KORT OVERZICHT
BETREFFENDE ONTEIGENING, WEDEROPBOUW EN DAARMEDE VERBAND
HOUDENDE MAATREGELEN, RECHTEN VAN HYPOTHEEKHOUDERS
78
DE RAIFFËISËN-BODË
(één van deze twee heeft inmiddels reeds een statuten
wijziging aangenomen, die haar statuten zooveel mogelijk
doet aanpassen aan de nieuwe model-statuten).
Er waren dus 728 (7 2) 719 Boerenleenbanken,
die aan de collectieve statutenwijziging konden deelnemen.
Van deze 719 hebben er 714, zegge zeven honderd en veer
tien, inderdaad deelgenomen.
Slechts vijf dus, van de 719, hebben niet meegedaan.
Inmiddels hebben nog drie van deze vijf Banken de concept
statuten ongewijzigd aanvaard, zoodat er op het oogenblik
nog slechts twee Banken zijn, die niet onvoorwaardelijk
„mee willen".
Dit is een prachtig resultaat. Onze goede verwachtingen
van de bereidwilligheid der Boerenleenbanken om gevolg te
geven aan de roepstem van het Bestuur der Centrale Bank
om over te gaan tot moderniseering der Statuten zijn niet
teleurgesteld. Integendeel. Zij zijn ten volle in vervulling
gegaan.
Het spreekt van zelf, dat wij de zoo goed als algemeene
medewerking van de zijde der Boerenleenbanken ten zeerste
waardeeren. Wij waardeeren haar als bewijs van het zoo
dikwijls geprezen, maar nu weer eens daadwerkelijk ge
bleken saamhoorigheidsgevoel in onze organisatie, als een
bewijs van de echte coöperatie-geest.Velen zijn over kleinere
of grootere bezwaren heen gestapt, omdat zij gevoelden, dat
het in een groote organisatie als de onze niet mogelijk is
om aan elke Boerenleenbank eigen, speciale statuten te
geven omdat zij gevoelden, dat men eigen speciale wen-
schen moet achterstellen bij het belang van het geheel, zoo
als dat door de vertrouwensmannen der organisatie wordt
gezien.
Maar bovenal waardeeren wij de totstandkoming der
collectieve statutenwijziging omdat wij nu in het bezit zijn
van statuten, die geheel voldoen aan de vereischten van de
tegenwoordige praktijk, die ingeschoten zijn op de ontwik
keling, die de Boerenleenbanken hebben doorgemaakt, en
die ook voorzoover het ons mogelijk is vooruit te zien
in de toekomst wel voor eenigen tijd met de ontwikkeling
der Boerenleenbanken mee zullen kunnen.
Het belang van goede statuten, van een goede juridi
sche grondslag van „leven en werken" eener vereeniging,
is niet iets, dat eiken dag aan het licht treedt. Integendeel,
dat belang is meestal heel weinig voelbaar. Als de zaken
goed gaan en dat doen zij meestal kan men het, zoo
zou men haast denken, ook wel zonder statuten af.
Toch is het belang van een goede juridische grondslag
voor „leven en werken" eener vereeniging zeer groot. Het
is nu eenmaal noodig, dat de werkzaamheden, die een ver
eeniging mag verrichten, behoorlijk zijn omschreven dat
de bevoegdheden harer organen nauwkeurig zijn bepaald
dat de verhouding der vereeniging met een andere ver
eeniging, waarbij zij is aangesloten, nauwkeurig is geregeld,
enz. Het belang hiervan treedt wel is waar het duidelijkst
aan het licht, wanneer zich moeilijkheden voordoen, maar
het is steeds aanwezig.
Het is dus om verschillende redenen, dat wij ons om de
bijna unanieme deelneming aan de gezamenlijke statuten
wijziging verheugen. En wij hopen, dat ook onze lezers met
voldoening van het mooie resultaat hebben kennis genomen.
Helaas bestaat in deze wereld geen onverdeelde vreugde.
Zoo is het ook hier. Natuurlijk betreuren wij het, dat er
enkele, zij het weinige, Boerenleenbanken zijn, die tot nog
toe van meening waren, dat de statuten, die door 717 andere
Boerenleenbanken zijn aanvaard, voor haar niet geschikt
zijn. Wij hopen echter van harte, dat ook deze twee Boeren
leenbanken hun standpunt zullen willen herzien, en dat zij
bereid zullen zijn de eigen bezwaren achter te stellen bij
het belang van het groote geheel.
De Onteigening
Het eerste besluit, voor het behandelde onderwerp van
belang, is de beschikking van den Opperbevelhebber van
Land- en Zeemacht van 24 Mei 1940, bij welke beschikking
in art. 5 wordt bepaald, dat de Regeeringscommissaris tot
onteigening van onroerende of roerende zaken kan overgaan.
De eigendom gaat over, vrij van alle rechten en lasten, ter
wijl den rechthebbenden, door een daartoe aan te wijzen
instantie, een redelijke vergoeding zal worden toegekend.
Met de rechten van hypotheekhouders en andere rechtheb
benden zal bij de toekenning der vergoeding zooveel moge
lijk rekening worden gehouden. De onteigening geschiedt
door een aanzegging, gericht ?ran den Burgemeester. (Zie
hieromtrent verder pag. 91 van no. 12 der „Raiffeisen-Bode"
van Juni 1940). Deze beschikking is nog steeds van kracht
en wordt verder uitgewerkt in de navolgende besluiten
Ten eerste is er het besluit van 10/10 1940 (besluit
168/1940).
De regeeringscommissaris voor den wederopbouw krijgt
thans den titel Algemeen Gemachtigde voor den Weder
opbouw, verder te noemen de Algemeen Gemachtigde.
Blijkens dit besluit moeten de plannen voor de onteige
ning worden vastgesteld door den Algemeen Gemachtigde,
na overleg met den Secretaris-Generaal van het Departe
ment van Financiën. Bovendien zullen belanghebbenden in
de gelegenheid worden gesteld om hunne bezwaren tegen de
voorgenomen plannen kenbaar te maken, tenzij zulks wegens
groote spoed niet mogelijk mocht zijn.
De vergoeding bij onteigening.
De vergoeding wordt vastgesteld door den Algemeen Ge
machtigde in overleg met den Secretaris-Generaal van het
Departement van Financiën. De grondslag voor de vergoe
ding is de waarde, die de onteigende zaak, in den staat
waarin zij zich op het oogenblik der onteigening bevindt,
had of zou hebben gehad op 9 Mei 1940. Grondslag voor de
toekenning der schadevergoeding is dus niet de werkelijke
waarde op het oogenblik der onteigening, doch de waarde
op 9 Mei 1940.
De vergoeding kan worden toegekend
a. in geld
b. in toewijzing van ander onroerend goed
c. in geld en toewijzing van ander onroerend goed.