HET 15 VAN BELANG
3°
JOODSCH GRONDBEZIT
UIT ONZE BOERENLEENBANKEN
DE RAIFFEISEN-BODE
Overwegende, dat appellante tegen den aanslag aan
voert, dat de aanslag ten onrechte is opgelegd over het be
drag aan rente ad 289.16, berekend tegen 3J4 °/o Per iaar
over het laatste bedrag ad 7.711.47 door haar in den loop
van het jaar 1940 in loopende rekening aan de Boeren
leenbank te B. verschuldigd
dat appellante van meening is, dat haar schuld in loo
pende rekening, ondanks het feit, dat zij gedurende het
geheele jaar 1940 de voortdurende beschikking heeft gehad
over het bedrag van 7.711.47, niet kan worden beschouwd
als binnenlandsch effect, daar deze schuld niet valt onder de
omschrijving van „effecten" gegeven in art. 2, sub lo, 2o
en 3o der wet tot heffing van een Couponbelasting
Overwegende, dat de Inspecteur blijkens het vertoog
schrift, op grond, dat de onderhavige bankrekening ge
durende 1940 steeds een saldo ten nadeele van appellante
heeft aangewezen, en appellante dus via deze rekening
steeds een bedrag van 7.711.47 tot hare beschikking
voor hare werkzaamheden tot genoemd bedrag heeft ge
had, heeft aangenomen, dat de loopende rekening bij de
Boerenleenbank in haar kapitaalbehoefte heeft voorzien
en dus in verband met het bepaalde in art. 2, sub 3o, der
wet op de Couponbelasting een effect is
Overwegende, dat de Raad deze opvatting van den In
specteur niet deelt
Overwegende, dat blijkens de voorwaarden, waaronder
appellante geld bij de Boerenleenbank te B. opnam, de
schuld binnen een jaar zoowel opeischbaar als aflosbaar
was, zoodat niet vaststaat, dat deze vordering in wezen
dezelfde strekking had als een obligatieleening, tenzij dit
nog uit andere omstandigheden zou volgen
Overwegende, dat deze strekking naar het oordeel van
den Raad echter uit geen enkele omstandigheid volgt dat
blijkens de aan den Raad getoonde rekening-courant de
Boerenleenbank in hoofdzaak betalingen deed voor appel
lante, terwijl deze haar contante gelden bij de Bank bracht,
zoodat de vordering der Boerenleenbank zeer fluctueerde,
terwijl volgens de voorwaarden, waaronder de rekening
courant is geopend, de rekening zelfs éénmaal per jaar op
nihil of op credit moest komen staan dat dit er op wijst,
dat hier sprake is van een zuivere rekening-courant-ver
houding, waarvan wel de strekking is dat appellante steeds
over geld kan beschikken, maar ook op haar de verplich
ting rust steeds geld daarop te storten, hetgeen met de
strekking van een obligatie-leening niet in overeenstem
ming is te achten
Overwegende, dat de schuld van appellante aan de
Boerenleenbank te B. dus ten onrechte tot genoemd be
drag als effect is aangemerkt en van de opbrengst dezer
vordering derhalve ten onrechte belasting is geheven
Vernietigt den aanslag.
Aldus vastgesteld in de vergadering van 18 Juli 1941
door de Heeren Mrs. enz."
In aansluiting op het door ons op pagina 21 der Raiffeisen-
Bode van de maand September 1941 medegedeelde, over
de verordening 154/1941 betreffende Joodsch grondbezit,
deelen wij nog het volgende mede, zulks ter voorkoming
van misverstand.
Indien de schuldeischer (eigenaar van de vordering) geen
Jood is, mag deze vordering zonder eenige voorafgaande
toestemming worden afgelost, m.a.w. Joden, die onder
hypothecair verband op hunne onroerende goederen een
voorschot of crediet bij een onzer Banken hebben genoten,
kunnen zonder meer de bestaande schuld te hunnen laste
aflossen en de daarop verschuldigde rente betalen. Het
zelfde geldt ook, indien hypothecaire vorderingen door een
Jood zijn verpand. De Joodsche schuldenaar mag aan de
Bank betalen de schuldenaar der verpande vordering mag
echter niet rechtstreeks betalen, noch aan zijn Joodschen
schuldeischer, noch aan den pandhouder.
Afscheid bij de Boerenleenbank te Diemen.
Gaarne voldoen wij aan het verzoek om opneming van
het navolgende verslag van een op 12 September door de
Coöperatieve Boerenleenbank te Diemen gehouden bui
tengewone algemeene vergadering
„Onder presidium van den Heer C. P. Oostenrijk, voor
zitter van den Raad van Toezicht, vergaderden 12 Sep
tember j.1. de leden van de Coöperatieve Boerenleenbank
te Diemen.
Nadat de voorzitter de aanwezigen heeft welkom ge-
heeten op deze buitengewone bijeenkomst, wordt het
eenigste ingekomen stuk van den avond, een schrijven van
den Heer D. Hoefman, voorgelezen. De Heer Hoefman
heeft zich n.1. teruggetrokken uit het Bestuur van de Bank.
Hij schreef o.m.
„Het lijdt geen twijfel, dat het mij moeite heeft gekost
dit te doen, daar ik van de oprichting af Directeur-
Voorzitter ben geweest. Om gezondheidsredenen moet
ik bedanken en wel per 15 Augustus leg ik mijn
functie neer, hopende dat mijn opvolger met dezelfde
lust en trouw zijn arbeid zal mogen vervullen. Dat
geve God tot groei en bloei van Diemens Boerenleen
bank".
De voorzitter liet daarop de notulen voorlezen van de
ledenvergadering van 4 October 1904, waarin de Heer
Hoefman tot voorzitter werd gekozen. Hij herdacht het
vele, dat Hoefman in dezen langen tijd als Directeur-
Voorzitter heeft tot stand gebracht. „Hoefman was een
voorzitter, die altijd stipt op tijd was en geen tijd liet ver
loren gaan. Hij heeft altijd zijn beste krachten gegeven".
Spontaan besloot de vergadering den Heer Hoefman als
aandenken een bloemtafel met toebehooren te schenken.
Hierop zal een plaatje worden bevestigd met de namen
van alle leden van de Boerenleenbank. De Voorzitter
hoopt, dat Hoefman en zijn vrouw nog jaren in gezondheid
van dit aandenken mogen genieten.
In de plaats van den Heer Hoefman wordt tot bestuurs
lid gekozen de Heer J. Staal, tot nu toe plaatsvervangend
bestuurslid. In diens plaats wordt tot plaatsvervangend be
stuurslid gekozen de Heer B. H. Vedder. De Voorzitter
verwelkomt de nieuwe functionnarissen.
Nadat bij de rondvraag nog enkele interne kwesties zijn
besproken, sluit de Voorzitter deze opgewekte vergade
ring."
Afscheid bij de Boerenleenbank „Oud-Charlois".
Men verzocht ons om plaatsing van het navolgende
„Eind September van dit jaar nam de heer C. v. d. Wel,
Kassier van de Boerenleenbank „Oud-Charlois" te Rotter
dam, afscheid van zijn betrekking, welke hij bijna 33 jaar
tot groote tevredenheid van Bestuur, Raad van Toezicht
en leden dier Bank heeft vervuld. Op zijn uitdrukkelijk
verlangen werd er geen drukte van zijn afscheid gemaakt.
Het Bestuur, in overleg met den Raad van Toezicht, heeft
hem met een bedrag onder couvert vereerd, om daarvoor
een aandenken aan te schaffen.
Door zijn groote accuratesse, welwillendheid, ijver en
degelijkheid heeft hij het volle vertrouwen der leden ge
wonnen, zoodat men hem noode ziet vertrekken.
Moge hij nog vele jaren van zijn welverdiende rust
genieten."
dat men van elke wijziging in
Bestuur of Raad van Toezicht
terstond mededeeling doet aan
de Centrale Bank.