AIFFEISEN-BODE
RECHTSMAA T REGELEN
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
INHOUD:
REDACTIONEEL GEDEELTE
Zie Mededeelingen op bladzijde 15
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR NIEUWE
GRACHT 29
UTRECHT
TELEF. 15867
ZEVEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 2 AUGUSTUS 1941
VERSCHIJNT IN HET BEGIN
VAN IEDERE MAAND
a. Redactioneel Gedeelte. I. Rechtsmaatregelen. 2. „Vorde
ringen".
b. Uit onze Boerenleenbanken. IAfscheid bij de Coöp.
Boerenleenbank „Zuidhorn". 2. Afscheid J. Dokter.
c. Mededeelingen. I. Spreekuren Juridisch Bureau. 2. Ge
drukte Jaarverslagen. 3. De Agrarische Afdeeling op de
komende Jaarbeurs. 4. Verzonden circulaires. 3. Steno
grafisch verslag.
d. Advertentiën.
Tot de taak van de Juridische Afdeeling der Centrale
Bank behoort niet alleen het geven van rechtskundige
adviezen en het aanschrijven van nalatige debiteuren
meerdere malen komt het voor, dat zij ook haar bemidde
ling verleent bij het treffen van werkelijke rechtsmaat
regelen.
Uiteraard zijn er wel eens geschilpunten, welke men door
den Rechter beslist wil zien en ook kunnen zich omstan
digheden voordoen, welke het noodzakelijk maken, dat een
nalatige debiteur met den „sterken arm" kennis maakt.
Onder de plm. 145.000 bij de Boerenleenbanken uit
staande posten bevinden zich altijd wel eenige, zij het per
centsgewijze gelukkig weinige, debiteuren, die zich onvol
doende realiseeren, dat zij financiëele en moreele verplich
tingen tegenover de geldschietende bank hebben en die
eerst tot de orde gebracht kunnen worden, wanneer zij
merken, dat het „meenens" wordt.
In correspondentie met Banken wordt dus nog wel eens
gehandeld over te treffen „rechtsmaatregelen" en vermoe
delijk zal het dus wel op prijs gesteld worden hier enkele
algemeenheden over bovenstaand onderwerp besproken te
zien; niet ieder heeft een juiste voorstelling van zaken.
We moeten ons tot algemeenheden bepalen, want anders
zou een geheele „Raiffeisen-Bode" nog niet voldoende
ruimte bieden.
Eenvoudigheidshalve zullen wij ons bij de bespreking van
de bevoegdheid (competentie) van den Rechter beperken
tot de zoogenaamde „zuiver persoonlijke zaken", want
hiertoe behooren de vorderingen van Boerenleenbanken
uit hoofde van voorschot- en credietverleening.
Deze beperking maakt het geheel niet noodeloos inge
wikkeld.
Waarom rechtsmaatregelen?
Een goede rechtsorde eischt nu eenmaal, dat iemand, die
terecht of ten onrechte beweert een geldvordering op
een ander te hebben, geen eigen rechter mag spelen en dus
b.v. zonder eenig officieel stuk naar zijn schuldenaar toe
stappen om daar weg te nemen, wat naar zijn gading is.
Dit verhaal-nemen kan slechts geschieden door middel
van een daartoe aangewezen ambtenaar (gerechtsdeur
waarder) en deze is daartoe eerst bevoegd, wanneer hij in
het bezit is van een excutorialen titel, dit is in de meeste
gevallen een in executorialen vorm uitgegeven grosse van
een rechterlijke uitspraak, waarbij de rechten van de partij,
die zijn aanspraken wil geldend maken, nauwkeurig zijn
vastgelegd.
Wil men dus voor een „losse" vordering verhaal nemen
op een schuldenaar (de grossen van notarieele akten van
schuldbekentenis leveren ook executoriale titels op, welke
gelijk gesteld kunnen worden met de grossen van rechter
lijke vonnissen) dan moet men eerst zorgen in het bezit te
komen van zulk een rechterlijke uitspraak, zulk een vonnis.
Welke Rechter?
In ons land zijn 62 Kantongerechten, welke elk een vast
rechtsgebied hebben. Daar wordt rechtgesproken door één
Rechter, de Kantonrechter, die voornamelijk zuiver per
soonlijke vorderingen, dus ook de normale vorderingen van
Boerenleenbanken, tot ten hoogste 200,aan hoofdsom,
aan zijn oordeel onderworpen krijgt.
Verder zijn er 19 Arrondissements-Rechtbanken, wier
rechtsgebied gelijk is aan dat van twee of meer meest in
haar nabijheid gevestigde Kantongerechten.
Hier wordt over het algemeen recht gesproken door drie
Rechters (de President en twee gewone Rechters), onder
meer over zuiver persoonlijke vorderingen van meer dan
200,aan hoofdsom.
Is er voor het Kantongerecht verweer gevoerd en is een
van de partijen dan niet tevreden met de uitspraak van den
Kantonrechter betreffende een geldvordering, in hoofdsom
grooter dan 50,dan kan hij binnen drie maanden na
die uitspraak in hooger beroep komen bij de Arrondisse-
ments-Rechtbank, welke boven dit Kantongerecht ge
steld is.
Acht een der partijen zich bezwaard met een na gevoerd
verweer gedane uitspraak van een Rechtbank betreffende
een geldvordering, in hoofdsom grooter dan 400,dan
kan hij, ook binnen een termijn van drie maanden, in hooger