Totaal DE RAIFFEISEN-BODE 21 Dus ook hier moet de relatie met Joden volledig worden afgebroken. Voor al het bovenstaande geldt nog een belangrijke beperking en wel deze, dat verordening 148/1941 niet van toepassing is op Joden, wier zuiver vermogen een bedrag van 10.000,niet te boven gaat en wier inkomen in het laatstverloopen kalenderjaar, zonder verrekening van verliezen uit voorgaande jaren en zonder aftrek van per soonlijke verplichtingen, niet meer heeft bedragen dan 3.000,—. Joden, die aan bovengestelde voorwaarden voldoen, mogen dus hun contanten behouden, behoeven hun effec ten niet te deponeeren en hun saldi-tegoed niet naar Lipp- mann en Rosenthal over te schrijven. Over hun spaar tegoed behouden zij de vrije beschikking en het tegoed mag aan hen worden uitbetaald. Ook is nog van belang te vermelden, dat deze verordening uitsluitend van toepassing is op natuurlijke personen en derhalve niet op rechtspersonen. Dit volgt zonder meer uit de verordening. Niet volgt zonder meer uit de verordening, doch blijkt uit de gegeven toelichting, dat voor natuurlijke personen een scherp onderscheid moet worden gemaakt tusschen het privé-vermogen en het zaak vermogen. Het zaakvermogen behoeft niet te worden overgebracht naar Lippmann en Rosenthal, doch uitsluitend het privé- vermogen. Wordt een deel van het zaakvermogen in het privé-vermogen ondergebracht, dan moet het terstond naar Lippmann en Rosenthal worden overgemaakt. Voor onze Banken volgen uit de bovenomschreven ver ordening de navolgende verplichtingen Is haar bekend, dat een harer cliënten Jood is1, dan moet zij onverwijld zijn tegoed of zijn effecten naar Lipp mann en Rosenthal overbrengen, behoudens wanneer het saldo-tegoed of de effecten behooren tot het zaakver mogen of het zuiver vermogen niet meer bedraagt dan 10.000,en het onzuiver inkomen in het afgeloopen kalenderjaar niet meer is geweest dan 3.000,Ingeval van twijfel onderzoeke men dit terdege. Bestaat er twijfel of iemand al dan niet Jood is, dan vrage men hieromtrent uitsluitsel aan den cliënt en laat men deze het legitimatiebewijs toonen, of men vrage in lichtingen aan het bevolkingsregister of het deviezenbe- schermingscommando. De uiteindelijke beslissing is echter voor rekening van de Bank bij wie de effecten zijn ge deponeerd of bij wie gelden in rekening zijn gestort. Tenslotte Mocht een saldo-tegoed door het deviezen- beschermingscommando zijn geblokkeerd, dan moet dit toch worden overgeschreven naar Lippmann en Rosenthal, doch onder gelijktijdig opgeven van het ,,aktenzeichen" van het deviezenbeschermingscommando. b) Joodsch grondbezit. Met deze verordening zullen onze Boerenleenbanken alleen dan te maken krijgen, indien zij recht van hypotheek hebben op grondbezit, toebehoorende aan een Jood, of in dien een aan een Jood toebehoorende hypothecaire vor dering aan haar is verpand. Voorzoover Banken recht van hypotheek hebben op Joodsch grondbezit, dan wel pandrecht op hypothecaire vorderingen van Joden, kan de Bank over hare rechten niet meer vrijelijk beschikken. Voor de verkoop van 't ver bonden onroerend goed of de verpande vordering behoeft men de toestemming van den Commissaris-Generaal voor financiën en economische zaken. De schuldenaar der hypo thecaire vordering kan zijn schuld slechts na verkregen toestemming van denzelfden autoriteit geheel of ten deele aflossen. Betaling van verschuldigde rente dient te ge schieden aan de Nederlandsche administratie van on roerende goederen. Betalingen aan den hypothecairen schuldeischer rechtstreeks zijn van onwaarde. Heeft een Jood een hypothecaire vordering verpand, dan moet door de betrokken Bank aangifte worden gedaan, waarbij dan tevens vermeld moet worden, dat deze vorde ring aan haar is verpand. De voor de aangifte benoodigde formulieren moeten worden aangevraagd bij de Kamer van Koophandel en worden ingediend bij de Nederlandsche administratie van onroerende goederen, Juliana van Stol berglaan 45 te 's-Gravenhage. De aangifte moet uiterlijk 15 September a.s. zijn ingediend. 5. Besluit betreffende de vereveningsheffing. (Besluit 158/1941.) Volgens dit besluit wordt van werkgevers een ver eveningsheffing geheven en wel over de loonen, uitbetaald over de loontijdvakken, eindigende na 31 Augustus 1941. Over loontijdvakken, eindigende na 31 December 1942, is de heffing niet meer verschuldigd. Voor vergoedingen aan werknemers betaald, waarvan de loonbelasting wordt geheven naar maatstaf van art. 10 van het besluit op de loonbelasting (voor onze Banken derhalve presentiegelen van bestuursleden) is de heffing verschuldigd over de belooningen, welke na 31 Augustus 1941 en voor 31 December 1942 worden betaald. De heffing bedraagt en is door den werkgever verschuldigd. De heffing mag na verkregen toestemming van het College van Rijksbemiddelaars voor J/j gedeelte, dus \l/2 °/o, op de werknemers worden verhaald. Zonder voorafgaande toestemming van dit college moet dus de heffing worden gedragen door den werkgever. Onze Boerenleenbanken zijn, volgens het besluit, werk gever en moeten dus de vereveningsheffing betalen. Werknemer is hij, die volgens art. 2 en 3 van het besluit op de loonbelasting werknemer is, terwijl als loon wordt beschouwd al hetgeen volgens de artt. 4, 5 en 6 als loon wordt aangemerkt. Voor de toepassing van de vereveningsheffing wordt echter niet als loon beschouwd, de door de leden van den Raad van Toezicht genoten presentiegelden. Derhalve is over de aan de leden van den Raad van Toezicht uitbetaalde presentiegelden of andere vergoedin gen geen vereveningsheffing verschuldigd. Over de presentiegelden en andere vergoedingen van de Bestuursleden is de heffing wél verschuldigd. Voor de goede orde wijzen wij er op dat, indien een werknemer een zoodanig loon geniet, dat volgens het tarief van de loonbelasting geen belasting is verschuldigd, de vereveningsheffing wel is verschuldigd. De heffing is verschuldigd op het tijdstip waarop het loon is uitbetaald en moet worden afgedragen, indien ook loonbelasting afgedragen moet worden, tegelijk met die belasting. Moet geen loonbelasting worden afgedragen, dan moet de afdracht geschieden op dezelfde wijze als de loonbelasting. Zoolang de aangifteformulieren voor de loonbelasting niet tevens zijn ingericht voor de vereveningsheffing, moet, indien gelijktijdig loonbelasting wordt afgedragen, onder „aan loonbelasting heeft ingehouden en afgedragen worden opgenomen de zinsnede „aan vereveningsheffing heeft ingehouden en afgedragen Wordt uitsluitend vereveningsheffing ingehouden en af gedragen dan wordt het woord „loonbelasting" doorge haald en vervangen door „Vereveningsheffing". Voorts moet op de aangifte worden vermeld het bedrag waarover de heffing is berekend. Dit kan geschieden door op het aangifteformulier te vermelden de verevenings-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 5