DENKEN EN DOEN HET IS VAN BELANG 62 DE RAIFFEISEN-BODE dal men van elke wijziging in Besluur of Raad van Toezichl lerslond mededeeling doel aan de Centrale Bank. Gedrukte Jaarverslagen en Balansen, Convocaties enz. Centrale Bank Materiaal-afdeeling De plaats van de coöperatie in de corporatie. Wanneer in een land het corporatieve stelsel wordt in gevoerd, wanneer dus, m.a.w. het maatschappelijk leven of het bedrijfsleven wordt georganiseerd in corporaties, zul len ook de coöperaties daarin een plaats krijgen. Immers de corporatie omvat alles, wat tot een bepaalden bedrijfs tak behoort. De coöperaties kunnen er niet buiten blijven. Heeft het zin om speciaal iets te zeggen over de plaats, die de coöperatie in de corporatie inneemt? Neemt zij niet een plaats in, die precies gelijk is aan die, welke b.v. een naamlooze vennootschap of een willekeurige andere werk gever inneemt? Luister, lezer, naar wat ons hieromtrent gezegd wordt door een schrijver over het corporatieve stelsel, door Prof. M. Mano'ilesco, die in zijn boek ,,Le siècle du corpo ratisme" (De eeuw van het corporatisme) schrijft (bl. 315) „De coöperaties zijn in het geheel niet onvereenigbaar met het corporatieve systeem integendeel, want zij ver tegenwoordigen, precies als het corporatisme, de idee van de economische solidariteit en daar komt nog bij, dat zij evenals de corporaties een middel zijn van de zelfverdedi ging van de kleine producenten, de werklieden en de ver bruikers, d.w.z. van de economisch zwakkeren. De coöperaties kunnen dus niet anders dan worden aan gemoedigd door het corporatisme." En Mano'ilesco haalt in dit verband aan een uitlating van Schulze-Delitsch (tijdgenoot van Raiffeisen en stichter van de coöperatieve Middenstandsbanken in Duitscbland) „De coöperatie, in de geheele kracht en de geheele volheid van haar be ginselen, is de corporatie van de toekomst." Volgens Manoilesco neemt de coöperatie dus wél een bijzondere plaats in de corporatie in. Bijzonder in twee op zichten de coöperatie past bijzonder goed in de corpo ratie en de coöperatie moet door de corporatie bijzonder worden bevorderd. Dit laatste moet echter niet ontaarden, zooals Manoilesco terecht opmerkt, in voogdij. „Men moet vóór alles een te drukkende staatsvoogdij uitsluiten, die aan de coöperatie het karakter van een bevoorrechte en zelfs parasitaire in stelling zou kunnen geven" (bl. 316). Hoe moeten de coöperaties nu worden georganiseerd in het corporatieve systeem? Moeten ze met hun allen een afzonderlijke corporatie vormen? Neen, zegt Manoilesco, de coöperaties oefenen allerlei bedrijven uit, en maakte men een corporatie van alle coöperaties, dan zou men geen bedrijfsgewijze organisatie krijgen. De coöperaties moeten dus met de andere ondernemingen, die tot den zelfden bedrijfstak behooren, worden ingedeeld bij de hiervoor bestemde corporatie. „Hieruit volgt" (aldus Manoilesco, bl. 317) „dat de coöperaties zich kunnen en moeten aansluiten ieder bij de corporatie, waartoe zij be hoort volgens de economische functie, die zij vervult de coöperaties van agrarische producten bij de agrarische corporatie, de verkoopcoöperaties bij de corporatie van den handel, de Boerenleenbanken bij de corporatie van het credietwezen, enz." Is het corporatisme iets nieuws? Het corporatisme is niet bepaald iets van den nieuwsten tijd. Corporaties hebben er al vele eeuwen geleden be staan. De gilden van de Middeleeuwen waren een soort corporaties, al verschillen zij in verschillende opzichten van de corporaties, die het moderne corporatisme zich voorstelt en die in enkele landen verwezenlijkt zijn. De gilden zijn afgeschaft door de Fransche Revolutie, maar de corporatieve idee bleef leven. Reeds Groen van Prinsterer bepleitte herleving van de gilden. In 1891 verhief ook Paus Leo XIII, in zijn encycliek Rerum Novarum („Van nieuwe dingen") zijn stem ten gunste van een nieuwe gilde-orga nisatie. Speciaal van R.K. zijde werd sedert dien aan het corporatieve stelsel groote aandacht besteed. Hieruit vloeide voort de encycliek Quadragesimo Anno („In het veertigste jaar", d.w.z. het veertigste jaar na Rerum Novarum), waarin de gedachte van het corporatieve stelsel opnieuw werd gepropageerd, ditmaal in meer uitgewerk- ten vorm. Deze encycliek was het uitgangspunt voor her nieuwde actie, vooral van R.K. zijde natuurlijk. Maar ook om ons tot ons land te bepalen vele Protestanten hadden belangstelling en sympathie voor de corporatieve idee. Ter voorkoming van misverstand merken wij tot slot nog op, dat bovenstaande uiteenzetting enkel gegeven is binnen het kader van onze taak om onze lezers in te lichten over onderwerpen, die op het Boerenleenbankwezen en op de Coöperatie betrekking hebben. over het treffen van een pensioenregeling voor den Kassier is goed de Centra Ie Bank wil gaarne daarbij van voorlichting dienen, maar dan moet men ten slotte ook komen tot anders bereikt men alleen, dat er geen ouderdoms verzorging voor den Kassier komt, waarbij wij dan maar niet willen „denken" aan de omstandigheden, waarin echtgenoote en kinderen zullen achterblijven, indien hun verzorger komt te vallen.

Rabobank Bronnenarchief

blad 'De Raiffeisen-bode' (CCRB) | 1941 | | pagina 2