AIFFEISEN-BODE
EEN STUKJE ORDENING
OFFICIÉÉL ORGAAN VAN DE
COÖPERATIEVE CENTRALE
RAIFFEISEN-BANK TE UTRECHT
INHOUD:
REDACTIONEEL GEDEELTE
Zie Mededeelingen op bladzijde 7
REDACTIE EN
ADMINISTRATIE
KR. NIEUWE
GRACHT 29
U T R ECHT
TELEF 15867
ZEVEN EN TWINTIGSTE JAARGANG No. 1
JULI 1941
VERSCHIJNT IN HET BEGIN
VAN IEDERE MAAND
Redactioneel gedeelte, i. Een stukje ordening. 2. De
nieuwe Inkomstenbelasting. 3. De Commissarissenbelas-
ting. 4. Vijandelijk Vermogen. 5. De Banknaam. 6. Bij
uitbetaling van het saldo van een spaarboekje trekke men
bet boekje in. 7. De ontbinding van het huwelijk van een
schuldenaar of borg. 8. Niet te koop9. Correspon
dentie met de Centrale Bank.
b. Uit onze Boerenleenbanken. I. 25-jarig bestaan van de
Coöp. Tuinbouwbank „Aalsmeer".
c. Mededeelingen. I. Spreekuren Juridisch Bureau. 2. In
levering van metalen. 3. Verzonden circulaires.
d. Advertentiën.
Er is de laatste jaren veel over „ordening" gesproken.
Wat bedoelt men met „ordening"? Natuurlijk het
scheppen van orde. Men kan orde scheppen op allerlei
gebied, op verkeersgebied, op het gebied van de jeugd
beweging, op onderwijsgebied, enz. Maar als men over
„ordening" spreekt, bedoelt men gewoonlijk het scheppen
van orde in het bedrijfsleven.
Het verlangen naar orde is niet bepaald iets, waarover
men zich moet verwonderen. Wat zou er van het verkeer
terecht komen zonder orde, zonder de regels van rechts
houden, richting aanwijzen, voorrang geven, enz.? Ten
minste op plaatsen, waar het verkeer druk is, want op een
eenzamen landweg kan het niet veel kwaad als men eens
even aan den linkerkant van den weg fietst.
Het is dus ook niet verwonderlijk, dat er een verlangen
is ontstaan naar ordening van het economisch leven. Het
economisch leven is ook een soort verkeer de een ver
koopt aan den ander, leent geld aan den ander, enz. Het
bestaat voor een groot deel uit wat men noemt: ruilverkeer.
Evenals in het gewone verkeer kunnen er natuurlijk in
het ruilverkeer, in het economisch leven, misstanden en
wanordelijkheden ontstaan. In het gewone verkeer kan
iemand op een druk punt dwars tegen den verkeersstroom
inrijden en daardoor het geheele verkeer in de war bren
gen. In het economisch verkeer kan één producent door
te leveren tegen afbraakprijzen een heele bedrijfstak in
moeilijkheden brengen. Óf één bank kan, door onvoor
zichtig credieten te verleenen en dientengevolge failliet te
gaan, in het heele bankwezen den klad brengen. In het
gewone verkeer kan een sterke man minder sterken opzij
dringen en op die manier vooraan in een queu komen in
het economisch leven kan een economisch sterke econo
misch zwakkeren opzij dringen en zich de beste plaats
veroveren. Enzoovoorts de voorbeelden van overeen
stemming tusschen misstanden en wanordelijkheden in het
gewone verkeer en in het economische verkeer kunnen
met vele worden vermeerderd.
De behoefte aan orde in het verkeer wordt grooter
naarmate het verkeer drukker en meer gecompliceerd
wordt. Het werd zoo juist reeds opgemerkt het hindert
niets als men op een eenzamen landweg even aan den
linkerkant fietst. Het is dus geen wonder, dat de verkeers
regels in aantal zijn gegroeid met den omvang en de snel
heid van het verkeer. Men zag in, dat het zonder orde in
het verkeer niet ging de overheid gaf dus regels, en het
publiek accepteerde hen.
Nu kan men die regels op twee manieren beschouwen.
Men kan hen zien als een inbreuk op de persoonlijke vrij
heid. Dat zijn zij ook. Wij hebben de vrijheid verloren, die
onze voorouders bezaten, om links van den weg te rijden.
Wij heben de vrijheid verloren om op sommige wegen, waar
een afzonderlijke rijweg en een afzonderlijk fietspad zijn,
op den rijweg te fietsen. Enzoovoorts.
Maar we kunnen de ordening van het verkeer ook anders
zien. We kunnen haar ook zien als een regeling van de
persoonlijke vrijheid, en wel als een regeling, die wel is
waar een inbreuk schijnt, maar in werkelijkheid eerder een
waarborging van de persoonlijke vrijheid is. Want wat zou
er van de persoonlijke vrijheid terecht komen als er geen
orde in het verkeer was? Men zou er veel minder van
profiteeren, want het verkeer zou langzamer gaan, men zou
nu en dan met een gebroken been in het ziekenhuis moeten
liggen, en voor de zwakken in verkeersopzicht (b.v. voor
de fietsers tegenover de auto's) zou de idee „verkeers
vrijheid" vrijwel tot een aanfluiting worden, want zij zou
den zich moeten voegen naar den willekeur van de
„sterken".
Deze twee beschouwingswijzen kunnen ook worden toe
gepast op de ordening van het economisch verkeer, op de
ordening van het bedrijfsleven. Men kan ook deze ordening
opvatten als een inbreuk op de bedrijfsvrijheid. Maar men
kan haar ook zien als een regeling van de bedrijfsvrijheid,