DE RAIFFEISEN-BODE
57
Het derde lid opent weer voor binnenschepen de moge
lijkheid voor een belangrijke uitbreiding der gevallen,
waarin een bijdrage in de schade zal kunnen worden ge
geven, daar de Secretaris-Generaal het besluit mede van
toepassing kan verklaren op binnenschepen, die door oor
logsgeweld werden beschadigd buiten de Nederlandsche
grenzen.
De tekst van dit artikelgedeelte geeft aanleiding om te
veronderstellen, dat deze uitbreiding niet geval voor ge
val behoeft te worden gegeven, doch dit voor alle binnen
schepen, die zich buitenlands bevonden, ineens of wel
groepsgewijze kan geschieden.
Ten slotte bevat het vierde lid van art. 1 nog de zeer
voor de hand liggende bepaling, dat niet vergoed zullen
worden schaden
die reeds vergoed worden op grond van de bestaande
wetgeving (b.v. op grond van de oorlogswet, inundatie-
wet), en verder de minder voor de hand liggende be
perking de schaden aan goederen, toebehoorende
aan publiekrechtelijke instellingen (andere dan de
staat).
De vraag, die ons thans gaat bezig houden, is, hoe de
schade wordt bepaald. Voor onroerende goederen en
roerende goederen, tot een bedrijf behoorende of dienende
tot uitoefening van een beroep, bedraagt de schade het
verschil tusschen de waarde van het goed vóór en na de
beschadiging, tenzij de kosten om het goed in den oor-
spronkelijken staat te herstellen, onder aftrek van een
redelijk bedrag voor vernieuwing of verbetering, lager
blijken te zijn, in welk geval die kosten de grondslag voor
de bijdrage zullen zijn. De waarde van het goed wordt
echter niet gesteld op de waarde, die het goed had vlak
vóór de beschadiging, doch op de waarde, die het goed had
op 9 Mei 1940, en wel voor onroerend goed op de nor
male verkoopwaarde op 9 Mei 1940 dier onroerende
goederen en voor roerende goederen (als machines, ge
reedschappen en tot de uitoefening van bedrijf of beroep
dienende goederen, waaronder ook vee) op de boekwaarde,
dit is de kostende prijs, verminderd volgens goed koop-
mansgebruik met de afschrijving in verband met den
ouderdom van het goed. De boekwaarde zal echter nim
mer lager worden gesteld dan de prijs, die per 9 Mei 1940
voor de goederen had kunnen worden bedongen.
Voor bedrijfs- en handelsvoorraden wordt de waarde
zonder meer vastgesteld op de inkoopsprijs, dus ongeacht
of de werkelijke waarde op 9 Mei 1940 veel hooger was.
Bovendien wordt niet vergoed de schade, geleden aan de
handels- of bedrijfsvoorraad, indien en voorzoover deze
voorraad de normale voorraad van het bedrijf te boven
ging. Had dus b.v. een bedrijf een voorraad van 100.000,
inkoopsprijs, terwijl, gezien de op het tijdstip, dat de
schade werd geleden bestaande omstandigheden, volgens
goed koopmansgebruik een voorraad van 20.000,- in
koopsprijs normaal en redelijk kon worden geacht, dan
wordt slechts een schade van 20.000,vergoed.
-K
Voor huisraad, waaronder ook te rekenen lijfsgoederen
en verbruiksvoorraden, wordt een geheel ander systeem
toegepast. Voor deze schaden wordt aan de belanghebben
den een zoodanige vergoeding toegekend, zulks ongeacht
de werkelijke schade, dat zij, gezien de kring waarin zij
leven, zich het noodige huisraad en lijfskleeding kunnen
aanschaffen. Voor de vaststelling dezer bedragen is een
bepaalde objectieve maatstaf, en wel de huurwaarde, waar
naar de betrokken woning in de personeele belasting is
aangeslagen, dan wel de grootte van het binnenschip. De
te geven vergoeding houdt in geen geval rekening met de
waarde van schilderijen, verzamelingen, juweelen, gelds
waarden.
Hoe wordt de bijdrage uitbetaald?
De bijdragen worden uitbetaald aan de eigenaars van de be
schadigde of verloren gegane goederen, hetzij rechtstreeks,
hetzij door tusschenkomst van de Stichtingen Herstel. Dit
wil echter niet zeggen, dat de uitbetaling ook terstond na
de vaststelling van het schade-bedrag plaatsvindt.
Bijdragen in de schade voor onroerende goederen.
De vastgestelde schade wordt niet terstond uitbetaald,
doch ingeschreven in het Grootboek voor den Wederop
bouw, ten name van den gerechtigde. Deze inschrijvingen
dragen 4°/o rente vanaf den dag volgende op dien, waarop
de schade is ontstaan gedurende een periode van hoogstens
5 jaar voor schadegevallen in de gemeente Rotterdam en
Middelburg en in alle overige gemeenten gedurende ten
hoogste 3 jaren. De duur waarover de rente wordt vergoed
kan dus op minder dan 5 resp. 3 jaren worden gesteld.
De inschrijvingen en de rente daarvan kunnen niet wor
den vervreemd, verpand of in beslaggenomen, en blijven,
ingeval van faillissement van den gerechtigde, buiten-faillis-
sement, zulks voor zoover de verordening niet anders be
paalt of door den Algemeen Gemachtigde voor den
Wederopbouw, volgens nader door de Secretarissen-
Generaal van de Departementen van Financiën en Justitie
vast te stellen regels, in bijzondere gevallen niet anders
wordt beslist.
Hypotheekhouders mogen op de hoofdsom van de in
schrijvingen geen verhaal uitoefenen. Wel wordt bij de in
schrijving een aanteekening gesteld der hypotheken en/of
andere zakelijke rechten, die op het onroerend goed rus
ten. Op de rente der inschrijvingen hebben hyptheekhou-
ders wel verhaal, volgens regels door den Secretaris-Gene
raal van het Departement van Financiën op te stellen, doch
tot ten hoogste drie-vierde gedeelte der op de inschrijving
verschuldigde rente. Het bedrag aan rente, dat niet noodig
is ter bevrediging van de hypotheekhouders, wordt aan
den gerechtigde uitbetaald.
Voor hypotheekhouders en crediteuren is deze regeling
niet erg bevredigend. Zoolang het onroerend goed niet
herbouwd is, blijft het object, waarop hypotheekhouders
zich een speciaal verhaalsrecht hadden bedongen, aan hun
verhaal onttrokken, terwijl voor de gewone crediteuren
aan den boedel onttrokken wordt het bedrag van de toe
gekende bijdrage. Hypotheekhouders hebben echter de
bevoegdheid de inschrijving in het Grootboek op hun naam
te doen overschrijven, indien de schade-gerechtigde of
een derde niet binnen 5 jaren, resp. drie jaren, tot herbouw
is overgegaan, zulks echter onder de verplichting zelf te
herbouwen.
In art. 15 en 16 worden nog een tweetal mogelijkheden
geopend om de inschrijving opeischbaar te maken. De
eerste methode is, dat de rechthebbende een overeenkomst
met een derde sluit, waarbij deze derde de bouwverplich-
ting van den gerechtigde overneemt. Bij deze overeenkomst
moeten tevens de rechten van de hypotheekhouders en
andere zakelijke rechten zijn geregeld. De Algemeen Ge
machtigde moet deze overeenkomst goedkeuren, doch kan
dit uitsluitend doen, indien voldoende zekerheid bestaat,
dat volgens goedgekeurde plannen wordt herbouwd.
De tweede mogelijkheid is, dat de gerechtigde van
iemand, die onverplicht heeft gebouwd, binnen het kader
van het Wederopbouwplan in een bepaalde gemeente, een
z.g. bouwbewijs overneemt. Deze bouwbewijzen geven aan
tot welk bedrag de inschrijving uitbetaald kan wor
den. Let wel „kan" uitbetaald worden, want de Algemeen
Gemachtigde is bevoegd de uitbetaling te weigeren, indien
naar zijn oordeel, het algemeen belang van herbouw van
het onroerend goed, waarvoor de bijdrage werd gegeven,
zwaarder weegt, dan het belang van den gerechtigde.