Dorpsleven Coöperatief leven DÈ RAIFFËISÈN-BODË i8 zaak, aan het bedrijfsleven, zijn zij geworden, in hoofd zaak, credietverleeners aan den staat. De totale daling, constateerden wij zoo juist ook, van de vier posten, die noemenswaardige dalingen vertoond hebben, is lang niet zoo groot als de stijging van de post schatkistpapier. Dit wijst erop, dat de middelen, waarover de banken beschikken, belangrijk grooter moeten zijn ge worden. Als een bepaalde uitzetting van een bank stijgt zonder dat andere uitzettingen dienovereenkomstig dalen, stijgt het totaal der uitzettingen en moet de bank dus meer middelen tot haar beschikking hebben gekregen. Deze con clusie wordt bevestigd, als wij de passiefzijde der maand staten bekijken. De post crediteuren (andere posten aan de passiefzijde vertoonen niet zooveel wijziging) bedroeg op 31 Juli 1939 535 millioen, op 30 April 1940 482 mil- lioen, en op 31 Juli 1941 815 millioen De post crediteuren (dadelijk opvraagbare deposito's en creditsaldi in rekening-courant) steeg dus in twee jaar tijds met bijna 300 millioen. Een enorme stijging, die in de geschiedenis van ons bankwezen wel eenig zal zijn. De oorzaken van deze stijging mogen wel als bekend worden verondersteld. Van zelf dwalen onze gedachten van de commerciëele banken af naar ons Boerenleenbankwezen. Dan treft ons in de eerste plaats, dat de rol, die de Boerenleenbanken vervullen als credietverleeners aan het bedrijfsleven, relatief (d.w.z. in verhouding tot de rol, die de groote commerciëele banken in dit opzicht spelen) be langrijker is geworden. Kon twee jaar geleden de crediet- verleening van onze (d.w.z. bij Utrecht aangesloten) Boerenleenbanken aan het agrarische bedrijfsleven ge schat worden op i 260 millioen en was deze crediet- verleening toen dus iets geringer dan de totale crediet- verleening aan 't bedrijfsleven van de vier groote commer ciëele banken tezamen, op het oogenblik is de verhouding anders de credietverleening van onze Boerenleenbanken aan het agrarische bedrijfsleven kan thans worden geschat (nauwkeurige cijfers zijn niet beschikbaar) op een kleine J 250 mill. De 4 groote commerciëele banken brengen het tot 169 millioen, zoodat alleen reeds de Utrechtsche Boerenleenbanken op dit punt de vier groote commerciëele banken een heel eind slaan (zij slaan hen ook nog, zij het wat minder ver, wanneer men aan deze vier het Neder- landsche bedrijf van de Ned. Handel Mij. toevoegt). De uitstaande voorschotten en credieten van de Boeren leenbanken (wij spreken hier over onze eigen organisatie, maar het zelfde zal wel gelden voor de Eindhovensche banken) zijn dus lang niet zoo sterk teruggeloopen als die van de groote commerciëele banken. Zij zijn wel terug geloopen, en in zoover vertoont het Boerleenbankwezen dezelfde ontwikkelingstendens als het commerciëele bank wezen. Dat zien wij ook bij andere posten. De bij de Boerenleenbanken belegde spaargelden zijn gedurende de periode, die wij op het oog hebben, eerst vrijwel stationair gebleven, maar den laasten tijd eenigszins gestegen. Onder invloed van deze stijging en de daling van de voorschotten en vorderingen in rekening-courant moesten de beleggingen van de Boerenleenbanken bij de Centrale Bank wel toe nemen, en deze moest de haar toevloeiende extra-gelden wel beleggen in schatkistpapier, daar bij het agrarische be drijfsleven geen behoefte aan meer crediet bestond. Der halve is bij de Centrale Bank de post schatkistpapier niet onbelangrijk vermeerderd. Deze vermeerdering echter is zeer bescheiden, wanneer men haar vergelijkt met die bij de commerciëele banken, en zij is nog lang niet van dien aard, dat men van de Boerenleenbanken hetzelfde moet getuigen als van de groote commerciëele banken dat zij van karakter veranderd zijn en in hoofdzaak credietver leeners aan den staat in plaats van aan het bedrijfsleven geworden zijn. De ontwikkeling is bij de Boerenleenbanken dus van veel gematigder, veel geleidelijker aard dan bij de com merciëele banken, al gaat zij in beginsel in dezelfde richting. Het dorp R. is een mooi dorp. De meeste dorpen zijn mooi, tenminste voor dengene, die niet verslingerd is aan de stad en die gevoel heeft voor landelijk schoon, voor ruimte en rust. Maar het dorp R. is onder de dorpen toch wel bijzonder mooi. Op onze vacantiefietstocht deden wij het dorp R. aan en wij stapten ook even af bij het kantoor der Boerenleen bank en maakten een praatje met den Kassier. Als souvenir aan R. gaf deze ons mee neen, lezer, geen gids van de Vereeniging voor Vreemdelingenverkeer van R., ook geen boekje met foto's van mooie plekjes, maar iets dat nog wèl zoo interessant is, een keurig boekje van bijna 50 bladzijden, bevattende de jaarverslagen van vijf vereenigingen op landbouwgebied, die in R. bestaan, waarvan er drie coöperatieve vereenigingen zijn. Gelijk vanzelf spreekt, ontbreekt ook het jaarverslag van de Coöperatieve Boerenleenbank hierbij niet. Waarom vonden wij dit boekje zoo interessant en namen wij het gaarne, als herinnering aan R. mede? In de eerste plaats omdat eruit blijkt hoezeer het ver eenigingsleven in R. bloeit. Er is een flinke Coöperatieve Zuivelfabriek die, ondanks het feit dat zij in haar 44ste levensjaar verkeert en dus tot de oude garde van de Ne- derlandsche Coöperatieve Zuivelfabrieken behoort, nog geen teekenen van ouderdom vertoont, maar integendeel blijk geeft van een krachtig leven. Er is een Coöperatieve Aankoopvereeniging men be hoeft slechts een blik op haar balans te slaan om te zien, dat ook deze in blakende welstand verkeert. Dan is er de Boerenleenbank met een balans, die een totaal van enkele millioenen guldens aanwijst en tenslotte zijn er een afdee- ling van de provinciale Maatschappij van Landbouw en een Varkensfokvereeniging. Misschien telt R. nog wel meer vereenigingen op land bouwgebied, maar deze vijf zijn broederlijk vereenigd in het gemeenschappelijk jaarverslag. Van deze vijf vereenigingen zijn zonder twijfel het blijkt reeds uit het feit, dat zij het leeuwenaandeel van het boekje in beslag nemen de drie eerstgenoemde, de drie coöperatieve, de belangrijkste. Het vereenigingsleven bloeit in R., maar het is in het bijzonder het Coöperatieve vereenigingsleven. Het is moeilijk ons te realiseeren, welk een plaats dit coöperatieve vereenigingsleven in het dorpsleven van R. inneemt. Men realiseert zich immers altijd moeilijk de be- teekenis van datgene, waaraan men gewend is en dat zoo zeer is ingeburgerd, dat men het als een vanzelfsprekend heid beschouwt. Maar trachten wij ons eens even de trits van coöpera ties uit het R.-sche dorpsleven weg te denken, dan kunnen wij ons misschien realiseeren hoeveel leeger, hoeveel armer, dit dorpsleven zou zijn zonder de coöperaties'. Armer in materieel opzicht, want wij mogen wel als vaststaand aannemen, dat de drie coöperaties materieele

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 2