io
DE RAIFFEISEN-BODE
beroep komen bi' een van de vijf Gerechtshoven, welke ons
land telt.
De Kantonrechter neemt dus enkel in eerste instantie van
zaken kennis, de Rechtbank doet dit in eerste instantie en
in tweede instantie (hooger beroep van Kantongerechts-
vonnissen) en het Gerechtshof doet dit als regel enkel in
tweede instantie (hooger beroep van Rechtbank-vonnissen).
Anders gezegd: Behalve voor kleine geldvorderingen (bij
het Kantongerecht beneden de 50,en bij de Recht
banken beneden de 400,kan men een geschil in twee
instanties door den Rechter laten beslissen.
Is een der partijen (nog) niet content met een uitspraak,
waartegen geen beroep (meer) mogelijk is, dan kan zij in
de meeste gevallen binnen drie maanden na den datum der
aan te vallen uitspraak nog in cassatie gaan bij den Hoogen
Raad der Nederlanden te 's-Gravenhage.
Dit hoogste rechtscollege mag niets meer veranderen aan
de feitelijkheden, welke door den lageren Rechter als vast
staande zijn aangenomen. Door den Hoogen Raad worden
alleen juridische kwesties (over beweerde schending van
voorgeschreven formaliteiten, over wetsuitlegging e.d.) be
handeld. Komt hij tot de conclusie, dat de lagere Rechter
op dit terrein fouten heeft gemaakt, dan wordt de zaak in
den regel teruggewezen naar een feitelijken" Rechter om
nog eens opnieuw te oordeelen, nu met inachtneming van
de beslissing van den Hoogen Raad.
Nu we iets weten van de bevoegdheden van de verschil
lende soorten Rechters in het algemeen (hun absolute com
petentie) is er ook nog de vraag wie van elke soort van een
aanhangig te maken vordering mag kennis nemen (relatieve
competentie).
Het antwoord hierop kan kort zijn Men moet zich wen
den tot den absoluut bevoegden Rechter van de woon
plaats van dengeen, die gedagvaard wordt (de gedaagde).
Wil men een te Amersfoort woonachtigen debiteur dag
vaarden tot betaling van 500,dan moet deze vordering
dus aanhangig gemaakt worden voor de Arrondissements-
Rechtbank te Utrecht, omdat een vordering tot betaling
van 500,in eerste instantie door een Rechtbank be
handeld moet worden en de gemeente Amersfoort in het
rechtsgebied van de Rechtbank te Utrecht gelegen is. Even
tueel hooger beroep (hetgeen mogelijk is, omdat de vorde
ring in hoofdsom grooter is dan 400,zou gebracht
moeten worden bij het Gerechtshof te Amsterdam, omdat
dit het Hof is, waaronder de Rechtbank te Utrecht
ressorteert.
De dagvaarding.
Men zal zich wel eens hebben afgevraagd, hoe de Rechter
er kennis van krijgt, dat men zijn oordeel over een bepaalde
zaak verlangt.
Dit geschiedt in het algemeen door middel van een door
een deurwaarder uitgebrachte dagvaarding.
Dit is een officieel stuk, dat door of namens de eischende
partij (de eischer) in tenminste twee gelijkluidende exem
plaren wordt gereedgemaakt.
Tot de formeele vereischten van dit stuk behoort le.
nauwkeurige vermelding van de plaats en tijd, waar en
wanneer de zaakvoor de eerstemaal zal dienen(de eischen
de partij weet wanneer de zittingen worden gehouden en
mag dus zelf den eersten diendag uitkiezen, mits tusschen
den dag van oproeping en van verschijning maar een be
paalde termijn gelegen is) 2e. het aangeven van de ver
oordeeling, welke men uitgesproken wil zien 3e. het ver
melden der feiten, op grond waarvan men meent die
veroordeeling te mogen vragen.
De gerechtsdeurwaarder (niet te verwarren met belas
tingdeurwaarder) reikt een exemplaar (afschrift) van deze
dagvaarding aan den ook in het stuk genoemden gedaagde
uit en geeft vervolgens het origineel exemplaar aan de
eischende partij terug.
Deze (de eischer) geeft aan het gerecht, waar de zaak
moet dienen, kennis van de uitgebrachte dagvaarding en
aldus bereikt men, dat in de dagvaarding omschreven
rechtskwestie op den eersten diendag ter tafel komt.
De loop van het proces.
Alleen voor den Kantonrechter mogen de partijen in per
soon verschijnen of zich laten vertegenwoordigen door een
gemachtigde, die niet behoeft te zijn advocaat en/of
procureur.
Voor de Rechtbank en het Gerechtshof moeten zoowel
eischer als gedaagde per procureur verschijnen, voor den
Hoog Raad per advocaat. Verschijnen zij voor een dezer
rechtscolleges in persoon, dan wordt hiermede toch geen
rekening gehouden.
De behandeling voor de Rechtbank vindt grootendeels
schriftelijk plaats. De meeste buitenstaanders hebben het
idee, dat de advocaten direct bij den aanvang eener proce
dure fel aan het pleiten slaan, doch deze meening is abuis.
Hoogstens vindt bij ingewikkelde en belangrijke Rechtbank-
procedure's na afloop van de schriftelijke behandeling in
een speciaal daarvoor belegde zitting pleidooi plaats.
Daarentegen is het gewoonte om na de schriftelijke behan
deling van vrijwel alle hooger-beroep-procedures voor een
Gerechtshof of een cassatieprocedure voor den Hoogen
Raad pleidooi te houden.
De opzet van de wet is, dat de behandeling voor het
Kantongerecht mondeling zou plaats hebben. Beide partijen
zouden gelegenheid krijgen om mondeling strijd te voeren
en hierop zou de Kantonrechter direct zijn vonnis kunnen
vellen. De praktijk is echter geworden, dat de Kantonge
rechtsprocedure ook geheel schriftelijk wordt behandeld,
vooral indien de partijen niet persoonlijk verschijnen, doch
zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.
Deze procedure verschilt dus practisch al heel weinig
van een Rechtbankprocedure. Gewoonlijk wordt zij wat
vlotter behandelden de daaraan verbonden kosten
zijn belangrijk lager dan die van een Rechtbank-proces.
Na deze algemeenheden komen we tot den eigenlijken
loop van het proces (in eerste instantie).
De eischende partij zal wel steeds zorgen, dat zij op den
eersten diendag aanwezig of vertegenwoordigd is en over
handigt dan aan den Rechter een conclusie van eisch,
waarin gewoonlijk de voornaamste inhoud van de dagvaar
ding nog eens herhaald wordt.
De gedaagde daarentegen zal het in de meeste gevallen
wel geraden achten om maar weg te blijven, omdat hij toch
of weinig of niets tegen de ingestelde vordering heeft in te
brengen en zijn verschijning dan maar weer meer kosten
met zich kan brengen.
Verschijnt de gedaagde niet, dan wordt verstek tegen
hem verleend en neemt de Rechter aan, dat hij de bij dag
vaarding gestelde feiten als juist erkent. In den regel volgt
dan dus, na verloop van acht of veertien dagen, toewijzing
der ingestelde vordering.
Verschijnt de gedaagde wel, dan komt hij als regel niet
direct met zijn verweer te berde, doch maakt hij dit, na
een of meer malen uitstel in termijnen van veertien dagen
of vier weken, schriftelijk kenbaar bij conclusie van ant
woord. De eischende partij krijgt daarna gelegenheid om
dit verweer te bestrijden bij schriftelijke conclusie van
repliek. De gedaagde beantwoordt deze repliek nog weer
bij schriftelijke conclusie van dupliek.
Alhoewel daarna door beide partijen nog nadere con
clusies en akten genomen kunnen worden, wordt in den
regel na de conclusie van dupliek aan den Rechter gevraagd
op de door partijen uitgewisselde stukken vonnis te willen
wijzen.
Verschaffen de aan hem overgelegde stukken voldoende
gegevens om zich reeds dadelijk een definitief oordeel te
kunnen vormen, dan wijst de Rechter direct een eind
vonnis en is hiermede de procedure in eerste instantie dan
dus afgeloopen.