AIFFEISEN-BODE
Het betalen van spaartegoed of saldo tegoed in loopende
rekening aan de erfgenamen van den
spaarder of van den rekening-houder
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
INHOUD:
REDACTIONEEL GEDEELTE
ZIE MEDEDEELINGEN OP BLZ. 35
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
TELEF. 15867
ZEVEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 5
NOVEMBER 1941
VERSCHIJNT IN HET BEGIN
VAN IEDERE MAAND
Redactioneel gedeelte. I. Het betalen van spaar
tegoed of saldo-tegoed in loopende rekening aan de erf
genamen van den spaarder of van den rekening-houder.
2. De coöperatie in verband met de maatschappelijke
organisatie van het economisch leven. 3. Aanmeldings
plicht voor Economische Vereenigingen en Stichtingen.
4. Joodsch grondbezit.
b. Mededeelingen. I. Verschijning ,,Raiffeisen-Bode 2.
Spreekuren Juridisch Bureau. 3. Verzonden circulaires.
4. „Recapitulatie".
c. Advertentiën.
Van zekere zijde werd er onze aandacht op gevestigd,
dat bij sommige Boerenleenbanken nog de gewoonte be
staat om een spaartegoed, staande ten name van een over
ledene, uit te betalen aan een der erfgenamen van den
overledene, die in het bezit van het spaarboekje is en
hierop uitbetaling vroeg.
In verband met het bepaalde in art. 10, al. 2, van het
Spaarbankreglement, welk artikelgedeelte luidt
,,De spaarbank is gekweten door betaling in handen
van den aanbrenger van het boekje. Zij is niet verplicht
een onderzoek in te stellen naar de bevoegdheid van
den aanbrenger tot het in ontvangst nemen der terug
te geven bedragen",
is dan oogenschijnlijk alles in orde. De spaarbank heeft
toch uitbetaald aan den erfgenaam, aanbrenger van het
boekje, en is dus behoorlijk gekweten.
Zoo eenvoudig is de zaak echter niet.
Vóór dat gezegd kan wórden, of de uitbetaling op grond
der genoemde bepaling inderdaad rechtsgeldig is, zal eerst
moeten worden nagegaan, wat het doel en de strekking
dezer bepaling is. De strekking dezer bepaling is, naar al
gemeen wordt aangenomen, geen andere dan dat de spaar
bank er op mag vertrouwen, dat de aanbrenger van het
boekje dit van den inlegger heeft gekregen, teneinde daarop
voor hem uitbetaling van de spaargelden (geheel of ten
deele) te vragen.
Voor den inlegger brengt deze bepaling het groote gemak
mede, dat hij niet telkens, wanneer hij een ander op het
spaarboekje geld wil laten opnemen, aan dien ander een
volmacht moet geven, doch dat het voldoende is, dat hij
dien ander het boekje terhand stelt, op vertoon waarvan
de spaarbank zal uitbetalen. Het vertoon van het boekje
legitimeert den aanbrenger als gemachtigde van den
spaarder
Het spreekt echter vanzelf dat het bovenstaande alleen
dan van toepassing is, indien er geen omstandigheden zijn,
die er op wijzen, dat de aanbrenger het spaarboekje niet
rechtstreeks van den inlegger in handen heeft gekregen.
Komt b.v. een wildvreemde met het spaarboekje van den
inlegger aan en vraagt daarop om uitbetaling van een be
langrijk bedrag, dan is het zeer gewenscht en in vele ge
vallen ook noodzakelijk dat, ondanks de bepaling dat de
Bank niet verplicht is een onderzoek in te stellen naar de
bevoegdheid van den aanbrenger, wel degelijk wordt onder
zocht of de aanbrenger het boekje wel op rechtmatige wijze
in zijn bezit heeft gekregen.
Ook andere omstandigheden kunnen een dergelijk onder
zoek noodzakelijk maken.
Zoodra redelijkerwijs kan of mag worden vermoed,
dat de aanbrenger het boekje op niet rechtmatige wijze
in zijn bezit heeft gekregen, of tegen de bedoeling van
den inlegger in, daarop gelden wenscht op te nemen,
is daarvan het gevolg, dat de Bank niet langer bevrij
dend aan dien aanbrenger kan betalen,
m.a.w. zich niet langer op het bepaalde in art. 10, lid 2, van
Spaarbankreglement kan beroepen.
Indien nu een inlegger is overleden, kan dan de Spaar
bank zich op de bepaling van art. 10, lid 2, beroepen, in
dien zij de spaargelden uitbetaalt aan een der erfgenamen,
die het spaarbankboekje overlegt?
Wij zijn geneigd, deze vraag ontkennend te beantwoor
den. Vooral wanneer er verscheidene erfgenamen zijn, is
het zeer de vraag, of wel alle erfgenamen den betrokken
erfgenaam in het bezit van het boekje hebben gesteld en ot
zij hem dus wel gemachtigd hebben om -mede namens hen
het spaartegoed in ontvangst te nemen.
Vooral wanneer de erfgenamen over het geheele land
verspreid wonen of zelfs voor een gedeelte in het buiten
land, is het wel uiterst dubieus of dit inderdaad het geval is.
Moge in een enkel geval inderdaad alle erfgenamen heb
ben medegewerkt, in het grootste deel der voorkomende
gevallen is dit zeer onwaarschijnlijk.