DE KAlFFElSEN-BODE 39 Tot ongeveer 1920 bleef de gunstige toestand in den land bouw voortduren, doch na 1920 trad een periode van terug gang in. Eenige prijzen mogen dit aantoonen Roode tarwe Rogge Haver 1920 25.20 22.— ƒ19.19 1922 11.62 10.38 10.87 1930 8.54 5.50 5.56 Niettegenstaande dezen prijsval nam de productie van akkerbouwgewassen en dierlijke producten in de jaren 1923/'29 aanzienlijk toe. Het totaalbedrag van de jaarlijksche productie aan akkerbouwgewassen bedroeg in 1909/ 12 gemiddeld 123.800.000— per jaar en in 1923/'29 gemiddeld 217.300.000.per jaar. De totale waarde der dierlijke productie was voor het tijdvak 1909/T2 gemiddeld ƒ381.900.000— per jaar en voor de periode 1923/'29 gemiddeld 797.300.000.— per jaar. We zien in dit na-oorlogstijdvak een versnelling van het tempo in de richting van de dierlijke productie, welke voor een zeer belangrijk deel naar het buitenland werd afgezet. Boter- en kaasproductie vertoonen een onafgebroken stij ging. De varkenshouderij boekt bij daling van de prijzen van voederartikelen en bij hooge vleeschprijzen (tot 1926) goede resultaten en breidt zich tot dit jaar gedurig uit. Ook de kippenhouderij geeft een phenomenale uitbreiding te zien. Overigens zien we in deze periode een voortschrijding van de specialisatie der culturen en van rationaliseering en omlegging der bedrijven een steeds intensiever gebruik van machines en werktuigen moderniseering van zuivel fabrieken machinale inrichting der malerijen uitbreiding van veilingen moderniseering ook van de kippenbedrijven. Eenige weerspiegeling van de bedrijfsuitkomsten, van de voortschrijding op landbouwgebied en de daaruit voort vloeiende credietbehoeften, geven ons o.a. de cijfers van de spaargelden en de voorschotten Spaargelden nemen toe van ƒ111 mill. tot 319 mill. Voorschotten van 34 mill. tot 156 mill. Reserves van 1.2 mill. tot 10.4 mill. Een merkwaardig feit in deze periode is geweest, dat het saldo-tegoed der locale banken bij de Centrale, ondanks de zeer belangrijke toename der spaargelden, slechts is vermeerderd van 56 mill. op 31 Dec. 1918 tot 69 mill. op 31 Dec. 1929. De toename van spaargelden werd grootendeels omgezet in voorschotten en credieten in loopende rekening. Deze ontwikkeling verdient wel zéér de aandacht en kan ons ook voor de toekomst iets leeren. Tot zoover in het kort iets over de jaren van den vorigen wereldoorlog en van het tijdvak na den oorlog. Beschouwen we nu het huidige tijdsgewricht. Bij den aanvang van den oorlog in September 1939 heeft het een oogenblik geschenen alsof de oorlogsfakkel aan ons land zou voorbij gaan. Helaas mocht het niet zoo zijn en in Mei 1940 werd ook ons land betrokken in het groote wereldconflict. - Voor ons land ook voor landbouw en veeteelt zijn de gevolgen van dit conflict zéér vérstrekkend. De import van veevoeder uit de overzeesche landen, welke in verband met onze groote varkens- en pluimvee stapel zeer belangrijk was, is onmogelijk geworden. De benoodigde kunstmeststoffen, vooral de fosforzure, zijn niet meer in die mate als voorheen te verkrijgen. Het gevolg van een en ander is, dat de bedrijven thans naar zelfvoorziening moeten streven. Vanaf 1940 tot heden is een groote reeks verordeningen afgekondigd, welke verordeningen tot doel hebben een nadere regeling van het landbouw- en veeteeltbedrijf en wel a. om deze bedrijven zooveel mogelijk aan de zoo sterk veranderde omstandigheden aan te passen, en b. om de volkshuishouding zooveel mogelijk aan voedsel te helpen. Uit de verordeningen blijkt o.a., dat de prijzen voor landbouw- en veeteeltproducten worden vastgesteld op bepaalde maxima, waarin voor de boerenbedrijven een batig resultaat is gecalculeerd, doch die niet de hoogte bereikten van de prijzen, welke in 19141918 golden. Hieruit volgt le. dat bij de bestaande regelingen ten aanzien van de prijzen niet is te verwachten, dat bij de Boerenleen banken door den landbouw groote sommen zullen wor den gedeponeerd als gevolg van extra-bedrijfswinsten, zooals in den vorigen oorlog 2e. dat de, in verband met de zelfvoorziening der bedrijven noodzakelijke, inkrimping van den rundvee-, varkens- en pluimveestapel de credietbehoeften, ook die van aankoopvereenigingen en zuivelfabrieken, aanzienlijk verminderen doet. Het is derhalve duidelijk, dat veel bedrijfskapitaal vrij komt en in den vorm van deposito's en aflossing op voor schotten en credieten, zijn weg naar de Boerenleenbanken zal vinden. Wel doen zich in verband met de eischen van den „pro ductieslag" nieuwe credietbehoeften voor door omzetting of gedeeltelijke omzetting der bedrijven, door het bouwen van silo's, van poterbewaarplaatsen en van grasdrogerijen, maar deze credietbehoeften zijn in verhouding tot de vrij komende gelden uit de bedrijven van allerlei aard thans nog slechts gering. De cijfers van de Boerenleenbanken toonen een en ander aan Spaargelden Van 31 December 1939 tot 31 December 1940 is het totaal der gedeponeerde spaargelden afgenomen van 328 mill. tot 319 mill. Dit verschijnsel van opvraging der spaargelden heeft zich in 1940 niet alleen voorgedaan bij de Boerenleenbanken, doch in sterkere mate bij de bijzondere spaarbanken en bij de Rijkspostspaarbank. De opvragingen bij de bijzondere spaarbanken overtrof fen de inlagen over 1940 met ongeveer 80 mill. Bij de Rijkspostspaarbank bedroeg dit 170 mill. De reden voor deze belangrijke opvragingen moet hoofd zakelijk gezocht worden in de bijzondere tijdsomstandig heden gedurende het jaar 1940- Ten aanzien van de Boerenleenbanken moet hierbij wor den opgemerkt, dat de achteruitgang in de spaargelden gedurende het jaar 1940 in den loop van 1941 weder geheel is ingehaald. Voorschotten. Van 31 December 1939 tot 31 December 1940 verminderden deze van 190 mill, tot 178 mill. Sedert ultimo 1940 tot 1 Sept. 1941 werd in totaal nog een bedrag van ongeveer 6 mill. meer op voorschotten afge lost dan opgenomen. Loopende rekeningen. Ook hier zien wij dezelfde be weging als bij spaargelden en voorschotten, n.1. afname der uitstaande vorderingen (over 1940 met 17 mill.) en toe name der gedeponeerde gelden (over 1940 met ruim 18 millioen). q i Deze gelden werden in hoofdzaak bij de Centrale Bank gedeponeerd. Tegoed bij de Centrale Bank. Per 31 December van de jaren 1939 en 1940 en per 20 November 1941 bedroeg dit tegoed resp. 71 mill., 107 mill. en 167 mill. Van het in totaal bij de locale banken gedeponeerde be drag aan spaargelden en deposito's is thans dus ongeveer 50 °/o bij de Centrale Bank gedeponeerd. Hoe zal nu de bedrijfspolitiek der Boerenleenbanken moeten zijn in deze omstandigheden? Wij willen hierbij nader beschouwen de zorg voor de soliditeit, de liquiditeit .en de rentabiliteit. Soliditeit. Hoewel het in het algemeen voor onze locale banken niet nader beklemtoond behoeft te worden, dat de zorg voor de soliditeit de allervoornaamste eisch is, welke

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 3