AIFFEISEN-BODE MERKWAARDIGE ONTWIKKELING VAN HET NEDERLANDSCHE BANKBEDRIJF OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT INHOUD REDACTIONEEL GEDEELTE Zie Mededeelingen op bladzijde 23 REDACTIE EN ADMINISTRATIE KR NIEUWE GRACHT 29 UTRECHT TELEF. 15867 ZEVEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 3 SEPTEMBER 1941 VERSCHIJNT IN HET BEGIN VAN IEDERE MAAND a. Redactioneel gedeelte. 1Merkwaardige ontwikkeling van het Nederlandsche Bankbedrijf. 2. Dorpsleven Coöperatief leven. 3. Verordeningen en besluiten. 4. Het belang van den ander. b. Mededeelingen. 1. Spreekuren Juridisch Bureau. 2. De Centrale Bank ook Deviezenbank. 3. Algemeen Platte lands Molestverzekeringsfonds. 4. Verzonden circulaires. 5. Materiaal-zendingen. c. Ad verten tiën. Het Weekblad Economisch-Statistische Berichten publi ceert gecombineerde maandstaten betreffende de Neder landsche groote banken (waarmee bedoeld worden de commerciëele groote banken Amsterdamsche Bank, Rot- terdamsche Bankvereeniging, Twentsche Bank en Incasso Bank). Deze maandstaten zijn eigenlijk gecombineerde maandbalansen, die een beeld geven van de ontwikkeling van de verschillende activa en passiva der groote banken. Het beeld, dat zich vormt, wanneer wij de maandstaten over eenigszins langeren termijn bekijken, is zeer merk waardig merkwaardig genoeg om ook den lezers van „De Raiffeisen-Bode" belang in te boezemen. Volgens den maandstaat van 31 Jui 1939 (dus vóór de mobilisatie naar aanleiding van het uitbreken van den oorlog tusschen Duitschland, Polen, Engeland en Frankrijk) hadden de groote banken (waarmede dus hier en in het vervolg worden bedoeld de hierboven genoemde instellin gen) in Nederlandsch en Nederlandsch-Indisch schatkist- papier belegd 133 millioen (aangenomen mag worden, dat verreweg het grootste deel van dit bedrag Nederlandsch papier vertegenwoordigde). Volgens den maandstaat per ultimo April 1940 (dus vlak voordat Nederland in den oor log betrokken werd) was het 165 millioen, terwijl het op den maandstaat per 31 Juli 1941 (de laatst gepubliceerde) voorkwam tot een bedrag van 739 millioen. Met deze phenomenale stijging van- de post schatkist papier staat in verband de daling van enkele andere pos ten. Gedaald zijn vooral de posten prolongaties en voor schotten op effecten (31 Juli 1939 101 millioen, 30 April 1940 107 millioen, 31 Juli 1941 59 millioen), effecten en syndicaten (31 Juli 1939 j 56 millioen, 30 April 1940 33 millioen, 31 Juli 1941 29 millioen), wissels 31 Juli 1939 25 millioen, 30 April 1940 24 millioen, 31 Juli 1941 1 millioen) en debiteuren (31 Juli 1939 271 millioen, 30 April 1940 298 millioen, 31 Juli 1941 168 millioen). In deze cijfers treffen ons vier dingen in de eerste plaats, dat de daling van genoemde vier posten eerst is ingetreden sinds Mei 1940, terwijl de stijging van de post schatkistpapier reeds vóórdien was begonnen (zij het in bescheiden mate de groote stijging van deze post kwam ook eerst na Mei 1940) ten tweede, dat de daling grooten- deels voor rekening komt van de posten wissels en debi teuren, welke posten te zamen de credietverleening aan het bedrijfsleven weergeven ten derde, dat de totale daling van de vier posten, die gedaald zijn, lang niet zoo groot is als de stijging van de post schatkistpapier en ten vierde, dat de verhouding tusschen de credietverleening aan den staat en de credietverleening aan het bedrijfsleven totaal is omgedraaid. De laatste twee feiten geven nog aanleiding tot eenig commentaar. De verhouding tusschen de credietverleening aan het bedrijfsleven en de credietverleening aan den staat is totaal omgedraaid. Immers op 31 Juli 1939 bedroegen de posten wissels en debiteuren 296 millioen en de post schatkistpapier credietverleening aan den staat) 133 millioen de credietverleening aan het bedrijfsleven was dus meer dan twee keer zoo hoog als de credietverleening aan den staat. Op 30 April 1940 was deze verhouding ietsi, maar niet veel, ten gunste van de credietverleening aan den staat gewijzigd. Op 31 Juli 1941 waren de rollen totaal omgedraaid debiteuren en wissels 169 millioen, schat kistpapier 739 millioen. De credietverleening aan den staat was dus meer dan het viervoud van de credietver leening aan het bedrijfsleven. Zij was ook grooter, véél grooter zelfs, dan alle andere vormen van credietver leening door de banken (behalve debiteuren en wissels ook prolongaties en voorschotten op effecten, effecten en syndicaten, deelnemingen). Het karakter van de banken is dus in ruim een jaar tijds grondig veranderd in plaats credietverleeners, in hoofd-

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 1