DE BANKNAAM Bij uitbetaling van het saldo van een spaarboekje trekke men het boekje in De ontbinding van het huwelijk van een schuldenaar of borg DE RAIFFEISEN-BODE 5 Voor alle zekerheid er is altijd nog wel een enkele bank aan te wijzen, voor welke het zijn nut kan hebben vestigen wij nog eens de aandacht op hetgeen wij in de Raiffeisen-Bode van Februari j.1. onder den titel ,,De Sta tutenwijziging" schreven over den banknaam. In het bijzonder willen wij er nog eens op wijzen, dat we toen schreven, dat de banknaam, behalve in telegrammen, steeds volledig moet worden gevoerd en dat we in verband met dit wettelijk vereischte adviseerden er goed op toe te zien, dat de juiste (volledige) naam in alle akten, op briefpapier, stempels e.d., gebezigd wordt. Nu de eerste 714 banken het officieel Bijvoegsel no. 11175 tot de Nederlandsche Staatscourant van 1 Mei j.1., no. 84, bevattende haar nieuwe statuten, in de tweede helft van Mei j.1. in haar bezit gekregen hebben, heeft ieder belang hebbende zich nog eens goed kunnen realiseeren, hoe de officieele banknaam nu luidt en hoe die dus in alle voor komende gevallen gebruikt moet worden. Wij hopen, ja vertrouwen, dat men hieraan stipt de hand zal houden en men er niet b.v. bij het laten drukken van briefpapier „zoo maar" iets van zal maken. Enkele banken zullen, gelijk wij, in het officieel Bij voegsel ten aanzien van haar naam of gemeente van vestiging min of meer belangrijke drukfoutjes ontdekt hebben. Voor zoover ons officieele verbetering gewenscht voorkwam (de betreffende banken hebben daaromtrent bericht van ons gehad), komt er een notarieele akte van rectificatie, welke ook als Bijvoegsel tot de Nederlandsche Staatscourant gepubliceerd zal worden. De betrokken banken ontvangen t.z.t. een exemplaar van dat Bijvoegsel en zullen daarna de Kamer van Koophandel, waaronder zij ressorteeren, op de hoogte moeten brengen. Nu staat er voor de banken met afzonderlijke spaar banken, welke bij de statutenwijziging ook haar banknaam veranderd hebben, nog op ons programma wijziging van den naam van de afzonderlijke spaarbank. Het zal duidelijk zijn, dat het bezwaar ontmoet om b.v. als spaarbanknaam te handhaven „Spaarbank der Coöpe ratieve Boerenleenbank te Lage-Zwaluwe"terwijl er nu een dusgenaamde boerenleenbank niet meer bestaat, omdat zij haar naam gewijzigd heeft in Coöperatieve Boerenleen bank „de Zwaluwen". De spaarbank-namen moeten geheel aansluiten op de boerenleenbank-namen. Binnenkort krijgen de betrokken (spaar)banken nader bericht omtrent dit programmapunt. Ter geruststelling willen wij reeds thans mededeelen, dat deze naamsver andering geen belangrijke kosten en geen bijzondere moeite met zich zal brengen. Bij sommige Boerenleenbanken bestaat de gewoonte om bij uitbetaling van het saldo van een spaarboekje niet het boekje in te trekken, maar uitsluitend een kwitantie te laten teekenen en het boekje in het bezit van den spaarder te laten. Deze gewoonte is niet geheel vrij van bezwaar. Wanneer de kwitantie eens weg mocht raken, heeft de Bank geen bewijs van uitbetaling van 't saldo. De aanteekening in het boekje immers van die uitbetaling is geen voldoende bewijs, want zij wordt niet door den spaarder geteekend (wij be doelen hier niet de kwijting op de laatste bladzijde, maar de aanteekening in de kolom van uitbetalingen). Het gevaar van zoek raken van de kwitantie is wel is waar gering, maar het is toch niet zoo gering als men misschien denkt. De spaarder kan b.v. 15 jaar na de uit betaling nog eens om uitbetaling komen zou er dan geen kans zijn, dat de kwitantie niet meer te vinden is? Het is dus beter en voorzichtiger om het boekje op de laatste bladzijde door den spaarder te laten kwiteeren en het vervolgens in te trekken. Heeft de spaarder later nog een afschrift van zijn reke ning noodig, dan kan dit hem altijd worden gegeven uit het grootboek. De meeste menschen zijn gehuwd in gemeenschap van goederen. In de hier volgende uiteenzetting gaan wij hier van uit met andere gevallen rekenen wij dus niet. Wanneer iemand een voorschot ontvangt van een Boeren leenbank, is voor zijn schuld niet alleen hij voor zich aan sprakelijk, maar ook de gemeenschap van goederen, tus- schen hem en zijn vrouw bestaande, is ervoor aansprakelijk. Wanneer een man en een vrouw in gemeenschap van goederen zijn gehuwd, zijn zij ook financiëel geheel één. De man treedt naar buiten wel op als schuldenaar (ten minste bij het opnemen van een voorschot), maar in het wezen der zaak zijn hij en zijn vrouw gezamenlijk schul denaar of, zooals men ook wel zegt, is de gemeenschap, de gemeene boedel, de schuldenaar. Stellen wij nu, dat het huwelijk van een voorschotnemer wordt ontbonden door 't overlijden van zijn vrouw (om een normaal geval te nemen). Volgens de wet wordt dan de gemeene boedel in twee helften gesplitst. Tot den gemeenen boedel behooren natuurlijk niet alleen de bezittingen, maar ook de schulden. Tot de nalatenschap van de vrouw be hoort dus ook de helft van de door den man aangegane schulden. De nalatenschap is dus, met andere woorden, voor de helft dier schulden aansprakelijk. En als de erven der vrouw (meestal de kinderen en de man) de nalatenschap zuiver (d.i. niet onder voorrecht van boedelbeschrijving) aanvaarden, gaat die aansprakelijkheid voor de helft ook op hen over. De wet geeft op den regel, dat de gemeene boedel in twee helften wordt verdeeld, een belangrijke aanvulling de man blijft tegenover de schuldeischers van den gemeenen boedel aansprakelijk voor de volle schulden. Als dus de vrouw van een schuldenaar eener Boerenleen bank is overleden, kan de Bank den schuldenaar blijven aanspreken voor de volle, 100 °/o der schuld bovendien kan zij de nalatenschap, eventueel ook de erven der vrouw, aanspreken voor 50 der schuld. Moet de Bank, wanneer zij weet, dat de man voor de volle 100 °/o aansprakelijk blijft, nu ook maar denken, dat het niet noodig is om de nalatenschap van de vrouw voor de 50 °/o aan te spreken? De Bank kan zulks nalaten, zoo lang de nalatenschap der vrouw onverdeeld blijft. Wordt zij echter verdeeld, dan is het zeer gewenscht, dat de Bank meedeelt. Tenzij natuurlijk de post zoo soliede is, dat het niet hindert, dat de helft van de bezittingen van den ge meenen boedel wordt verdeeld. In vele gevallen echter zal dit wél hinderen, en daarom geven wij het advies wanneer de vrouw van een schuldenaar overlijdt, en haar nalaten schap wordt verdeeld, diene men als regel de vordering der Bank bij den notaris, die de nalatenschap behandelt, in. (Berust de behandeling niet bij een notaris, dan bij de erf genamen zelf). Wat hier gezegd is omtrent een gewone schuld, geldt ook voor een borgstelling. Ook dit is trouwens een schuld, zij het een min of meer subsidiaire schuld. Overlijdt dus de vrouw van een borg, dan diene men de vordering wegens borgstelling in, ten minste wanneer de nalatenschap wordt verdeeld. Men is dit naar onze meening tegenover den medeborg zelfs moreel verplicht. Doet men het niet, dan laat men practisch een gedeelte van het verhaal glippen, en dit zou ten nadeele van den medeborg kunnen strekken. Wij schrijven over dit onderwerp, omdat wij wel eens hebben ondervonden, dat de mogelijkheid om de helft der schuld op de nalatenschap van de vrouw van schuldenaar of borg te verhalen, niet algemeen bekend is.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 5