MEDEDEELINGEN 74 DE RAIFFEISEN-BODE is vast te stellen (geen verkoopen of slechts een verkoop van overeenkomstige objecten), dan wel, wanneer de ge middeld gevonden verkoopprijs geen zuivere maatstaf vormt voor de beoordeeling der tegenprestatie. Het uit voeringsbesluit geeft geen enkele aanwijzing, in welke ge vallen de gemiddelde verkoopprijs in 1939 van overeen komstige gronden niet de juiste grondslag zullen vormen voor de beoordeeling van de tegenwaarde. Hier kunnen onder vallen die gevallen, waarin de gemiddelde verkoop prijs 1939 berekend is moeten worden uit slechts een paar verkoopen, of dat alle bekende verkoopopbrengsten, van overeenkomstige gronden, vrijwel in eenzelfde korte periode liggen dan wel, dat de in 1939 bedongen verkoop prijzen niet onder normale omstandigheden zijn bedongen. Het uitvoeringsbesluit laat dus, wat de beoordeeling der tegenprestatie betreft, nog wel eenige vragen open. Het is niet uitgesloten te achten, dat de in art. 4 lid 2 gegeven maatstaf, dus de uit de pacht, die per 1 September 1939 heeft gegolden of zou hebben gegolden, bij de toepassing van het besluit betreffende de vervreemding van landbouw gronden, de meest gebruikte zal worden. De uitvoeringsvoorschriften bevatten in zooverre nog een verrassing, dat het 3e lid van art. 4 de mogelijkheid opent, dat het pachtbureau weigert de bedongen tegenprestatie goed te keuren op grond, dat de bedongen tegenprestatie niet te hoog, doch te laag is, nl., lager dan de gebruiks waarde en dientengevolge de algemeene of bijzondere land bouwbelangen zouden worden geschaad. Of met het begrip gebruikswaarde hier hetzelfde wordt bedoeld, als opbrengst- waarde, is niet bekend. Het uitvoeringsbesluit geeft hier omtrent geen enkele aanwijzing. Het is echter waarschijn lijk te achten, dat gebruikswaarde en opbrengstwaarde gelijke of vrijwel gelijke begrippen zijn. Schaden van algemeene of bijzondere landbouwbelangen. De eerste eisch, die gesteld wordt, is, dat de persoon van den verkrijger de vakkundige uitoefening van het bedrijf niet in den weg zal staan. In dezen eisch ligt opgesloten, dat de verkrijger, als landgebruiker, aan zekere minimum vereischten van goed vakmanschap moet voldoen. Door deze bepaling kan zeer zeker worden bereikt, dat niet een ieder zich als landgebruiker kan aandienen. Door het stel len van dezen eisch wordt een algemeen landbouwbelang gediend. Een tweede eisch ter bescherming van een algemeen landbouwbelang is, dat land niet mag worden verkocht, zonder de daarbij behoorende en daarmede voor de exploi tatie één geheel uitmakende woesten grond. Wordt immers het land zonder de woeste grond verkocht, dan is het niet meer dan waarschijnlijk, dat de woeste grond niet in exploitatie zal worden gebracht. Een eisch, die zoowel op het bijzonder als algemeen be lang slaat, is, dat geen perceel land verkocht mag worden, behoorende tot een grooter, als een geheel geëxploiteerd perceel land, indien het gevolg daarvan is, dat de goede exploitatie van het onverkochte gedeelte daardoor op ern stige wijze wordt belemmerd. Door dezen eisch wordt be schermd het bijzonder belang, dat de gemeenschap heeft bij een goede verdeeling der landbouwgronden onder de gebruikers in het algemeen, en het bijzonder belang van den gebruiker van het overblijvende stuk grond in het bijzonder. Tenslotte is als laatste eisch gesteld, dat geen land mag worden overgedragen, indien zulks tengevolge heeft, dat een of meer andere landgebruikers daardoor ernstig in hun bedrijf zullen worden geschaad. Veilingsvoorwaarden. De eischen waaraan de veilingsvoorwaarden moeten vol doen, zijn le. de verkoopprijs mag niet hooger zijn, dan die, welke door het Pachtbureau voor de veiling zal worden vast gesteld 2e. de verkoopprijs mag niet lager zijn, dan die welke door het Pachtbureau voor de veiling zal worden vast gesteld 3e. uitsluitend door landgebruikers mag aan de veiling worden deelgenomen 4e. de persoon van de toekomstige verkrijger mag een vak kundige beoefening van het bedrijf niet in den weg staan. Door het vereischte, sub 3 vermeld, staat dus vast, dat de kring van de gegadigden zeer beperkt is geworden en wel in het algemeen tot de landgebruikers en zelfs dat niet-landgebruikers niet actief aan de veiling kunnen deel nemen, strikt genomen zelfs niet bij de veiling aanwezig mogen zijn. Voorts is vast komen te staan, dat men ook bij executo- rialen en openbaren verkoop aan een bepaalde maximum- en minimumprijs is gebonden. Uit het feit, dat geen maat staf is aangegeven, waarnaar het Pachtbureau de maximum prijs moet bepalen, kan afgeleid worden, dat het Pacht bureau in deze prijsbepaling meer of minder vrij zal zijn. Het is echter waarschijnlijker, dat ook hier het pacht bureau zich zal houden aan de richtlijnen, gegeven in art. 4 van het uitvoeringsbesluit. Ten slotte zal het pachtbureau in ieder geval de toe stemming tot het houden van een veiling weigeren, indien de veiling betreft een stuk land, afkomstig van een grooter bedrijf, waarvan de goede exploitatie door de veiling van dat betrokken land op ernstige wijze zal worden belemmerd. Uit de uitvoerings-voorschriften mag ons inziens afgeleid worden, dat bij de prijsbepaling voorzit de verkoopprijzen zoodanig te bepalen, dat een normale landbouwer een redelijk bestaan gewaarborgd zij. Dit staat niet met zoo vele woorden in het uitvoeringsbesluit, doch dit is toch wel kennelijk de strekking van de bepaling, dat de verkoop prijs niet belangrijk hooger mag liggen dan de opbrengst- waarde. Verder wijst de bepaling, dat de verkoopprijs niet te laag mag zijn, erop, dat men er voor zal waken, dat de eene landbouwer op veel voordeeliger grondslag kan wer ken dan de andere en dientengevolge op de prijzen een druk zou kunnen uitoefenen. Spreekuren Juridisch Bureau. ALKMAAR Vrijdag 14 Maart 1941 van half elf tot half één in het Landbouwhuis (Jhr. Mr. J. C. Greven). LEEUWARDEN Vrijdag 7 Maart 1941 van tien tot twaalf uur in het Oranje-Hotel (Mr. W. H. Verloop). De „Akte-Kramer". Sinds de vorige opgaaf (opgenomen in de Raiffeisenbode van Mei jl.) hebben zich nog de navolgende Brandver- zekeraars bij de Kramer-overeenkomst aangesloten 1. „Agrippina" Allgemeine Vers. A.G., te Keulen. 2. Algemeene Zeeuwsche Verzekering Mij., te Middel burg. 3. Assurantie Mij. „Brandaris", te Amsterdam. 4. Colonia Kölnische Vers. A.G., te Keulen. 5. Frankfurter Vers. A.G., te Frankfort a/d Main. 6. Gerling-Konzern, Duitsch-Nederlandsche Verzekering- Mij., te Amsterdam. 7. Gothaer Feuerversicherungsbank A.G., te Gotha. 8. Algemeene Verzekering Mij. „Hercules", te Rotterdam 9. Hollandsche Assurantie Mij., te Alkmaar. 10. Iduna-Germania Allgemeine Vers. A.G., te Berlijn. 11. Internationale Unfall- und Schadens-Vers. A.G., te Weenen. 12. Leipziger Feuer Versicherungs-Anstalt, te Leipzig. 13. Mannheimer Versicherungs-Gesellschaft, te Mannheim. 14. Algemeene Verzekering-Mij. „Mars", te Amsterdam.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 6