De Coöp. Boerenleenbank te Capelle aan den IJssel en ,,Volk en Vaderland" DE RAIFFEISEN-BODE In het Weekblad „Volk en Vaderland" van 11 April 1941 heeft onder het hoofd „Boeren in Geldslavernij" een artikel gestaan over onze Bank te Capelle aan den IJssel. Aangezien wij, naar aanleiding van dit artikel, van ver schillende zijden om inlichtingen zijn gevraagd en ook velen, die ons niet om inlichtingen vroegen, vermoedelijk wel zullen willen weten, hoe de feitelijke toedracht is, hebben wij gemeend de feiten langs dezen weg in onzen kring te moeten publiceeren en de beweringen van „Volk en Vaderland" recht te zetten. De bedoelde boer had reeds lang slecht geboerd. Zijn land had hij moeten verkoopen om zelf van den kooper pachter te blijven. In 1934 bleek, dat de boer aan zijn pachtheer /2UU,— pacht ten achter was. De Coöp. Boerenleenbank te Capelle aan den IJssel, die toen reeds vorderingen op den boer had, heeft hem t°en geholpen en op voorspraak en door bemiddeling van die Bank werd van die 7200,door den pachtheer een bedrag van f 5200 kwijtgescholden en werd de achterstallige pacht dus teruggebracht tot 2000,—, welk bedrag de Bank te Capelle aan den IJssel hem leende. Inmiddels had bedoelde boer nog meer schuld. Aan een veehandelaar had hij tot meerdere zekerheid voor zijn schuld aan deze zijn runderen reeds in 1931 overgedragen. Dit bemerkte de Bank eerst later. De Bank heeft vervolgens den boer nogmaals geholpen door den veehandelaar te bewegen, dat deze met een minder bedrag genoegen nam, welk bedrag de Bank toen weer aan den boer leende om den veehandelaar uit te kunnen koopen. Dit geschiedde in 1938 en de Bank nam toen, in verband met het feit, dat zij weer nieuw geld verstrekte, het vee en inventaris in zekerheidsoverdracht. Het is bekend, dat ook wij de zekerheidsoverdracht geen fraaie figuur vinden, doch slechts als het niet anders kan, geen andere zekerheid te verkrijgen is, ten einde een debiteur, die men anders zou moeten uitwinnen, nog een laatste kans te geven, daartoe overgaan. (Opgemerkt wordt, dat de zekerheidsoverdracht een rechtsfiguur is, die ook in het buitenland bestaat, b.v. m Duitschland als de Sicherheitsübereignung, waarbij het zelfde effect wordt bereikt). De Bank werd toen dus eigenares van vee en inventaris, terwijl de boer tevens zetboer van de Bank werd. Hij kreeg een salaris van de Bank, dat natuurlijk niet groot was, maar toch zoo, dat hij er met zijn gezin van komen kon, terwijl hij zeker was van inkomsten en niet aan de kans blootstond, door tegenslag in het bedrijf, zonder of zonder voldoende inkomsten te zitten. Zoo gek had de boer het, gezien zijn verleden, dus nog niet, en als de Bank hem niet herhaal delijk geholpen had, was hij met zijn gezin reeds eerder ten gronde gegaan. Veel pleizier heeft de Coöp. Boerenleenbank te Capelle aan den IJssel echter niet van haar hulpverleening gehad. De boer bedroog de Bank tegen de bepalingen van het contract in verkocht en kocht hij vee zonder de contractueel vereischte toestemming van de Bank, Daarenboven verkocht hij nog mest zonder toestemming van de Bank en wat erger was, stak hij de opbrengst in zijn zak, terwijl de opbrengsten van het bedrijf aan de Bank, in mindering van zijn schuld aan de Bank, ten goede hadden moeten komen. Ook had de boer van een door hem, in strijd met zijn contract buiten de Bank om, gekochte koe de prijs te hoog aan de Bank opgegeven en bij zijn wekelijksche afrekening met de Bank, te weinig afgedragen. Weliswaar heeft de boer, toen deze oneerlijkheden ont dekt waren, het frauduleus achtergehouden geld alsnog aan de Bank afgedragen, doch dit maakt natuurlijk de ge pleegde fraudes niet goed. Begrijpelijk heeft toen de Bank een eind aan haar ver- houdfng met den boer willen maken en het zetboerschap opgezegd en de contractueel voorgeschreven verkoop van vee en inventaris willen laten plaatshebben. De boer wendde zich toen tot de Duitsche Autoriteiten en op hun verzoek het Nederlandsch Agrarisch Front stond hier geheel buiten is toen de verkoop voorloopig niet doorgegaan, omdat de Duitsche Autoriteiten een onderzoek naar deze zaak wenschten. De Duitsche Autoriteiten begrepen, na de toelichting onzerzijds, geheel en al het standpunt van de Boerenleen bank en de Bank was voornemens de verkoop weer te doen plaatsvinden, doch werd daarin belet door inmiddels onder het vee van den boer uitgebroken mond- en klauwzeer. Toen gebeurde iets geheel onverwachts. Op 30 April 1941 werd de boer failliet verklaard. Deze faillietverklaring geschiedde geheel buiten de Boerenleen bank om en wel op verzoek van de Boaz-Bank N.V. te Rotterdam. Het bleek, dat de boer sinds jaren nog een schuld had, waarvan hij de Boerenleenbank steeds onkundig gelaten ^De Boaz-Bank had ook al jaren met den boer getobd en ten slotte zijn faillissement aangevraagd. Thans zullen dus ingevolge het faillissement veestapel en inventaris verkocht moeten worden. Zij, die het bovenaangehaald artikel in „Volk en Vader land" gelezen hebben, zullen zien, dat de feiten geheel anders zijn, dan genoemd blad die voorstelde. Opmerkelijk is, dat óp 11 April het bedoeld artikel in „Volk en Vaderland" verscheen, terwijl op 2 April reeds de faillissementsaanvrage van den boer voor de Rotter- damsche Rechtbank gediend had. Vermoedelijk heeft de boer het Nederlandsch Agrarisch Front ook niet goed en niet volledig ingelicht. Wellicht zal het Nederlandsch Agrarisch Front in deze zaak een spoorslag vinden om voortaan zaken, waarin zij zich mengt, beter te onderzoeken. Het doel van een Boerenleenbank is het dienen van de belangen der leden. De Bank zelf mag geen doel worden. Niet uitsluitend de grootte van een Boerenleenbank bepaalt haar nut en beteekenis; de innerlijke kracht is daartoe een noodzakelijke voorwaarde. Deze inner lijke kracht kan slechts worden bewaard, wanneer de zaken met groote voorzichtigheid worden gedreven en niet-toelaatbare risico's blijven uitgesloten.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 5