Beperking van Borgtocht
De Reglementaire grenzen van
Voorschot- en Credietverleening
28
DE RAIFFEISEN-BODE
Men neme deze grenzen in acht, niet alleen
naar de letter, doch ook naar den geest
Men weet, dat het huishoudelijk reglement van elke
Boerenleenbank moet bevatten de hoogste som, die het
Bestuur alleen en die het met toestemming van den Raad
van Toezicht aan één lid in voorschot of in loopende
rekening mag verstrekken. Dat het huishoudelijk reglement
deze hoogste som moet bevatten, staat voorgeschreven in
art. 7 der model-statuten wij veronderstellen natuurlijk,
dat bij elke Locale Bank deze bepaling behoorlijk is uit
gevoerd (en dat de vastgestelde bedragen ook behoorlijk
in de notulen der algemeene vergadering zijn opgenomen
Het spreekt vanzelf, dat men de grens, die aldus is vast
gesteld voor de voorschot- en credietverleening, nauwkeurig
in acht moet nemen. Overschrijding van de grens is over
treding van het huishoudelijk reglement, en voor de slechte
gevolgen van zulk een overtreding zou het Bestuur aan
sprakelijk kunnen worden gesteld.
Het is daarom van groot belang, dat men de grensbepaling
op de juiste wijze opvat.
Wij hebben wel eens de opvatting ontmoet, dat men per
voorschot of per crediet onder de grens moet blijven. Deze
opvatting is onjuist. Per lid moet men onder de grens blijven.
Wanneer het huishoudelijk reglement b.v. bepaalt, dat
het Bestuur alléén 2000,en dat het met goedkeuring
van den Raad van Toezicht 5000,aan één lid in voor
schot of in loopende rekening mag verstrekken, mag het
Bestuur alléén niet 1500,voorschot en daarnaast nog
„Credieten en voorschotten, uitsluitend gedekt
door borgtocht, mogen over het algemeen niet
hooger zijn dan 10.000 franken 5.000 gul
den). Voorschotten, uitsluitend gedekt door
borgtocht, moeten in 2 tot 4 jaar worden ge
delgd. Borgtochten voor credieten in l.r. moeten
worden vernieuwd, als zij tien jaar oud zijn."
Aldus een voorschrift, vermeld in de Raiffeisen-Bode
van Juli 1936. Een voorschrift, niet voor onze Boeren
leenbanken, maar voor de kantonale banken in Zwitser
land (dit zijn banken, uitgaande van de kantons, die te
vergelijken zijn met onze provinciën).
Waarom wij dit voorschrift thans weer eens uit de reeds
bijna vergeelde Raiffeisen-Bode van Juli 1936 ophalen?
Omdat wij nu en dan bemerken, dat men
met borgtocht niet zoo voorzichtig is
als naar onze meening gewenscht is. Men
geeft nog wel eens te groote posten enkel en alleen op
borgtocht, waarbij men vergeet, dat een borgtocht ten
slotte niet meer is dan een stuk papier, dat waardeloos
is, wanneer degene, die erop heeft geteekend, insolvent
wordt. Er bestaat dus groot verschil tusschen zakelijke
zekerheid en borgtocht. Heeft men zakelijke zekerheid,
dan heeft men méér dan een stuk papier men heeft dan
ook houvast op een bepaalde zaak, b.v. een onroerend
goed, effecten en dergelijken. Als men bij het aanvaarden
van die zaak als zekerheid voor de schuld een beetje goed
uitkijkt en geen onvoorzichtigheid begaat, kan men op
dat houvast rekenen. Het kan misschien in waarde dalen,
maar het kan niet geheel verdwijnen.
Voor kleinere posten is borgtocht in de praktijk dikwijls
onmisbaar, en daarom is het een eisch der praktijk om
bij kleinere posten genoegen ermede te nemen. Maar hoe
grooter de post, hoe grooter het risico, en daarom is het
ten zeerste gewenscht om een grens vast te stellen, waar
boven als regel niet met borgtocht alléén genoegen »wordt
genomen.
eens 1500,crediet in loopende rekening aan hetzelfde
lid verstrekken. Daardoor zou de grens voor het Bestuur
alléén met 1000,worden overschreden. Alles, wat een
zelfde lid genietaan voorschot, crediet en ook aan bank
garantie (die wij tot nog toe niet noemden, omdat zij niet
zooveel voorkomt, maar die er toch bij hoort) moet dus
worden bijeengevoegd om te beoordeelen, of men al dan
niet onder de grens blijft.
Wij hebben ook een enkele maal (gelukkig slechts een
héél enkele maal) de opvatting ontmoet, dat men de grens
eerbiedigt, wanneer men, indien een lid, dat reeds aan de
grens staat, nog meer geld noodig heeft, dit geld verstrekt
aan een uitwonenden zoon of een andere nauwe relatie van
het geld behoevende lid, met het doel, dat deze zoon of
relatie het geld direct doorgeeft aan het geld behoe
vende lid.
Het is naar onze meening zonder meer duidelijk, dat
zoodanige eerbiediging der grens slechts een eerbiediging
in schijn is. Als werkelijke eerbiediging kan zij niet worden
beschouwd. De man, die het geld opneemt, is wel is waar
in juridischen zin, formeel, de voorschot- of credietnemer,
maar als men door het juridische gordijn heen kijkt, ont
waart men toch het lid, dat aan de grens stond, als
werkelijke geldnemer.
Onze conclusie is dus, dat men goed doet zich van der
gelijke „gedienstigheden der praktijk" te onthouden. De
statuten en het huishoudelijk reglement vragen niet slechts
een toepassing naar de letter, maar ook een toepassing
naar den geest!
In Zwitserland heeft men die grens gesteld op 10.000
franken (destijds 5000 gulden). Dit schijnt ons een heel
goede grens. Zij is natuurlijk wel wat willekeurig, maar dat
onvermijdelijk.
Niet alleen wat de grootte van de post betreft, heeft men
in Zwitserland de borgtocht beperkt, maar ook wat betreft
den tijd, waarvoor zij dient. Voorschotten onder
borgstelling moeten tusschen 2 en 4 jaar
zijn afgelost; bij credieten in l.r. moet de
borgtocht na 10 jaar worden vernieuwd.
Ook deze regel heeft onze volle sympathie. Borgtochten,
die jaar in jaar uit loopen voor voorschotten, waarop
slechts weinig wordt afgelost, of voor oude credieten, die
meestal voor een goed deel bevroren zijn, zijn ons inziens
uit den booze. Niet alleen omdat het risico van de Bank
kan stijgen, naarmate de borgtocht langer loopt (hoe dik
wijls ziet men niet, dat een borg, die bij het aangaan der
borgtocht goed was, na verloop van een jaar of tien in
heel andere omstandigheden verkeert maar ook omdat
.er in het voor lange jaren gebonden houden van borgen
iets onbevredigends schuilt. Tenminste zoo voelen wij het
aan. Er zit iets in, dat minder sympathiek is. Hierbij moet
in aanmerking genomen worden, dat lang niet alle borgen
rijkaards zijn, voor wie het er niet erg op aankomt of zij
een verplichting meer of minder hebben. Neen, de meeste
borgen kunnen het bedrag, waarvoor zij aansprakelijk zijn,
ook heel goed zélf gebruiken en het zou hen slecht schik
ken om het te moeten betalen. Daarom behoort men o.i.
de borgen met zachtheid te behandelen en hen voor niet
al te langen termijn te binden. Juridisch moet de verbin
tenis natuurlijk zoo zijn ingekleed, dat de borgen zich
nooit eraan kunnen onttrekken, maar in de praktijk moet
het erop worden aangestuurd, dat zij binnen een kort aantal
jaren afloopt.
Het bovenvermelde voorschrift, dat aan de Zwitsersche
kantonale banken is gegeven, achten wij derhalve een
gulden regel, en wij hopen dan ook, dat de besturen onzer
lokale banken, al is de regel voor hen geen dwingend voor
schrift, in de praktijk zooveel mogelijk rekening ermede
zullen houden en het zich tot richtsnoer zullen stellen.