (in zooverre die niet ligt boven 23/ t-e
verminderen.
Immers aan deze gelden zullen de Boerenleenbanken in
verband met haar uitzettingen steeds dringend behoefte
De eenige weg om niettegenstaande de lasten, die extra
op het bedrijf drukken, vooral door de winstbelasting, toch
tot een behoorlijk exploitatie-overschot te komen ter nood
zakelijke versterking van de reserve, is de rente voor de
andere toevloeiende gelden dan de werkelijke, vaste spaar
gelden, grondig te herzien.
Men geve dus een lagere rente voor de deposito's in
loopende rekening en voor de grootere bedragen, die in
de spaarbank worden belegd, terwijl bedragen van buiten
staanders, die vroeger geen zaken deden met de Boeren
leenbank öf worden geweigerd öf slechts worden aange
nomen tegen een rentevoet, welke lager ligt dan V/2 °/o.
Het is niet gewenscht van buitenstaanders groote be
dragen te accepteeren.
Inzonderheid drukken wij den Boerenleenbanken op het
hart zich door de winstbelasting niet van den juisten weg
te laten afdringen en dus de zorgen voor de reservevorming
niet te gaan verwaarloozen.
Een min of meer opzettelijke vermindering van de winst
zal men slechts verkrijgen door verhooging van de rente
voor spaargelden of door verlaging van de rente voor voor
schotten en credieten.
Een verhooging van de spaargeldrente hoewel aan
genaam voor de betrokkenen zal echter tot onmiddellijk
gevolg hebben, dat er nog meer geld zal binnenkomen
een verlaging van de debetrente, die bij onze Boerenleen
banken reeds laag is, kan op het bezwaar stuiten, dat ze
later, indien zulks noodig zou blijken, niet meer verhoogd
zou kunnen worden.
Een dergelijke handelwijze zou zijn het paard achter
den wagen spannen.
Bovendien.... de staatsverplichtingen zijn nu eenmaal
hoog en het komt ons voor, dat wij verstandig doen er aan
mede te werken, dat deze kunnen worden geamortiseerd.
In de vorige „Raiffeisen-Bode" hebben wij melding ge
maakt van de rede, welke Dr. H. J. Frietema op 3 October
j.1. heeft uitgesproken ter gelegenheid van de aanvaarding
van zijn ambt als lector aan de Amsterdamsche Universiteit.
Het verslag van de rede zelf kon toen wegens plaats
gebrek niet worden opgenomen. Ditmaal kunnen wij
er wèl een plaatsje voor inruimen.
Hieronder volgt nu dus het verslag van bedoelde rede.
„Het eerste deel van de rede wijdde spr. aan de be-
teekenis van de coöperatie als correctiemiddel op de onvol
doende werking van het stelsel van de vrije economie,
waarbij uitvoerig ingegaan werd op de verschillende aspec
ten, welke de werking van dit correctiemiddel heeft. Vooral
bij de oprichting van tallooze soorten landbouwcoöperaties
en van de verbruikscoöperatie is de beteekenis van dit
correctiemiddel in velerlei opzicht gebleken de groote
afhankelijkheid van den boer ten opzichte van zijn crediet-
gever, de gedwongen winkelnering, de onvoldoende uitbe
taling naar kwaliteit van de zuivelproducten, de eieren en
de tuinbouwproducten door den handel, de poolvorming
van de industriëelen, die het aardappelmeel fabriceerden
en de beetwortelsuiker, en van de leveranciers van kunst
mest, het onvoldoende snel tot stand komen van particuliere
zuivelfabrieken, toen de tijd voor de fabriekmatige verwer
king van de melk bleek te zijn gekomen, de abnormaal
groote winsten, die bijvoorbeeld gemaakt werden door de
eerste strookarton-fabrikanten en de exportslachterijen en
de knoeierijen inzake de kwaliteit van het geleverde. Al
deze factoren hebben bij de oprichting van diverse groepen
coöperaties een beslissende invloed uitgeoefend.
In verband hiermede werd vastgesteld, dat de beteekenis
van de coöperatie op velerlei gebied die van de correctie
factor verre achter zich heeft gelaten. Dit blijkt hieruit, dat
in verschillende streken van ons land en dat vooral ook in
andere landen de coöperatieve ondernemingsvorm op
menig gebied de algemeene ondernemingsvorm is, terwijl
het particuliere bedrijf een uitzonderingspositie inneemt.
Immers het feit, dat de coöperatie hier en daar een krachtige
positie inneemt, is een bewijs ervoor, dat de factoren, waar
aan de coöperatie haar ontwikkeling dankt, zeer reëele fac
toren zijn, welke pas gekend en gewaardeerd worden na
een zorgvuldig onderzoek. Een dergelijk onderzoek zou
tevens een antwoord kunnen geven op de praktisch even
belangrijke als theoretisch belangwekkende vraag, hoe het
grillig verloop kan worden verklaard van de lijn. die de
momenteele grenzen van de toepassing van het beginsel
der coöperatie aangeeft. Dit onderzoek zal de wezenlijke
kern kunnen uitmaken van de samenwerking tusschen
theorie en praktijk, zooals deze in de instelling van dit
bijzonder lectoraat tot uiting komt, welke samenwerking
in een lang gevoelde behoefte voorziet.
In het tweede gedeelte van zijn rede stelde Dr. Frietema
vast, dat de vraag, in hoeverre in het stelsel van de geleide
economie en de beheerschte prijsvorming voor de coöpe
ratie plaats zou blijken te zijn, slechts kan worden beant
woord, nadat men heeft vastgesteld welke correctieve
beteekenis de coöperatie ook in dit stelsel zou kunnen
hebben en welke de factoren zijn, die de beteekenis van
de coöperatie doen uitgaan boven die van correctiefactor.
Voor wie door omstandigheden niet in staat is op deze
vraag een behoorlijk antwoord te geven, moge, aldus spr.,
het naakte feit, dat het beginsel der coöperatie on ve'erlei
gebied met succes is toegepast, tot groote voorzichtigheid
aanleiding zijn, terwijl op het gevaar van een ontwikkeling
van georganiseerd groepsegoïsme in het stelsel der geleide
economie uitdrukkelijk werd gewezen. In verband hiermede
werd gewag gemaakt van de beteekenis van de coöperatie
als correctiemiddel tegen de ongewenschte gevolgen van
kartel- en trustvorming.
Tenslotte werd de vraag gesteld in hoeverre door toeken
ning van verordenende bevoegdheden aan centrale organi
saties van coöperaties het nuttig effect en de beteekenis
van onze coöperatieve productie- en distributie-apparaten
zou kunnen worden verhoogd. Hierbij kwam spr. tot de
conclusie, dat als de eenige doeltreffende ordening van de
coöperatie die ordening kan worden beschouwd, welke het
gevolg is van de gemeenschappelijke overtuiging, dat andere
tijden andere maatregelen vereischen. In dit verband werd
gewezen op de in organisatorisch opzicht zeer sterke cen-
tralisatietendenz, welke men de laatste jaren heeft gezien
in de ontwikkeling van het uiteraard zeer gedecentrali
seerde landbouwcredietwezen.
Spr. besloot met de gebruikelijke toespraken."