DE RAIFFEISEN-BODE
13
hetzij aan den Staat, hetzij aan een andere persoon of
lichaam.
Dit gaat dus weer een stap verder dan de Algemeene
Vorderingswet 1939, daar thans goederen (zoowel roerende
als onroerende, behalve zeeschepen) kunnen worden ge
vorderd, wanneer de betreffende secretaris-generaal dit
slechts in overeenstemming oordeelt met het algemeen be
lang. Ook dit besluit is als ,,nood"-besluit te beschouwen,
daar van dit besluit slechts gebruik kan worden gemaakt
in buitengewone omstandigheden, zooals in den aanhef
wordt vermeld. Het is te begrijpen dat er thans, nu ons
land in „buitengewone omstandigheden" is komen te ver-
keeren, meer gebruik wordt gemaakt van dit vorderings-
besluit, dan van de onteigeningswet, temeer daar de gang
van zaken voor dengene die de vordering verricht, heel wat
eenvoudiger en vlugger is dan voor de onteigenende partij
bij de Onteigeningswet.
Zoo'n „vordering" gaat in grove trekken nl. als volgt in
zijn werk
Gang van zaken.
De vordering vindt plaats door het afgeven van een
schriftelijke gedagteekende last aan den persoon van wien
wordt gevorderd, of, als dat niet mogelijk is, aan den bur
gemeester van de gemeente, waar het te vorderen goed
zich bevindt. In die last wordt de tijd aangegeven, binnen
welke aan de vordering moet worden voldaan. In de prac-
tijk moeten de goederen meestal onmiddellijk ter beschik
king worden gesteld.
Er kan gevorderd worden „in eigendom" en „in gebruik".
Betreft het vordering „in eigendom" dan is dit goed
eigendom van den Staat (resp. van den persoon of het
lichaam te wiens behoeve de vordering is gedaan), vanaf
het oogenblik dat aan de vordering is voldaan (het goed
dus ter beschikking is gesteld). Op het niet voldoen aan de
vordering staan strafsancties.
Gevolgen.
De eigendom gaat over, vrij van alle lasten en rechten,
terwijl dijklasten en belastingen, waarmede het goed is be
zwaard, vanaf den dag der vordering overgaan op degene
te wiens behoeve de vordering is geschied. (Veelal is dit
de Staat.)
De hypothecaire inschrijvingen worden ambtshalve door
gehaald.
Schadevergoeding.
Het spreekt vanzelf dat zij, die zoo'n vordering treft,
schadeloos moeten worden gesteld, voorzoover zij daar
door schade hebben geleden. Onder „belanghebbenden
verstaat de wet de eigenaar, de zakelijk gerechtigden, de
huurder en de huurkooper.
Indien mogelijk, worden de bedragen der schadeloosstel
lingen in onderling overleg vastgesteld. Hierbij moeten de
van overheidswege gegeven voorschriften in acht worden
genomen. Indien overeenstemming is bereikt, wordt de
schadevergoeding, zoo mogelijk, direct tegen kwitantie uit
betaald of krijgt de belanghebbende een schuldbekentenis
ten beloope van het bedrag der schadevergoeding, van den-
gene te wiens behoeve de vordering is gedaan.
Zijn er hypotheekhouders, dan worden deze zoo spoedig
mogelijk van de gedane vordering in kennis gesteld, terwijl
de schadevergoeding niet binnen een maand, na het ver
zenden van zoo'n kennisgeving, kan worden uitbetaald.
Wordt men het over de schadevergoeding niet eens, dan
wordt aan den belanghebbende een bewijs afgegeven,
waarin o.a. de bedragen vermeld worden, die worden aan
geboden en verlangd. De belanghebbende kan dan aan den
betrokken Secretaris-Generaal een verzoekschrift inzen
den, vermeldende het bedrag waarop hij meent recht te
hebben. Betwist de Secretaris-Generaal dit bedrag, dan
wordt de schadevergoeding in hoogste ressort vastgesteld
door commissiën, die daartoe door dien Secretaris-Gene
raal worden ingesteld.
Belang onzer Boerenleenbanken bij dit besluit.
Bij „vorderingen" zooals boven omschreven zijn, kunnen
onze Boerenleenbanken ten nauwste belang hebben,
vooral, indien onroerend goed wordt gevorderd. Het
kan voorkomen, dat onroerend goed wordt gevorderd, het
welk ten behoeve van een Boerenleenbank met hypotheek
is bezwaard. In zoo'n geval zal de Bank dit te weten komen
door een kennisgeving, waarover hierboven reeds gespro
ken is.
Daar de schadevergoeding niet wordt uitbetaald binnen
een maand hierna, heeft de Bank voldoende gelegenheid
om met den eigenaar te overleggen of de schadevergoeding
geheel of gedeeltelijk aan haar zal moeten worden afge
dragen. Dit zal afhankelijk zijn van de vraag, welk gedeelte
wordt gevorderd. Is dit gedeelte in verhouding tot het ge
heel van zoo geringe waarde, dat het resteerende onder
pand nog voldoende overwaarde biedt, dan zal men
misschien geen aanspraak op de schadevergoeding behoe
ven te doen gelden. Men oordeele zelf.
Wij willen hier echter nog eens nadrukkelijk op de
noodzakelijkheid wijzen, dat men, zoodra kennis is ge
geven van zoo'n vordering, nagaat in hoeverre maat
regelen noodzakelijk zijn, daar bij stilzitten de schade
vergoeding rechtstreeks aan den eigenaar zal worden
uitbetaald, omdat de hypotheken ambtshalve zijn door
gehaald
Men geve dus tijdig, en wel binnen één maand na de
kennisgeving, kennis aan dengene ten behoeve van wien
de vordering wordt gedaan, dat men krachtens zijn
voormalig hypotheekrecht aanspraak maakt op de ge-
heele of gedeeltelijke schadevergoeding
Niet alleen echter ingeval de Bank hypotheek heeft,
doch ook in geval onroerend goed wordt gevorderd van
iemand die schuld bij de Bank heeft, hetzij uit eigen hoofde,
hetzij als borg, welke niet door zoodanige zakelijke zeker
heid wordt gedekt, zal de Bank belang kunnen hebben bij
zoo'n vordering.
Volgens de wet zijn alle roerende en onroerende
goederen voor des schuldenaars verbintenissen aansprake
lijk. Raakt zoo'n schuldenaar nu een deel zijner onroerende
goederen kwijt door vordering, dan vermindert daardoor
het verhaal voor zijn crediteur.
Weliswaar treedt hiervoor de schadevergoeding in de
plaats doch zoo'n geldsbedrag verdwijnt maar al te ge
makkelijk. Bovendien is door de aanwezigheid van con
tante gelden, de schuldenaar in de gelegenheid zijn schuld
te voldoen, waartoe hij, tenzij hij het geld ter instand
houding van zijn bedrijf noodzakelijkerwijs moet besteden,
om de leegte, onstaan door het vorderen van zijn goed
weer aan te vullen, ook gaarne bereid zal zijn, want wie
zijn schulden betaalt verarmt niet
Het is dan ook noodzakelijk, dat de Boerenleenbank zich
met hem verstaat. Eventueel kan de debiteur dan zijn
vordering op schadevergoeding, tot zekerheid van zijn
schuld, aan de Bank cedeeren.
Practische moeilijkheden.
Dit klinkt alles misschien zeer aannemelijk en eenvou
dig, doch in de practijk blijkt de zaak vaak heel wat lastiger
te zijn. Het moeilijkste is wel dit Hoe weet de Bank, die
geen hypotheek heeft, of er onder haar debiteuren zijn, van
wie goederen worden gevorderd?
Meestal blijft het, indien ergens gevorderd wordt, niet
bij één perceel. Het komt veel voor dat massale vorderin
gen verricht worden. Zoo is dit onder anderen onlangs ge
schied te Oostzaan bij het in cultuur brengen van „Het
Twiske" en is dit het vorig jaar geschied onder Zeven-